Leerdoelen OOA-AFPF 2A
Inhoud
Casus 1.........................................................................................................................................................2
...............................................................................................................................................................10
Casus 2.......................................................................................................................................................10
Aantekeningen vanuit de les..................................................................................................................14
Casus 3.......................................................................................................................................................16
Casus 4, deel 1...........................................................................................................................................27
Casus 4, deel 2...........................................................................................................................................33
1
,Casus 1
Lichamelijke, psychosociale en maatschappelijke factoren benoemen die tot overgewicht en
obesitas kunnen leiden
Lichamelijke factoren
Overgewicht ontstaat als de energieopname lange tid groter is dan het energieverbruik
(schema 7.2, blz. 117, hulpboek medische kennis). Hoogenergetsche voeding en een gebrek
aan lichaamsbeweging bevorderen het ontstaan ervan.
Onderliggende ziekten, zoals hypothyreoïdie (te weinig schildklierhormoon) en het syndroom
van Cushing (te veel cortcosteroïden) kunnen biidragen aan overgewicht. Hetzelfde geld voor
bepaalde geneesmiddelen, zoals orale antdiabetca, antdepressiva, antpsychotca en
cortcosteroïden.
Risicogroepen bii kinderen ziin zuigelingen die sterk groeien, kinderen die voor het zesde iaar
een sterke stiging van hun BMI vertonen en kinderen waarvan een of beide ouders obesitas
hebben. Overmatge voeding leidt bii kinderen tot bliivende toename van het aantal vetcellen.
Het aantal vetcellen kan niet verminderd worden.
Vrouwen die na de bevalling geen borstvoeding geven en mensen die stoppen met roken,
hebben een grotere kans om overgewicht en obesitas te ontwikkelen. Gebrek aan slaap kan het
ontstaan van obesitas ook bevorderen, waarschiinliik door verstoring van het bioritme en
hormonale regulate.
Genetsche factoren en omgevingsfactoren hebben invloed op het lichaamsgewicht. Volgens
een hypothese is het lichaamsgewicht ingesteld op een bepaalde waarde, ongeveer als een
thermostaat. Bii sommige mensen is deze waarde hoger dan normaal. Dit zou kunnen verklaren
waarom sommige mensen overgewicht hebben en waarom het voor hen moeiliik is af te vallen
en een lager gewicht te handhaven.
Er ziin verschillende genen die het gewicht beïnvloeden. Een gen dat geïdenticeerd is, het ob-
gen (obesitas gen), regelt de producte van Leptne. Leptne is een eiwit dat door vetcellen
wordt gemaakt. Leptne wordt naar de hersenen getransporteerd, waar het inwerkt op
receptoren in de hypothalamus. De boodschap die leptne overbrengt is: verlaag de
voedselinname en verhoog het calorieverbruik. Onderzoekers hebben ontdekt dat mutates in
het ob-gen de producte van leptne verhinderen, met als gevolg ernstge obesitas.
Psychosociale factoren
Aangeleerd eetgedrag, door opvoeding en cultuur (snacks, vet eten, frisdrank, alcohol,
snoepen).
Eten als reacte op stress, eetbuistoornis, depressie.
Overdadig aanbod ongezonde voeding.
Zelfeeld, persoonliikheid.
Reclame, slanke modellen (ideaal).
Maatschappelijke factoren
Obesitas bii de ouders is een risicofactor voor het ontstaan van obesitas bii kinderen. Zowel
erfeliike aanleg (kwetsbaarheid) als de gemeenschappeliike leefstil speelt hierbii een rol.
Culturele verschillen kunnen een rol spelen, omdat in sommige culturen slank als ongezond
wordt beschouwd en dik ziin als gezond en welvarend.
Reclame, modebeeld.
2
, Sociaal-economische factoren hebben grote invloed op overgewicht. Overgewicht komt meer
voor bii mensen uit een lagere sociaal-economische groep als bii vrouwen uit hogere klassen.
Benoemen welke ziektes een verhoogde kans hebben te ontstaan bij mensen met obesitas.
Depressie
Diabetes mellitus type 2
Gewrichtsklachten
Hart en vaatziekten
Slaapapneu
Kanker
Galstenen
Mogeliikheid om zwanger te raken neemt af
Pickwick-syndroom: de ademhaling wordt moeiliiker, waardoor het bloed te weinig zuurstof
kan opnemen en te veel kooldioxide bevat.
Hypertensie
Atherosclerose
Astma
Behandeling van overgewicht en obesitas verklaren
Een eventuele onderliggende oorzaak onderzoeken. De behandeling van overgewicht en
obesitas is complex en wordt gericht op het verlagen van de energie-inname en het verhogen
van het energieverbruik. Gezonde voeding, meer bewegen en het opsporen en aanpakken van
psychosociale factoren die de ongezonde leefstil en het ongezonde eetgedrag veroorzaken en
in stand houden ziin belangriike onderdelen.
Welke aanpak helpt, verschilt per persoon. De meeste therapieën voor overgewicht ziin gericht
op diëten, gecombineerd met voedingsadvies en oefeningen. De meeste programma’s omvaten
gedragstherapie om het volhouden van diëten en oefeningen te vergemakkeliiken. De
gedragstherapie helpt mensen bii het herkennen en wiizigen van gedragspatronen die leiden tot
te veel eten.
Diëten is alleen zinvol wanneer er sprake is van een bliivende verandering van het eetgedrag. Er
wordt mensen aangeleerd hoe ze geleideliik betere eetgewoonten kunnen aanwennen.
Bii ernstg overgewicht kan een operate worden overwogen.
De oorzaken, pathofysiologie, symptomen, diagnostek, behandeling en (late) complicates
van DM1 (bij kinderen) en DM2 beschrijven
Diabetes type 1: het afweersysteem vernietgt de B-cellen van de eilandies van Langerhans
(auto-immuunziekte). De B-cellen maken insuline in de alvleesklier.
Diabetes type 2: de B-cellen produceren wel insuline, maar te weinig om in de behoefe te
voorzien. Soms produceert de pancreas zelfs meer insuline dan normaal, maar is de behoefe zo
groot dat de producte onvoldoende is.
DM1 DM2
Oorzaken Auto-immuunziekte - Weinig lichaamsbeweging
Mogeliik heef het te maken met, gluten - Overgewicht
3
, - Ongezond eten
(dat ziin eiwiten in graan), koemelk (in - Roken
flesvoeding voor baby’s), virus, zoals - Ouder worden
verkoudheid of buikgriep. - Erfeliikheid
- Insulineresistente: de lichaamscellen
worden minder gevoelig voor insuline. Dit
kan geleideliik ontstaan door interacte van
risicofactoren, zoals biiv. overgewicht en
roken.
Pathofysiologi Een gebrek aan insuline doordat de auto- Te weinig producte van insuline door
e immuunziekte de eilandies van Langerhans veroudering, erfeliike aanleg of
vernietgen (deze B-cellen hierop insulineresistente. Insuline zorgt ervoor dat
produceren insuline), heef als gevolg dat de glucose opgenomen wordt in de cellen en in de
glucoseconcentrate in het bloed te hoog cellen afgebroken kan worden.
wordt. Dit noemen we hyperglykemie.
Symptomen - Polyurie (veel plassen); - Polyurie (veel plassen);
- Polydipsie (veel dorst); - Polydipsie (veel dorst);
- Keto-acidose - Keto-acidose;
- Gewichtsverlies; - Gewichtsverlies;
- Vermoeidheid (omdat ie geen energie - Vermoeidheid;
kan vriimaken); - Infectes;
- Grote eetlust, als compensate voor - Wazig zien;
verlies van calorieën; - Rode en branderige ogen;
- Zich niet lekker voelen; - Jeuk;
- Wazig zien/ duizelig; - Prikkeling in handen en voeten.
- Misseliik ziin of overgeven.
Diagnostek Lichameliik onderzoek: Lichameliik onderzoek:
- Controleren van de vitale functes - Controleren van de vitale functes
(bewustziin, bloeddruk, pols, (bewustziin, bloeddruk, pols, ademhaling).
ademhaling). - Bloedsuikerbepaling
- Bloedsuikerbepaling - Bepalen van de mate van uitdroging
- Bepalen van de mate van uitdroging (huidplooi, huidturgor).
(huidplooi, huidturgor). - Nagaan of er tekenen van een infecte
- Nagaan of er tekenen van een infecte aanwezig ziin.
aanwezig ziin. - Speciiek lichameliik onderzoek verrichten
- Speciiek lichameliik onderzoek dat gericht is op klachten of complicates.
verrichten dat gericht is op klachten of
complicates. Aanvullend onderzoek:
Aanvullend onderzoek: - Bloedsuikerspiegel bepalen.
- De diagnose diabetes stellen.
- Bloedsuikerspiegel bepalen.
4