Alles dat roodgekleurd, dikgedrukt + onderstreept is, zijn belangrijke termen.
1. Introductie
Uitgangspunten van de biologische psychologie
• De mens is ‘een beschreven blad’. Al bij de conceptie wordt de erfelijke bagage, het DNA, van
een mens vastgelegd. Deze bepaalt of beïnvloedt – daarover lopen de opvattingen binnen
deze stroming uiteen – de gedragsmogelijkheden van de mens. (Rigter, 2014).
• Gedrag en gedachten, emoties en motieven hangen altijd samen met biologische processen
in het lichaam. Zo kan gedrag worden veroorzaakt door een virus, een erfelijk gen, een
celafwijking, en een teveel of tekort aan hersen- en lichaamsstofjes zoals neurotransmitters
en hormonen (Rigter, 2014).
• De hersenen zijn het belangrijkste orgaan bij het sturen van gedrag, gedachten, emoties enz.
Zonder hersenen is gedrag onmogelijk (Rigter, 2014).
• Mensen zijn het product van een langdurige evolutionaire geschiedenis. Gedrag van mensen
kan begrijpelijk gemaakt worden door het te plaatsen binnen de evolutie (Rigter, 2014).
,Uitgangspunten van de evolutionaire psychologie
• Hersenen zijn, net als alle andere onderdelen van het lichaam, de uitkomst van een
evolutionair proces.
• Daaruit volgt dat, al is iedereen uniek, ieders geest ook kenmerken heeft die terug te vinden
zijn bij alle andere mensen. Deze worden d.m.v. natuurlijke selectie (zie Darwins theorie)
doorgegeven van generatie op generatie omdat ze helpen bij overleving dan wel
voortplanting.
• Deze universele kenmerken van de menselijk geest, psychologische adaptaties (=
aanpassingen) genoemd, zorgen ervoor dat onze gedragsmogelijkheden (die in theorie
oneindig zijn) gereduceerd worden tot een beperkt aantal acties.
• Psychologische adaptaties zijn complex, bestaan uit verschillende onderdelen, zijn
functioneel gespecialiseerd en bovendien talrijk, snel, automatisch en onbewust! (Van der
Linden p. 86) Massive modularity hypothesis: The min is a “a collection of instincts adapted
for solving evolutionarily significant problems - the mind as a Swiss Army knife” (Pinker,
1994).
• Denk bijv. aan snel en gepast reageren op bijvoorbeeld een slang of op een mogelijk
ontrouwe partner. Of de gevoelens van zorg die worden opgewekt door baby’s en jong
dieren.
Kritiek op de evolutionaire psychologie
• Star, alsof alles om aangeboren instincten draait
• Niet te toetsen, het zijn verklaringen achteraf
• Politieke agenda? Seksistisch?
o Naturalistic fallacy: het idee dat men wat men in de praktijk aantreft, ook juíst vindt
• Te veel nadruk op genen. Nog te weinig kennis van epi-genetica: het tot expressie komen van
genen in samenspel met de omgeving.
Hersencellen
Ons brein is een zachte klomp hersencellen, héél veel cellen!
• Neuronen → naar schatting ca. 80 miljard
• Gliacellen (cellen die in het zenuwstelsel voorkomen en de neuronen verzorgen) → ongeveer
evenveel
2. Opbouw en werking van het brein (1)
Neurale correlaten
Neurowetenschappers zoeken naar neurale correlaten. Neuraal verwijst naar hersencellen en
zenuwen. Correlaat naar onderling gerelateerd. De vraag is: Welke neuronen/circuits/processen in de
hersenen zijn verantwoordelijk voor welke ervaringen en gedragingen? M.a.w.: Welke hersenactiviteit
komt overeen met en is nodig om een bepaalde ervaring te produceren? Bijvoorbeeld: Welke
gebeurtenissen moeten er in de hersenen plaatsvinden om bewustzijn teweeg te brengen?
, Problemen
1. Hoe definieer je een ervaring/proces/gedrag? Bijv. geluk, schaamte, herinnering, bewustzijn,
muziekbeleving? Onderzoeken leveren vaak verschillende resultaten op omdat de gebruikte
definities anders waren.
2. Waarom zou het op één plek zitten? Waar ‘zit’ volgens jou het
licht? Eén locatie of netwerk? Netwerk is veel ingewikkelder om
te onderzoeken. Klein onderdeel kan essentiële functie hebben.
3. Wat betekent activiteit in een gebied? Kan stimulerend of
remmend zijn! Wat betekent het verschil tussen veel en weinig
activiteit? Wat betekent dezelfde activiteit, maar in combinatie
met andere delen? Is activiteit in gebied A in combinatie met
gebied X hetzelfde als in combinatie met gebied Y? Zelfde
ervaring? Is boterham met kaas of boterham met jam dezelfde
boterham? Ja en nee..
4. Waarom zou het bij iedereen op dezelfde manier georganiseerd
zijn? En permanent terug te zien zijn in de hersenen?
Taal bij vrijwel iedereen gelijk maar ook verschil: linkshandig/rechtshandig. Toontalen en niet-
toontalen. Moedertaal of niet. Muziekbeleving: hangt sterk af van persoonlijke ervaring.
5. Hoe kun je een ervaring/proces/gedraging geïsoleerd onderzoeken? Bijv. begrip van
grammatica? Hoe maak je een test die alleen dit meet en niet ook nog iets anders?
6. Van praktische aard:
a. Vaak kleine onderzoeksgroep
b. Ethische bezwaren
c. Ecologische validiteit
d. Soms geen diermodellen mogelijk (bv. bij taal)
e. Technische beperkingen
Samengevat
• Het kan moeilijk zijn om een ervaring/gedraging eenduidig te definiëren.
• Een ervaring/gedraging ‘zit’ vaak niet op maar één plek.
• Het is lang niet altijd bekend wat activiteit in een bepaald hersengebied betekent.
• De hersenen zijn mogelijk niet bij iedereen hetzelfde ‘georganiseerd’.
• Het kan moeilijk zijn om een ervaring/gedraging geïsoleerd te onderzoeken.
• Er kunnen praktische problemen zijn die het onderzoek naar een ervaring/gedraging moeilijk
maken.
Kortom
De vraag welke neuronen/circuits/processen in de hersenen verantwoordelijk zijn voor welke
ervaringen en gedragingen is niet eenvoudig te beantwoorden!
Het zenuwstelsel
• Het centrale zenuwstelsel (CZS) → brein samen met ruggenmerg
• Perifere zenuwstelsel → zenuwen buiten het CZS. Onder te verdelen in:
o Het somatische zenuwstelsel → neuronen die informatie vanuit de zintuigen naar het
CZS en van daaruit naar spieren en klieren sturen.
o Het autonome zenuwstelsel → controleert het hart en andere organen. Onder te
verdelen in:
▪ Het sympathische zenuwstelsel
▪ Het parasympathische zenuwstelsel