WEEK 3 | INLEIDING BURGERLIJK RECHT
Te bestuderen stof: J.H. Nieuwenhuis, Hoofdstukken vermogensrecht, Nakoming en niet-nakoming nrs.
5.1-5.3 en nrs. 6.1-6.6
§6 NAKOMING EN NIET-NAKOMING (5.1-5.3, 6.1-6.6)
De teleurgestelde schuldeiser zal zich bezinnen op zijn juridische mogelijkheden. in algemene zin zijn dat er vier: (1) nakoming, (2)
opschorting van de eigen prestatie, (3) ontbinding van de overeenkomst en (4) schadevergoeding.
Verbintenissen moeten worden nagekomen. De nakomingsproblemutiek kan in twee componenten worden ontleed. In de eerste plaats
is er de afdwinging in rechte. Deze component komt aan de orde in titel 3.11 (rechtsvorderingen). In de tweede plaats is er de
inhoudelijke kant. Deze component is geregeld in afdeling 6.1.6 (nakoming van verbintenissen). Tot nakoming zal de schuldenaar in
principe steeds worden veroordeeld, maar voor de andere rechtsmiddelen stelt de wet nadere eisen. Het strengst zijn de eisen voor
schadevergoeding: daartoe is ook nodig dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend, anders gezegd, dat zij
niet het gevolg is van overmacht. Het hangt van de omstandigheden van het geval af welk van deze wapens de schuldeiser precies
kan - en wil- hanteren. Sommige mogelijkheden kunnen met elkaar worden gecombineerd, andere sluiten elkaar uit.
HOOFDSTUK V: Nakoming
5.1 Inleiding
Wanneer A aan B een auto verkoopt voor €5000, ontstaan uit deze overeenkomst twee
(hoofd)verbintenissen. Waarbij A en B zowel schuldenaar als schuldeiser zijn. Een verbintenis beoogt in de
regel haar eigen ondergang. Zij is gericht op nakoming van de prestatie waartoe zij verplicht. Is de
verplichting nagekomen, dan nemen de beide verbintenissen een einde.
5.2 Betaling; door wie?
Er zijn twee belangrijke vragen:
Wie kan door de schuldeiser worden gedwongen de verschuldigde prestatie te verrichtten?
A en C maken beiden een verkeersfout waardoor B een schade lijdt van €2000. B kan zowel A als C
aanspreken tot betaling van de €2000 (art. 6:102 jo art. 6:7 lid 1). Betaalt een van beiden, dan is de ander
bevrijd (art. 6:7 lid 2).
Met wiens prestatie moet de schuldeiser genoegen nemen?
A koopt van B een schilderij van €10.000. C maakt €10.000 over aan B. Moet B genoegen nemen met de
betaling door C en verliest B aldus zijn vorderingsrecht op A? Art. 6:30 lid 1: “Een verbintenis kan door een
ander dan de schuldenaar worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet.”
Betaling van €10.000 door C aan B heeft tot gevolg dat B zijn aanspraak jegens A verliest. Althans,
wanneer C handelde met de bedoeling A’s schuld te voldoen. Wie andermans schuld voldoet, ten onrechte
in de mening dat het een eigen verplichting betreft, kan het betaalde als onverschuldigd terugvorderen (art.
6:203). Niet steeds behoeft de schuldeiser genoegen te nemen met nakoming door een derde. Het is
mogelijk dat inhoud of strekking van de verbintenis zich daartegen verzet.
5.2 Betaling; aan wie?
Er zijn twee belangrijke vragen:
Wie kunnen de schuldenaar tot betaling dwingen?
1. Aan de schuldeiser (behoudens het geval besproken onder 2b)
2. a. Naast de schuldeiser is bevoegd tot inning van de betaling degene die daartoe van de schuldeiser
volmacht heeft gekregen
b. In plaats van de schuldeiser is bevoegd tot inning van de betaling bij voorbeeld de wettelijk
vertegenwoordiger van een handelingsonbekwame
Betaling aan welke personen heeft tot gevolg dat de schuldenaar van zijn betalingsverplichting wordt
bevrijd?
1. “A heeft jegens de minderjarige B een onrechtmatige daad gepleegd (schade €500). A heeft dit bedrag
uitgekeerd aan B.” Art. 6:31: betaling aan een onbekwame schuldeiser bevrijd de schuldenaar, voor
zover het betaalde de onbekwame tot werklijk voordele heeft gestrekt of in de macht is gekomen van
diens wettelijke vertegenwoordiger.
, 2. “A betaalt aan B hetgeen hij verschuldigd is aan C. Hoewel B niet bevoegd was de betaling voor hem in
ontvangst te nemen, verklaart C zich akkoord met de betaling aan B.” Art. 6:32: betaling aan een ander
dan de schuldeiser of dan degene die met hem of in zijn plaats bevoegd is haar te ontvangen, bevrijdt
de schuldenaar, voor zover degene aan wie betaald moest worden de betaling heeft bekrachtigd of
erdoor is gebaat.
3. “A betaalt aan B hetgeen hij verschuldigd is aan C. B, die niet bevoegd was de betaling in ontvangst te
nemen, heeft het ontvangen overgedragen aan C.” Zie art. 6:32. Degene aan wie betaald moest worden
is door de betaling gebaat. Gebaat is de rechthebbende wanneer het betaalde in zijn vermogen is
gevloeid. Deze maatschap is aanmerkelijk ruimer dan ‘tot werkelijk voordeel strekken’ uit art. 6:31.
4. “A betaalt aan B hetgeen hij verschuldigd is aan C. C heeft het jegens A doen voorkomen alsof B door
hem (C) was gemachtigd de betaling in ontvangst te nemen.” Art. 3:61 lid 2: tegen iemand die op grond
van verklaringen of gedragingen van het pseudo-volmachtgever op redelijke gronden mocht aannemen
dat een volmacht tot inning van de betaling was verleend, kan op de onjuistheid van deze
veronderstelling geen beroep worden gedaan. A’s betaling aan B is hier dus bevrijdend.
5. “A is aan B €10.000 verschuldigd uit hoofde van geldleen. B heeft zijn vordering op A geleverd aan C.
De levering is conform art. 3:94 medegedeeld aan A. A betaalt €10.000 aan C. Het blijkt dat de titel die
ten grondslag lag aan de levering van de vordering van meet af aan nietig was.” Art. 6:34: A kan zich
op het standpunt stellen dat hij jegens B is bevrijd, aangezien hij op redelijke gronden heeft
aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was.
HOOFDSTUK VI: Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming door de schuldenaar
6.1 Inleiding
A koopt van B tien wasautomaten ten behoeve van een door A op 15 mei te openen zelfbedieningswasserij.
A en B hebben afgesproken dat levering zal plaatsvinden op 14 mei. Op deze datum blijft levering van de
wasautomaten echter achterwege.
De schuldeiser (A) kan uit verschillende vorderingen kiezen:
Art. 3:296 A kan nakoming vorderen van de op B rustende verplichting
Art. 6:74 A kan vervangende schadevergoeding vorderen (i.p.v. nakoming)
Art. 6:262 A is bevoegd nakoming van zijn verplichting tot betaling van de koopprijs op te schorten.
Art. 6:265 A kan de overeenkomst met B ontbinden
Art. 6:277 Als A ontbinding van de met B gesloten overeenkomst verkiest, kan hij, naast teruggave
van het door hem reeds gepresteerde, aanvullende vergoeding van schade vorderen
Voor welke vordering een schuldeiser ook kiest, hij kan volgens art. 6:89 geen beroep meer doen op een
gebrek in de toegezegde prestatie, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of
redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
6.2 Nakoming
I. A verkoopt aan B een partij oude plavuizen, te leveren op 1 augustus.
II. A verkoopt aan B een huis, te leveren op 1 augustus.
Als A zijn verplichting niet nakomt, zal hij op vordering van B door de rechter tot nakoming worden
veroordeeld (art. 3:296). Een andere vraag is of, en zo ja, hoe deze vonnissen kunnen worden ten uitvoer
gelegd. Laat de wet hier reële executie toe? Reële executie is het zonder A’s medewerking verkrijgen van
datgene waar B recht op heeft. Ten aanzien van beide situaties is dat het geval.
De deurwaarder neemt de plavuizen onder zich en geeft ze vervolgens af aan B (art. 491 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering). De levering in de vorm van bezitsverschaffing die vereist is voor overdacht via
vrijwillige nakoming (art. 3:90) wordt hier vervangen door de executie (art. 3:297).
Hoe wordt B eigenaar van het door hem gekochte huis? Vrijwillige nakoming zou inhouden dat A
medewerking verleent aan het opmaken van een notariële akte, die vervolgens wordt ingeschreven in de
openbare registers (art. 3:89). Wat, indien A de gang naar de notaris blijft weigeren? Hierin voorzien de
artikelen 3:300 en 3:301. Op vordering van B kan de rechter bepalen dat zijn vonnis dezelfde kracht heeft
als de notariële akte. Inschrijving in de openbare registers van dit vonnis heeft tot gevolg dat de eigendom
van het huis overgaat op B.