Samenvatting klinische psychologie 3
Bevat: Thema’s 1-3 Brightspace inclusief bijlagen + Boek hoofdstuk 1, 2, 3 t/m 15
1. Het beroep van de psycholoog
In 1896 richtte Lightner Witmer als eerste een psychologische kliniek op,
waarmee dit jaar gezien wordt als het geboortejaar van de klinische psychologie.
In 1941 werd de klinische psychologie in Nederland een zelfstandige studie en
vanaf de jaren zeventig is men in de klinische psychologie bezig met
beroepsvorming en professionalisering.
Sinds 2014 wordt de ggz in Nederland onderscheiden in vijf onderdelen: de nulde
lijn, huisartsenzorg met ggz-ondersteuning de generalistische basis GGZ, de
specialistische GGZ en langdurige zorg. Onder de nulde lijn valt het versterken
van zelfredzaamheid door anonieme modules, preventie vanuit de gemeente en
sociale wijkteams. De huisarts zorgt met de POH-GGZ (basispsycholoog of hbo-er
opgeleid tot POH) voor opvang, begeleiding en behandeling van cliënten met de
meest voorkomende psychische problemen met of zonder DSM-diagnose. De
gbGGZ is aangewezen voor cliënten met matige tot ernstige problematiek van
geen tot geringe complexiteit of voor nazorg, ondersteuning en terugvalpreventie
(door basis- en GZ-psychologen). Er zijn vier trajecten: kort, middel, intensief of
chronisch. De sGGZ is bedoeld voor de behandeling van cliënten met ernstige,
complexe problematiek of bij risico op ernstige verwaarlozing, decompensatie,
suïcide, kindermishandeling of automutilatie. De langdurige GGZ is aangewezen
als iemand langer dan drie jaar in behandeling is bij een GGZ-instelling. Dan geldt
de WLZ (Wet Langdurige Zorg), waarvoor een indicatie via de zorgkantoren nodig
is. Volgens de Jeugdwet zijn gemeentes verantwoordelijk voor de ondersteuning
en psychische zorg voor kinderen. Volgens de WMO (Wet Maatschappelijke
Ondersteuning) zijn gemeentes verantwoordelijk voor de ondersteuning van
mensen die zelfstandig of beschermd wonen. Volgens de Zorgverzekeringswet
(ZVW) zijn de zorgverzekeraars verantwoordelijk voor medische en
psychologische zorg en thuisverpleging.
De term psycholoog is geen beschermde titel. De Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg (Wet BIG, 1993) richt zich op de kwaliteit van de
gezondheidszorg met als doelen het bevorderen van de kwaliteit van de
beroepsuitoefening en de bescherming van de cliënt tegen ondeskundig en
onzorgvuldig handelen. De gz-psycholoog en de psychotherapeut zijn sinds 1998
in de Wet BIG opgenomen als registerberoep hebben daarmee een beschermde
titel. De registerberoepen worden artikel 3-beroepen genoemd. Voor deze
beroepen kent de Wet BIG regelingen: wettelijke registratie in het BIG-register,
titelbescherming, wettelijk voorgeschreven opleidingseisen, periodieke
registratie/herregistratie, wettelijk tuchtrecht en voorbehouden handelingen. De
gz-psycholoog kan zich specialiseren tot klinisch psycholoog of klinisch
neuropsycholoog. Opname in de Wet BIG heeft de opleidingsstandaard verhoogd,
gezorgd voor emancipatie ten opzichte van andere disciplines (psychiater, arts)
en voor een eigen gezicht van de gz-psycholoog. De PGzPt (Federatie
Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten) is het overkoepelende
orgaan voor de psychologische beroepen die onder de Wet BIG vallen. De
hoofdtaken van de FGzPt zijn opleiding en erkenning (College specialismen
gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten) en registratie en toezicht
,(Commissie registratie en toezicht). De opleidingsraad adviseert zowel het
college als de commissie. Van de FGzPt zijn vier verenigingen/instituten lid: Het
Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), De Nederlandse Vereniging voor
Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), De Nederlandse Vereniging voor
Psychotherapie (NVP) en De Nederlandse Vereniging voor
Gezondheidspsychologen en haar specialismen (NVGzP). Het NIP is een algemene
psychologenvereniging en een representatieve vertegenwoordiger van de
beroepsgroep. Een psycholoog NIP is lid van de beroepsvereniging NIP, heeft een
universitair diploma psychologie, heeft minstens 1440 uur werkervaring als
psycholoog en houdt zich aan de beroepscode.
De GGZ is opgedeeld in 2 segmenten; de generalistische basis-ggz voor
kortdurende behandelingen van minder complexe psychische problemen en de
gespecialiseerde ggz. Eerst mochten in de gespecialiseerde ggz alleen een
psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut hoofdbehandelaar zijn. Sinds
het Kwaliteitsstatuur GGZ van 2017 kan de gz-psycholoog regiebehandelaar zijn,
mits er specialisten bij de behandeling betrokken zijn. De gz-psycholoog hoeft
zich niet te schikken naar andere behandelaren en is verplicht de eigen
professionele verantwoordelijkheid te nemen.
2. Competenties van de psycholoog
In de psychologie wordt gewerkt met het CANMEDS-model dat zeven
competentiegebieden onderscheidt.
De gz-psycholoog is een generalist en behandelt niet primair
persoonlijkheidsproblematiek en meervoudige diagnoses. Het CanMEDS-model is
het uitgangspunt voor alle medische vervolgopleidingen in Nederland, zo ook
voor het competentieprofiel van de gz-psycholoog. Het gebruik van ditzelfde
model voor verschillende beroepen draagt bij aan de samenwerking door een
eenduidig begrippenkader. In het CanMEDS-model zijn zeven
competentiegebieden geformuleerd; medisch/psychologisch handelen,
communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen,
organisatie en professionaliteit. Bij het competentiegericht opleiden (CGO)
onderscheidt men 4 opklimmende niveaus; weten, weten hoe, tonen hoe en
doen. Er wordt gewerkt met kenmerkende beroepssituaties (KBS). De PIOG houdt
een portfolio bij; een map met een inventarisatie van persoonlijke competenties
onderbouwd met bewijzen.
3. Diagnostiek
Bij psychodiagnostiek werkt de psycholoog volgens de diagnostische cyclus met
onderzoeksvragen en hypothesen. Psychodiagnostisch onderzoek komt het beste
uit de verf wanneer er vanuit collaboratieve psychodiagnostiek (Fischer, 2000)
samengewerkt wordt, niet gericht op classificaties of diagnosen, maar op de
cliënt in zijn context en uitmondend in een persoonlijk op de cliënt afgestemde
rapportage. Bij het gebruik van psychologische meetinstrumenten is er het
onderscheid tussen klachtgericht onderzoek, intelligentieonderzoek,
persoonlijkheidsonderzoek en neuropsychologisch onderzoek.
Begrippen:
Diagnostiek is het proces om de aard en de ernst van de problematiek te
exploreren en doorgronden. Diagnostiek is een klinische activiteit in de
, spreekkamer leidend tot een beschrijvende diagnose en een
behandelindicatie.
Psychodiagnostiek is een specificering van het begrip diagnostiek en
betreft psychologisch onderzoek waarbij behalve het klinisch oordeel ook
gebruik gemaakt wordt van gestandaardiseerde meetinstrumenten.
Psychodiagnostiek betreft specifiek de diagnostiek van psychische
functies. Psychodiagnostiek gaat verder dan testen afnemen en scoren;
het plaatst uitkomsten van het onderzoek in een breder perspectief
teneinde hypothesen te genereren.
Classificatie is het systematisch identificeren van klachten en symptomen
binnen een classificatiesysteem.
Testonderzoek is het systematisch verkrijgen van informatie ten behoeve
van diagnostiek met behulp van meetinstrumenten; het gebruik van
psychologische tests.
Psychologisch onderzoek is enerzijds de onderzoeksactiviteit en anderzijds
hetzelfde als psychodiagnostiek.
We weten dat het klinisch oordeel nogal te wensen overlaat. Het kan verbeterd
worden door het proces van diagnostiek te systematiseren; duidelijke hypothesen
opstellen, op basis van hypothesen toetsbare voorspellingen formuleren,
instrumenten kiezen, toetsingscriteria formuleren, afname en verwerking,
evaluatie op basis van resultaten. Multimethodische psychodiagnostiek met
multiple instrumenten wordt geadviseerd. Berghuis beschrijft vanuit het
multimethodische en multiconceptionele perspectief drie richtlijnen voor het
samenstellen van een onderzoeksprotocol: werk vanuit een geïndividualiseerde
vraagstelling in samenwerking met cliënt en aanvrager, kies relevante
functiedomeinen en theoretische modellen voor de beantwoording van de
vraagstelling, minimaliseer de negatieve impact van tekorten in betrouwbaarheid
en validiteit van meetinstrumenten door te variëren in aard van instrumenten en
onderzoeksmethoden. In de neuropsychologie worden de volgende cognitieve
domeinen onderscheiden: geheugen en leren, executief functioneren, aandacht
en snelheid van informatieverwerking, praxis en motorisch functioneren, taal,
perceptie en algeheel cognitief functioneren. Het psychodiagnostisch proces kent
de aanmeldingsfase, de uitvoeringsfase, de integratiefase en de adviesfase. De
aanmeldingsfase bestaat uit een analyse van de samenwerking en de aanvraag,
een analyse van de hulpvraag en een vooruitblik naar het onderzoeksplan. De
manier waarop het onderzoek in samenwerking met de cliënt vorm krijgt noemen
we collaboratieve psychodiagnostiek. Uit onderzoek blijkt dat dit leidt tot een
significante afname van psychische symptomen, een verbetering van de
behandelrelatie en positief effect op het behandelbeloop. Indien mogelijk wordt
ook de aanvrager van het onderzoek betrokken. Beïnvloed door de collaboratieve
psychodiagnostiek van Fischer, heeft Finn de methodiek therapeutic assesment of
therapeutisch psychologisch onderzoek (TPO) geïntroduceerd. Het TPO-model
geeft de psycholoog handvatten vanuit een therapeutische, empathische
grondhouding de cliënt bruikbare informatie te verschaffen om veranderingen in
zijn leven aan te brengen. Vanuit een meta-analyse van Poston en Hanson blijkt
dit positieve klinische effecten te hebben en verdient psychologisch assessment
met feedback een plaats in een kortdurende behandeling die op zichzelf als
minibehandeling kan worden gezien. De resultaten van de meta-analyse wijzen
erop dat een hoge mate van samenwerking tussen clinicus en cliënt leidt tot een
afname van psychische symptomen, verbetering van de behandelrelatie en een