Cultuur2 Basisboek voor cultuuronderwijs
Hoofdstuk 1 – Cultuur, wat is dat?
Het begrip cultuur heeft verschillende betekenissen:
- Wat mensen maken en doen (cultuur tegenover natuur);
- De manier waarop een groep mensen dingen doet (de Franse cultuur,
stedelijke cultuur, sportcultuur);
- De kunsten (dans, theater, muziek, enz.);
- Filosofe, godsdienst, geschiedenis (kunst en cultuur; het cultureel
supplement bij de krant);
- … en wellicht nog meer, zoals een kweek van micro-organismen in de
biologie.
1.1 Cultuur-in-brede-zin
Je gebruikt je geheugen om een vorm te geven aan de werkelijkheid. Je beschikt
over een geheugenbibliotheek, en die gebruik je dag in, dag uit. In die bibliotheek
ligt alles opgeslagen wat je weet: je kennis van gebeurtenissen, voorwerpen, taal,
hoe je dingen moet doet. Alles wat je tegenkomt verbind je met je
geheugenbibliotheek, omdat je er pas grip op krijgt als je wat je waarneemt kunt
koppelen aan wat je al weet. Herken je iets niet, dan kun je dus geen koppeling
leggen met je bibliotheek en moet je extra moeite doen
Die wisselwerking tussen wat we tegenkomen in de werkelijkheid en onze
geheugen-bibliotheek noemen we cultuur.
Voor cultuur-in-brede-zin zijn drie dingen nodig:
1. Mensen met een geheugen
Dit geheugen, dat persoonlijk maar ook gemeenschappelijk is, kan op
allerlei manieren zijn opgeslagen: in je eigen hoofd, in taal, in gebruiken, in
regels en wetten, enz.
2. Een werkelijkheid
Deze wijkt altijd enigszins af van wat je al weet. We zouden de
werkelijkheid dus kunnen omschrijven als: ‘wat niet samenvalt met je
geheugen’.
3. De vaardigheden
Die stellen je in staat je geheugen op het juiste moment op de juiste
manier te gebruiken om de steeds veranderende werkelijkheid vorm en
betekenis te geven.
1.2 Basisvaardigheden
Het geheugen kan op vier manieren ingezet worden om de veranderende
werkelijkheid vorm en betekenis te geven. Met je geheugen kun je: waarnemen
– verbeelden – conceptualiseren – analyseren
Voorbeeld: een steen
1. Je herkent iets wat je ziet liggen als een steen (waarnemen);
2. Je stelt voor wat je met de steen zou kunnen doen: hoe je van deze steen
een bijl of een beeldje kan maken (verbeelden);
, 3. Het woord en het abstracte begrip ‘steen’ stellen je in staat over de steen
te spreken, te schrijven en te denken (conceptualiseren);
4. Als je de structuur van de steen analyseert, ontdek je dat hij bestaat uit op
elkaar geperste materialen, zoals klasten en kristallen (analyseren).
1.2.1 Vaardighedenschema
De vierbasisvaardigheden kunnen ook in een systematische
manier met elkaar verbonden worden. De samenhang is
ook belangrijk om in te zien hoe verschillende vormen van
cultuuronderwijs zicht tot elkaar verhouden en samen een
systematisch geheel vormen.
Accommoderen = aanpassen aan de omgeving
Assimilatie = de omgeving past aan
De ronde pijlen in het midden van het schema geeft de
chronologische volgorde aan waarin de vaardigheden
meestal gebruikt worden. Bij waarneming en analyse past
het geheugen zich aan de werkelijkheid aan; bij
verbeelding en conceptualisering wordt vanuit het
geheugen de werkelijkheid aangepast.
1.2.2 Vaardighedencirkel
De vaardighedencirkel is een praktisch middel dat is
ontworpen om leerkrachten te helpen bij het grip krijgen
op de vier cognitieve basisvaardigheden.
In het schema hiernaast zijn voor ieder van de vier
basisvaardigheden ook een aantal deelvaardigheden
opgenomen. Dit kan houvast bieden bij het ontwerpen of
aanpassen van je cultuuronderwijs.
1.3 media: dragers van cultuur
Onze herinneringen, die een voorwaarde zijn voor
cultuur, zweven niet in het luchtledige. We onderscheiden vier typen dragers of
media, waarin herinneringen kunnen worden gemaakt en opgeslagen:
1. Herinneringen die vastgelegd zijn in ons lichaam: weten hoe iets eruitziet,
of klinkt, of hoe je iets doet. Dat kunnen ook emoties en gevoel zijn –
betekenis zonder woorden.
2. Herinneringen die vastgelegd zijn in voorwerpen (bijvoorbeeld de fets, een
verkeersbord, mes en vork of een gebouw).
3. Herinneringen die zijn vastgelegd in taal (bijvoorbeeld in een verhaal, een
aanwijzing, een voorschrift of een verslag).
4. Herinneringen die zijn vastgelegd in een grafsche vorm (bijvoorbeeld een
tekening, een grafek of een schema).
De media of dragers van cultuur maken het mogelijk om herinneringen op te
slaan en met elkaar te delen. Het begrip medium heeft
hier dus een iets andere betekenis dan wanneer we het
hebben over de krant, de radio of het internet als media.