Grootstedelijke problematiek
Dood en leven van grote Amerikaanse steden (Jane Jacobs)
Hoofdstuk 1 inleiding: steden waarvan je volgens de planningstheorie verwacht dat ze niet in verval
raken, raken wel in verval en andersom niet. North End in Boston -> oude buurt, lage huren, ergste
achterstandsbuurt van boston; alles wat je maar kunt bedenken deugt niet.
Hoofdstuk 2 het gebruik van trotoirs: veiligheid: straten en stoepen zijn de belangrijkste openbare
ruimtes van de stad, de meest vitale organen ervan. Ze hebben te maken met circulate. Als de
straten er interessant uitzien, ziet de stad er interessant uit en ziet het er saai uit dan is de stad saai.
Trotoirs, de gebruiksfaciliteiten die eraan grenzen en de mensen die er gebruik van maken zijn
acteve deelnemers in het drama van de strijd die in steden geleverd wordt tussen beschaving en
barbarij. Het basiskenmerk van een succesvolle stadswijk is dat je je op straat tussen al deze
vreemden persoonlijk veilig en beschut voelt. Je moet je niet automatsch bedreigd voelen door al
die vreemden -> wel? Dan functoneert de stad ook op andere manieren slecht en bezocht het de
stad bergen problemen. Er zijn niet veel geweldsincidenten nodig om te zorgen dat mensen bang zijn
op straat. Zodra ze bang zijn, maken ze minder gebruik van de straat, waardoor het nog onveiliger
wordt. Openbare orde in steden niet alleen door de polite wordt bewaard, maar vooral door een
complex, vrijwel onbewust netwerk van vrijwillig toezicht en richtlijnen bij de mensen zelf. Het
probleem van onveiligheid kan niet worden opgelost door mensen te spreiden en de kenmerken van
grote steden te vervangen door kenmerken van voorsteden. Sommige stadsstraten bieden geen
gelegenheid tot straatgeweld North End in Boston -> wanneer dit wel gebeurd, lukte het niet,
omdat mensen ermee gingen bemoeien. Een veel gebruikte straat is allicht veilig. Een verlaten straat
is onveilig. Een straat die is toegerust om mensen van buiten van dienst te zijn en hun aanwezigheid
tot een veiligheidswaarmerk op zich te maken, moet 3 hoofenmerken hebben:
1. Er moet een duidelijke afakening zijn tussen openbare ruimte en privéruimte.
2. Er moeten ogen op de straat gericht zijn.
3. Het trotoir moet redelijk constant gebruikt worden
Winkels, restaurants en bars zijn uiteenlopende, complexe manieren om de veiligheid op straat te
bevorderen, omdat: 1. Het mensen een reden geef om de trotoirs in de straat te gebruiken, 2. De
mensen die op de trotoirs langs plekken worden gelokt die op zich niet aantrekkelijk zijn voor
openbaar vervoer, maar die worden gebruikt om ergens anders heen te gaan, daardoor raken ze vol
met mensen. 3. Winkeliers zijn vaak zelf krachtge voorstanders van rust en orde. 4. De drukte trekt
weer andere mensen aan. Hoe verschillender de legiteme interesses van de straten en de daar
gevestgde ondernemingen zijn, des te beter het is voor de straten en de veiligheid en de beschaving
van de stad. Goede verlichtng vermeerdert de waarde van elk paar ogen -> bereik is groter -> ogen
moeten wel voorhanden zijn. Hoe leven we met deze onveiligheid? 1. Het gevaar te laten bestaan en
degenen die het ongeluk hebben eraan overgeleverd zijn, de gevolgen te laten dragen. 2. Dat men
zich alleen nog in voertuigen verplaatst. 3. Het cultveren van zogeheten ‘domeinen’ -> dat een
bende zich bepaalde straten/parken toe-eigent als haar territorium.
Hoofdstuk 3 het gebruik van trotoirs: contact: openbare gelegenheden -> mensen bij elkaar
gebracht die elkaar niet intem of persoonlijk kennen en er ook geen behoefe aan hebben elkaar zo
goed te kennen. Het vertrouwen van een straat in de stad word in de loop der tjd gevormd uit
talloos veel kleine openbare straatcontacten. De slotsom van zulke terloopse contacten is een gevoel
voor de publieke identteit van mensen, een web van publiek respect en vertrouwen, en een
toevlucht in geval van persoonlijke of in de buurt heersende nood. Geen vertrouwen = ramp.
, In de stad is privacy een kostbaar goed en onmisbaar -> maar op meeste plaatsen niet te vinden.
‘saamhorigheid’ als mensen iets met elkaar delen, er dan veel met elkaar gedeeld moet worden.
‘saamhorigheid’, klaarblijkelijk een spirituele hulpbron in de nieuwe voorsteden, werkt in grote
steden juist destructef. De eis dat er veel gedeeld moet worden drijf stadsbewoners uiteen -> ze
moeten genoegen nemen met een bepaalde vorm van ‘saamhorigheid’ waarin meer met elkaar
wordt gedeeld dan je op straat met elkaar zou delen, of ze moeten genoegen nemen met weinig
contact. Argwaan en angst voor problemen wegen vaak zwaarder dan enige behoefe aan advies en
hulp van buren. De sociale structuur van het straatleven hangt gedeeltelijk af van wat men
zelfenoemde publieke iguren zou kunnen noemen. Een publiek iguur is iemand i dein freuuent
contact staat met een ruime kring mensen en die er voldoende belang in stelt zichzelf tot een
publieke iguur te maken. Hij hoef er alleen maar te zijn en met verschillende mensen te praten ->
nieuws verspreid dat van belang is op straat. Nieuws verspreidt zich niet waar publieke iguren en
een straatleven ontbreken. Publiekelijk straatcontact en openbare veiligheid op straat zijn samen
rechtstreeks van invloed op de ernstgste sociale problemen; segregate en rassendiscriminate. Het
overwinnen van woondiscriminate is moeilijker als mensen zich onveilig voelen op straat.
Hoofdstuk 7 de generatoren van diversiteit
diversiteit is de natuur van grote steden. Om steden te begrijpen moeten wij ons in essente
rechtstreeks met gecombineerde of gemengde en niet met afzonderlijke gebruiksfaciliteiten
bezighouden. Hoe groter een stad, des te groter de variëteit aan kleinbedrijf, en des te groter ook
zowel het aantal als percentage kleine fabrikanten reden = grote ondernemingen zijn meer
zelfvoorzienend dan kleine. Afankelijk als de kleine zijn van een enorme diversiteit aan andere
stedelijke ondernemingen, kunne zij verder bijdragen tot die diversiteit. Stedelijke diversiteit als
zodanig faciliteert en stmuleert meer diversiteit. De diversiteit, van welke aard dan ook, die door
grote steden wordt gegenereerd, berust op het feit dat in grote steden zoveel mensen zo dicht op
elkaar leven, die onderling zoveel verschillende smaken, vaardigheden, behoefen en obsessies te
bieden hebben. Een levendig stedelijk aanzien is vooral levendig dankzij de enorme verzameling
kleine elementen die het bevat. Commerciële diversiteit is immens belangrijk voor grote steden,
zowel economisch als sociaal. Om in de straten en districten van een stad overvloedige diversiteit tot
stand te brengen zijn 4 voorwaarden onmisbaar:
1. Het district moet meer dan 1 primaire functe vervullen moeten de aanwezigheid
garanderen van mensen die op verschillende tjdstppen de deur uitgaan en met
verschillende doeleinden ter plekken zijn, maar die veel faciliteiten kunnen gebruiken.
2. De meeste woonblokken moeten kort van stuk zijn veel straten en gelegenheden om een
hoek om te slaan.
3. Het district moet een mengeling te zien geven van gebouwen die variëren in ouderdom en
staat variate in het economisch rendement.
4. Er moet voldoende dichte concentrate van mensen zijn, met welke doeleinden ze er zich ook
mogen bevinden.
Deze 4 voorwaarden samen creëren een efectef economisch reservoir voor gebruiksfaciliteiten.
Hoofstuk 13 de zelfvernietging van diversiteit: we hebben allerlei diverse soorten diversiteit nodig,
die elkaar wederzijds ondersteunen in een complexe mengeling. We hebben dit nodig zodat het
stadsleven fatsoenlijk en constructef kan functoneren, en zodat het de bewoners van steden hun
samenleving en beschaving in stand kunnen houden. Publieke en semipublieke organen zijn
verantwoordelijke voor sommige van die faciliteiten die stedelijke diversiteit helpen vormen. De
zelfvernietging van diversiteit kan plaatsvinden in straten, op kleine knooppunten van vitaliteit, in