Leereenheid 1 – Inleiding in het overeenkomstenrecht
1. Rechtshandeling en overeenkomst
• Eenzijdige handeling: het rechtsgevolg treedt in door de wilsverklaring van een persoon.
o Ongerichte eenzijdige handeling: vereist enkel een wilsverklaring van een persoon (bijv.
het maken van een testament).
o Gerichte eenzijdige handeling: vereist een geadresseerde om rechtsgevolg te hebben
(bijv. het doen van een aanbod, opzegging).
Artt. 3:32 lid 2 en 3:34 lid 2 BW: eenzijdige rechtshandeling die niet gericht is (dus een
ongerichte eenzijdige handeling) bij handelingsonbekwaamheid en geestelijke stoornis.
• Meerzijdige handeling: twee of meer personen vereist (bijv. het aangaan van een huwelijk of het
sluiten van een overeenkomst). De overeenkomst is het prototype van de meerzijdige
rechtshandeling. Denk aan de verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomsten zoals koop-
, huur- en arbeidsovereenkomsten. Zie art. 6:213 lid 1 BW: ‘’een meerzijdige rechtshandeling,
waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.’’
o Wederkerige overeenkomst: art. 6:261 BW: ‘’elk van beide partijen een verbintenis op
zich neemt ter verkrijging van de prestatie’’ (bijv. de koopovk ex. art. 7:1 BW).
Twee belangrijke rechtsgevolgen:
1. Opschorting (artt. 6:262 en 263 BW)
2. Ontbinding (art. 6:265 BW).
o Niet-wederkerige overeenkomsten: bijv. schenking ex art. 7:175 BW. Een eenzijdige
overeenkomst is een overeenkomst waarbij door het totstandkomen van de
overeenkomst slechts een van de partijen tot een of meer prestaties jegens de andere
verplicht wordt. Uit de schenkingsovereenkomst vloeit uitsluitend voor de schenker een
verbintenis voort. De begiftigde hoeft zelf niets te presteren tegenover de schenker.
Titel 3.2 -> de totstandkoming van alle rechtshandelingen
Titel 6.5 -> meerzijdige rechtshandeling, verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomst als
species van de algemene rechtshandeling
Afdeling 6.5.2 -> het tot stand komen van overeenkomsten
2. Onderverdeling obligatoire overeenkomsten
• Benoemde overeenkomst: bepaalde in de wet uitdrukkelijk geregelde overeenkomst.
- koopovk
- consumentenkoop
- huurovk
- arbeidsovk
o Gemengde overeenkomst: art. 6:215 BW. Vertoont de typische kenmerken van twee of
meer benoemde overeenkomsten (bijv. de pensionovereenkomst die kan bestaan uit
zowel huur (van woningruimte), koop (van voedsel) en ovk van opdracht
(interieurverzorging). De hoofdregel is de cumulatieleer: ‘’naast elkaar op de
overeenkomst van toepassing’’, tenzij ‘’de bepalingen niet wel verenigbaar zijn of de
strekking daarvan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing
verzet.’’ In dergelijke gevallen wordt de keuze aan de rechter overgelaten.
1
,• Onbenoemde overeenkomst: een niet uitdrukkelijk in de wet geregelde overeenkomst. Deze ovk
wordt enkel beheerst door de algemene regels van de titels 3.2 en 6.5.
Tekstboek Rechtshandeling en Overeenkomst, nr. 12:
Verdere onderscheidingen van (obligatoire) overeenkomsten
a. Tweepartijen- vs. meerpartijenovereenkomsten (art. 6:213 BW)
b. Bijzondere (en gemengde) overeenkomsten vs. niet-bijzondere overeenkomsten
c. Wederkerige overeenkomsten vs. eenzijdige overeenkomsten
d. Overeenkomsten onder bezwarende titel vs. overeenkomsten om niet
e. Consensuele overeenkomsten vs. formele (en reële) overeenkomsten
f. Kortstondige overeenkomsten vs. duurovereenkomsten
• Hoofdovereenkomst: heeft zelfstandig een reden van bestaan (bijv. alle benoemde
overeenkomsten).
• Hulpovereenkomst: overeenkomst die wordt aangegaan in afhankelijkheid van een buiten haar
liggende rechtsverhouding.
o Voorovereenkomst: een hulpovereenkomst waarin een partij zich verbindt (of beide
partijen zich verbinden) tot het tot stand brengen van een andere overeenkomst in
de toekomst en waarvan de inhoud althans in hoofdzaken voldoende bepaald of
bepaalbaar is (bijv. kredietverschaffing, waarbij een bepaald geldbedrag wordt
verleend op het moment waarop daar behoefte aan is) Art. 6:226: een eventueel
vormvereiste voor de hoofdovereenkomst dient in principe ook voor de
voorovereenkomst te gelden.
o Voortbouwende overeenkomst: een hulpovereenkomst die afhankelijk is van een
bestaande rechtsverhouding. Art. 6:229 BW.
Naast de obligatoire overeenkomsten kunnen nog andere overeenkomsten worden onderscheiden,
zoals familierechtelijke, procesrechtelijke en publiekrechtelijke overeenkomsten.
3. Europees recht
Tekstboek Rechtshandeling en Overeenkomst, nr. 18a:
Europese richtlijnen
Volgens de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie – en van de Hoge Raad – is de
nationale rechter gehouden zijn nationale recht zoveel mogelijk in het licht van de bewoordingen en
het doel van de richtlijn uit te leggen (‘richtlijnconforme interpretatie’). Voelt de rechter zich
onzeker, dan kan hij een prejudiciële vraag voorleggen aan het Europese Hof van Justitie.
4. Beginselen van contractenrecht
Tekstboek Rechtshandeling en Overeenkomst, nr. 13 t/m 16, 18 en 19 t/m 21:
1. Contractsvrijheid
Het staat partijen vrij een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud welke zij
wensen, en op het moment dat zij wensen. Dit principe is niet uitdrukkelijk in de wet neergelegd,
maar komt wel naar voren in de algemene erkenning en regeling van de overeenkomst. De
contractsvrijheid is dermate fundamenteel, dat sommige rechtsgeleerde auteurs er de status van
(ongeschreven) grondrecht aan toekennen.
2. Vormvrijheid (consensualisme)
Dit beginsel is neergelegd in art. 3:37 lid 1: ‘’tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen in iedere
2
,vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen.’’
3. Verbindende kracht
‘Pacta sunt servanda’, art. 6:248 lid 1 BW: ‘’een overeenkomst heeft (…) de door partijen
overeengekomen rechtsgevolgen (…)’’
Haviltex-arrest: De HR overwoog ten aanzien van de contractsuitleg in het algemeen dat daarbij van
belang kan zijn tot welke maatschappelijke kring partijen behoren en welke rechtskennis van
zodanige partijen mag worden verwacht. Veel eerder dan een professionele contractant zal de
particulier (en zeker de weinig ontwikkelde particulier) succes kunnen hebben met het betoog dat
hij, gemeten naar zijn eigen maatstaven, de overeenkomst mocht opvatten in de zin waarin hij haar
had begrepen.
Voor de ontwikkeling van het eigen nationale recht is kennisneming van en vergelijking met het recht
van andere landen – de (privaat)rechtsvergelijking – dikwijls bijzonder vruchtbaar. Hoewel de
buitenlandse oplossingen voor ons recht uiteraard niet dwingend zijn, is de rechtsvergelijking – zeker
in de huidige tijd, die in het teken staat van een voortschrijdende internationalisering – een niet te
onderschatten bron van inspiratie.
3
, Leereenheid 2 – Wil, verklaring, vertrouwen
1. Totstandkoming van rechtshandelingen
Aanbod en aanvaarding zijn gerichte eenzijdige rechtshandelingen.
Uitgangspunt is dat verklaringen niet aan een bepaalde vorm zijn gebonden (art. 3:37 lid 1 BW). De
verklaringen kunnen derhalve mondeling of schriftelijk worden afgelegd, maar ook d.m.v. bepaalde
tekens (denk aan een hand opsteken bij een veiling als teken dat een bod wordt uitgebracht).
Art. 7:2 lid 1: vormvereiste koop woning
Verklaringen kunnen zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden afgelegd.
Art. 3:37 lid 3 BW: ontvangsttheorie met risicocorrectie
Tekstboek Rechtshandeling en Overeenkomst, nr. 22 t/m 30:
Structuur van de wettelijke regeling
Voor de eenzijdige ongerichte en gerichte rechtshandeling gelden slechts artt. 3:33-38 BW; art. 6:217
e.v. zijn niet van toepassing. Titel 3.2 heeft – behalve op de totstandkoming van rechtshandeling in
enge zin – ook betrekking op de gronden van nietigheid en vernietigbaarheid en de gevolgen van
nietigheid en vernietigbaarheid (art. 3:32 en 3:39 e.v.)
De rechtshandeling als wilsverklaring
Art. 3:33 BW: ‘’Een rechtshandling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard.’’
Bescherming van vertrouwen
Bescherming van het vertrouwen van hen die bij de rechtshandeling betrokken zijn (als wederpartij,
geadresseerde of derde), is een leidend beginsel van de regeling van de totstandkoming, zoals dat
met name tot uitdrukking komt in art. 3:35 en 3:36 BW.
Vorm van de verklaring
Art. 3:37 BW: dat een wilsverklaring in iedere vorm kan geschieden, is regel; dat een bijzondere vorm
in acht moet worden genomen, is uitzondering.
Art. 3:39 BW: het gevolg van niet-naleving van het vormvereiste is nietigheid.
Stilzwijgende wilsverklaringen
Volgens art. 3:37 lid 1 kunnen verklaringen ook in een of meer gedragingen besloten liggen. Met een
handgebaar of hoofdknik kan men zijn wil evengoed verklaren als met woorden (gesproken of
geschreven). Men spreekt wel van ‘stilzwijgende wilsverklaringen’. Ook zuivere passiviteit kan een
verklaring inhouden. Dat men ‘niets’ deed, kan – afhankelijk van de context – de betekenis van een
rechtshandeling hebben. Steeds hangt het ervan af wat de wederpartij (of geadresseerde) in de
gegeven omstandigheden uit het gedrag redelijkerwijs mocht afleiden.
Toerekening van verklaringen
De in feite door A afgelegde verklaring geldt soms rechtens als een verklaring van B. Een dergelijke
toerekening ligt besloten in het leerstuk van de vertegenwoordiging, maar doet zich ook daarbuiten
voor, met name bij rechtspersonen.
4