Samenvatting Werkgroepen Bestuursprocesrecht
Week 1
Opgave 1 (kennisvraag)
Bij ongelijkheidscompensate in het bestuursprocesrecht gaat het om vertcale rechsseesrekkingen,
tussen een machtg bestuursorgaan dat over veel machtsmiddelen beschikt (bevoegdheden om
eenzijdig de rechtsposite van burgers vast te stellen, geld, expertse en ervaring) en een individuele
burger die tegen zijn wil in een betrekking met het bestuursorgaan geplaatst kan worden, en
dergelijke middelen niet tot zijn beschikking heeft
Met dit uitgangspunt wordt er met de ongelijkheidscompensate getracht om de rechtsbescherming
bij het bestuursrecht zo toegankelijk mogelijk te houden: eenvoudig proces, zwakkere partj wordt
tegemoet gekomen, lage grife rechten etct
Een voorbeeld van hoe de bestuursrechter uitvoering geef aan de ongelijkheidscompensate is dat
de rechter een hele acteve rol heef, zodat de burger niet alles zelf hoef te doen:
- Artt 8:69 lid 1 Awb: de rechter mag niet de omvang van het geding veranderen
(rechtsgronden mogen niet verzonnen worden, indien het bvt over geluid gaat itptvt milieu
mag de rechter niet milieu aanvullen, dus niet zelfstandig nieuwe rechtsgronden in het
geding brengent
- Artt 8:69 lid 2 Awb: rechter moet rechtsgronden aanvullen, een verplichtng (indien de
burger bvt niet de juiste rechtsgrond heef of de burger een reden geef maar nog geen
passende rechtsgrond, dan vult de rechter dit aan)t
- Artt 8:69 lid 3 Awb: rechter kan de feiten aanvullen, dit is in tegenstelling tot lid 2 een
discretonaire bevoegdheid (vaak leidt het aanvullen van rechtsgronden tot het aanvullen
van feiten)t
Ander voorbeeld: recht op een deskundige, 8:47 Awb: rechter kan besluiten om zelfstandig een
onafankelijke deskundige aan te wijzen, omdat partjen in een ongelijkwaardige procesposite
verkeren.
Opgave 2 (Café Trooss)
Relevanse feisen:
- Een monumentaal pand, met als bestemming volgens het bestemmingsplan ‘detailhandel’
wordt verkocht aan Ivo die een café wilt openent
- Meneer en mevrouw de Jong die tegenover wonen vrezen overlast van de cafébezoekerst
- Historische Vereniging Oud Leiden heef twijfel over de gevolgen voor het monumentale
karakter van het pandt
Opgave 2a (nies van eelang voor hes sensamen, zoekvraag):
Als Ivo zijn biercafé wil realiseren heef hij meerdere vergunningen nodig:
- Een drankvergunning otgtvt artt 3 Drank en Horecawet
- Een omgevingsvergunning o.g.v. art. 2.1 lid 1 sub c Wabo: dit geldt namelijk bij een afwijking
van het bestemmingsplan, in casu horecagelegenheid itptvt detailhandelt
- Een bouwvergunning otgtvt artt 2 lid 1 sub a Wabo
- Eventueel een monumentvergunning otgtvt artt 2 lid 1 sub f Wabo
- Een terrasvergunning, staat ook in een APV en verschilt dus per gemeente, in Leiden 2t28,
college van B&Wt
,Opgave 2e:
Spelers in de casus: Ivo, echtpaar de Jong, HVOL, Marian de Bakkert
Toets of er sprake is van belanghebbende volgens artt 1:2 lid 1 Awb de volgende cumulateve OPERA-
criteria: Objectef, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueelt
In casu kunnen volgende betrokkenen worden aangemerkt als belanghebbenden:
Ivo: hij is de normadressaat (aanvrager) van de vergunningen en dan ben je belanghebbende op
grond van artt 1:2 lid 1 Awbt Ivo zou eventueel tegen zijn eigen vergunning, indien er bvt beperkende
voorwaarden zijn opgesteld, kunnen opkoment
Meneer en mevrouw de Jong: zij kunnen bij het besluit van het verlenen van de benodigde
vergunningen worden aangemerkt als belanghebbenden omdat zij voldoen aan de OPERA-criteria:
- Oejectef eelang: Het belang mag niet slechts in de subjecteve belevingswereld van iemand
bestaan.
Verwachte overlast van buurtbewoners kan worden gekwalifceerd als een objectef belangt
- Persoonlijk eelang: Het gaat erom of jij kunt aantonen dat jouw belang zich onderscheid van
dat van ‘normale’ anderen.
In dit geval gaat het om een persoonlijk belang omdat niet iedereen last heef van de
overlast van het café, maar echt specifek het echtpaar de Jong als omwonendent
- Eigen eelang: Je kunt alleen voor je eigen belangen opkomen, niet voor die van een ander,
tenzij je beschikt over een machtging van die ander.
In dit geval komt het echtpaar de Jong voor hun eigen belangen opt
- Rechsssreeks eelang: Geen rechtstreeks belang als het belang afgeleid is: het belang wordt
dan niet direct maar middellijk geraakt, zoals bij een contractuele relate
Er is in dit geval een rechtstreeks belang, omdat er een causaal vereand is tussen de overlast
en de gevolgen van het besluitt
- Actueel belang: geen sprake van actueel belang als het belang nog niet bestaat op moment
van besluitvorming of niet direct geraakt wordt. In casu is het een actueel belang omdat er in
de nabije tjd een café komt waar zij wonen, het is aannemelijk dat er overlast gaat ontstaant
Marian de Bakker:
De verkoopovereenkomst is van belang, bvt indien er ontbindende voorwaarde is afgesproken
zonder vergunningen geen verkoop, dan is Marian belanghebbendet Maar, wij gaan ervan uit dat dit
niet is afgesproken en dan is Marian geen belanghebbende: het is geen rechtstreeks belang, maar
een afgeleid belang, via de verkoopovereenkomst heef zij een belang, geen causaal verbandt
Hissorische Vereniging Oud Leiden:
Deze vereniging kan als rechtspersoon op grond van artt 1:2 lid 3 Awb worden aangemerkt als
belanghebbende bij dit besluit indien zij aan de voorwaarden voldoett Zij voldoen aan de
voorwaarden indien zij niet slechts aan het procederen is als vereniging maar daadwerkelijk blijkt uit
de statuten en feitelijke werkzaamheden dat zij bezig is met het behartgen van de belangent
In de jurisprudente worden beperkingen gesteld aan de statuten territoriale beperking en beperking
van het onderwerpt Uit de naam Historische Vereniging Oud Leiden blijkt dat de statuten
waarschijnlijk beperkt is tot historie in Leiden, dit voldoett Daarnaast moest uit de feitelijke
werkzaamheden niet blijken dat zij louter procederen als verenigingt Wij gaan ervan uit in deze casus
dat dit kloptt
, Opgave 2c:
Volgens artt 7:1 lid 1 Awb kan degene die in beroep kan gaan ook bezwaar makent In artt 8:1 lid 1
Awb staat dat een belanghebbende in beroep kan gaan tegen een besluitt Meneer Jansen is dus
gerechtgd op grond van artt 7:1 jot 8:1 Awb om een bezwaarschrif in te dienent
Echter, geldt pas dat een besluit tot stand is gekomen indien het is bekendgemaakt volgens artt 3:40
Awbt Bij een vergunning geschiedt dit volgens toezending, artt 3:41 Awbt In beginsel is er dus nog
geen besluit en kan er geen bezwaarschrif worden ingediendt
Artt 6:10 Awb biedt echter een uitzondering voor voortjdig ingediend bezwaart De niet-
ontvankelijkheid van het bezwaarschrif blijf achterwege, er zijn 2 gevallent In dit geval gaat het om
sub b: indien de indiener redelijkerwijs kon menen dat het besluit al tot stand was gekomen in
casu was meneer Jansen telefonisch op de hoogte gesteld van het genomen besluit en kon hij dus
redelijkerwijs menen dat het besluit tot stand was gekoment Het bezwaar is ontvankelijkt Dit heet
een premasuur eezwaar.
(Indien er wel sprake was van een schrifelijk besluit kan men zich beroepen op art. 6:10 lid 1 sub a
Awb indien een bezwaarschrif voortjdig wordt ingediend).
Indien meneer de Jong het volgens het boekje had gedaan had hij ingevolge art. 6:8 lid 1 Awb
gewacht tot het besluit was bekendgemaakt en begon daarna de termijn voor bezwaar te lopen.)
Opgave 3:
Relevanse feisen:
- Besluit 1 augustus 2018 gemeentebestuur: invoering milieuzonet
- Bekendmaking besluit in werking treden 1 januari 2019t
- Tegelijk met het besluit stelt het gemeentebestuur Beleidsregels en het onthefngsbesluit
Milieuzone vastt
- Kim koopt op 1 maart 2018 een auto die vanaf 1 januari 2019 niet meer in de milieuzone mag
- Volgens de ambtenaar van de gemeente is de milieuzone een avv en kan zij hiertegen geen
rechtsmiddelen aanwendent Op grond van de beleidsregels kan er wel aan Kim een
onthefng worden verleendt
Opgave 3a:
De mededeling van de gemeenteambtenaar is onjuistt Van algemeen verbindende voorschrifen
afomstg van een bestuursorgaan wordt gesproken indien het gaat om zelfssandige, voor herhaalde
soepassing vaseare, naar euisen werkende, eindende algemene regels die door een bestuursorgaan
zijn vastgesteld op grond van aan bevoegdheid die bij of krachtens de wet is toegekendt Op grond
van artt 8:3 Awb is er geen beroep mogelijk tegen avv’s en beleidsregelst
Soms wordt een bindende regeling niet als bestuurswetgeving aangemerkt: gaat het om een
bestuursbesluit dat niet een zelfstandige normstelling inhoudtt Zoals bij een bepaalde
gebiedsaanwijzing: in een bepaald gebied zijn bepaalde verkeersborden van toepassing, zij stellen
niet zelf normen vast, maar stellen dat bepaalde normen uit de Rvv van toepassing zijn, dus cbas is
afgeleid van avv’st Dit wordt niet als een avv gezien, maar als een concretserend eesluis van
algemene ssrekking (ceas). Tegen zulke besluiten is beroep bij de bestuursrechter mogelijk,
beperking van artt 8:3 Awb geldt niet, dus de hoofdregel van artt 8:1 Awb geldtt