Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkracheen
T. van Lieshoue & R. van Deeh
H1: Inleiding
Hoofdvraag boek: ‘Hoe kun je met de mogelijkheden en beperkingen van dit kind in deze specifeke
situate zijn functoneren optmaliseren?’
9 typen problemen voorkomend in de onderwijspraktjk
1. ADHD
2. ADD
3. ODD
4. CD
5. ASS
6. Internaliserende problemen
- Angsten en stemmingsstoornissen
- Faalangst
- Hechtngsstoornissen
7. Borderline-persoonlijkheidsstoornis/emoteregulatestoornis
8. Non-verbal Learning Disability
9. Syndroom van Asperger, PDD-NOS, MCDD
3 hypotheses over de relate leer- en gedragsproblemen
1. Leerproblemen kunnen tot gedragsproblemen leiden door veelvuldige faalervaringen met de
sociaal-emotonele gevolgen daarvan.
2. Gedragsproblemen kunnen hun weerslag hebben op de noodzakelijke voorwaarden voor het
schoolse leren en zo leerproblemen veroorzaken.
3. Het genetsch en/of neuropsychologisch profel van leerlingen bepaalt zowel de vorderingen bij
verwerving van de schoolse leerstof als hun psychosociaal functoneren.
Jongens lijken vaker te kampen met (gedrags)problemen verklaringen:
1. Grotere biologische, genetsche kwetsbaarheid
o Minder grijze materie om informate te verwerken
o Afwijkingen op X-chromosoom
o Meisjes vaker psychische problemen
2. Sociaal-culturele invloeden + verwachtngen
3. Jongens uiten zich openlijker in gedrag dan meisjes eerder als problematsch ervaren
Psychische stoornis = als de problematek van een jeugdige voldoet aan de DSM-5 criteria
- Prevalente: 15-20%
- Oorzaak in aanleg + rijping (biologische factoren)
- Moet belemmering vormen in dagelijks leven
,Gedragsprobleem = de problematek voldoet niet aan de DSM-5 criteria maar er is wel sprake van
ongewenst en/of storend gedrag
- Sterker situategebonden (omgevingsfactoren)
- Hangen vaak wel samen met psychische stoornis
Externaliserende problematek = naar buiten gericht probleemgedrag, waar de omgeving het meeste
last van heef
Internaliserende problematek = op zichzelf gericht probleemgedrag (emotonele stoornissen)
Hechtngsstoornis zowel externaliserend als internaliserend gedrag
Voordelen DSM-5:
Duidelijkheid voor cliënten over hun problematek
Gemeenschappelijke vaktaal voor behandelaars
Houvast aan zorgverzekeraars bij vergoeding van behandelingen
Nadelen DSM-5:
Etket/label zwakte van mensen versterkt
Etket geef alleen beschrijving, niet de oorzaak van gedrag
Welbevinden van de jeugd:
- Hoe ouder, hoe meer problemen
- Sterk verband tussen schoolniveau + psychische problemen
- Jongeren uit gebroken gezinnen/arme gezinnen meer problemen
- Meerderheid is positef over leven
- Laatste jaren neemt middelengebruik onder jongeren af
- Daling in jeugdcriminaliteit
Het gaat dus niet per se slechter met de jeugd, maar de omgeving is veranderd
- Ouders + leraren weten meer over stoornissen eerder gerapporteerd
Passend onderwijs = Gewoon onderwijs waar het kan, met extra steun waar nodig en speciale steun
waar het moet. Erkenning en waardering van de diversiteit en eigenheid van kinderen dient als
uitgangspunt.
Onderzoek voorafgaand aan de aanpak
1. Wat is de kindfactor + welke sociale omgevingsfactoren?
Instellingsgerelateerd = de school of begeleider versterkt de problemen d.m.v. van haar
benaderingswijze
Onderzoek op verwijzing van huisarts/school/psycholoog etc.
2. Afvragen of er een simpele verklaring is voor het probleem?
3. Sprake van comorbiditeit?
4. Risico-/beschermingsfactoren in kaart brengen
5. Gedragsobservates m.b.v. ABC-schema
o Antecedents: Wat gaat er aan het gedrag vooraf?
o Behaviour: Hoe ziet het gedrag er precies uit?
, o Consequences: ‘Wat is het gevolg?
6. Alle partjen stemmen in met diagnose + eventueel behandelingsplan
Kanttekeningen onderzoek:
Benamingen altjd theoretsch construct gaat om individuele verschijningsvormen
Erg Westerse benaderingen
Behandeling pas starten na diagnose
Aanpak kan niet altjd (deel)probleem oplossen
Veel partjen spelen een rol
H2: Theorieën over behandeling
5 hoofdseromingen/benaderingen:
1. Inzichegevende, psychodynamische benadering
2. Cognitief-gedragseherapeutische benadering
3. Experiëntiële, ervaringsgerichee benadering
4. Syseeemeheoretische benadering
5. Neurobiologische benadering
Maar algemene factoren als een werkrelate, empathie, verwachtngen en psycho-educate net zo
belangrijk als een bepaalde behandelmethode.
Doel psycho-educate = inzicht geven in probleemgebieden, zodat het makkelijker wordt om het
probleem + kind te accepteren en jouw handeling aan te passen.
Orthopedagogiek bestudeert de aanpak van het verstoorde opvoedingsproces
- Orthopedagoog = opvoed- en gedragsdeskundige
- Doel: condites in de leer- en leefsituate verbeteren
- Belangrijke factoren: structuur, voorspelbaarheid, sociale vaardigheden aanleren,
gedragstraining, zelfvertrouwen herstellen
- Goede mix van bescherming en veiligheid + stmulans en uitdaging
Hyperouders/curlingouders = overbeschermende ouders deze kinderen hebben verstoord zelfeeld,
omdat alle mogelijke tegenslagen/risico’s worden vermeden
1. Psychodynamische benadering
- De mens als subject die zijn problemen alleen kan oplossen in relate met de ander
- Vertrouwensrelate, veilig klimaat is essenteel voor een goede sociaal-emotonele
ontwikkeling
o Goede communicate
o Affecteve verbondenheid
o responsiviteit
, -(1) Goede analyse problematekk (2) omgevingsfactoren?k (3) plan van aanpak met jongere
opstellen (motvate belangrijk!)
- Aanpak gericht op ondersteuning van gevoelens (=affectef), correcte gedrag
(=gedragsregulerend), bevordering van inzicht (=informatef), motvate (=motverend)
- Kind moet alternateven aanleren om beter om te gaan met een situate
Gezocht naar het ‘WAAROM’ van het gedrag
Pedagogische benadering:
Theorie van Kok (1997): ‘Gedrag is een taal waarin een kind iets zegt over zijn welbevinden en
vloeiend verloop van zijn ontwikkeling’
De hulpvraag van een kind kan betrekking hebben op verschillende ontwikkelingsaspecten:
- Affecteve as: Welke behoefe heef het kind aan een affecteve relate?
Emotonele ruimte bieden relatonele ruimte laten
- Cogniteve as: Welke steun heef het kind nodig bij het cognitef functoneren?
Structureren - variëren
- Conateve as: Hoe moet een kind ondersteund worden om zijn eigenheid te ontwikkelen?
Profleren harmoniëren
Eerstegraadsstrategie: specifek hanteren van het opvoedproces als geheel
Tweedegraadsstrategie: specifeke ondersteuning binnen totale leefsituate
Derdegraadsstrategie: individuele inkleuring
2. Cognitief-gedragseherapeutische benadering
- Gebaseerd op de leertheorie (probleem)gedrag ontstaat, wordt in stand gehouden/afgezwakt
door de omgeving
- Doel: planmatge verandering in gedrag en cognite
- Gedragsanalyse toepassen (ABC-Schema)
- Contngente/operante conditonering door beloning/straf wordt respons uitgelokt
- Klassieke conditonering associateleren
o Stmuluscontrole = ingrijpen in de condites rond de prikkel
o Responsprevente = voorkomen dat kind op de verkeerde, ongewenste manier reageert
- Exposure = blootstelling
o In vitro = gevaar voorstellen
o In vivo = daadwerkelijke blootstelling
o Virtual reality = VR-bril waarmee client in een veilige setng moeilijke situates kan
ervaren
- Sociale leertheorie (Bandura): leren door anderen te observeren + imiteren
Cogniteve benadering: onze gedachten bepalen onze gevoelens en gedrag.
Cogniteve therapie (Beck) is erop gericht negateve, belemmerende gedachten en cognites te
herstructureren en om te zetten in positeve, helpende gedachten.
1. Bepaling van huidige schema’s