Chronische aandoeningen : psychosociale gevolgen
Wat een chronische aandoening is (definitie) en het verschil tussen een langlopende – en
levensbedreigende chronische aandoening
Welke modellen gehanteerd worden als er blijvende gezondheidsproblemen blijken te zijn (fasemodel
en taakmodel)
Welke factoren van invloed zijn op het omgaan met (coping) een crisis in iemands gezondheid
(crisistheory van Moos)
Wat het coping proces inhoudt (adaptieve opgaven en coping vaardigheden) (crisistheory van Moos)
Chapter Serious and disabling chronic illnesses: causes, management, and coping, in Sarafino,
Health psychology, biopsychosocial interactions 2014 or later edition
Wat is een chronische aandoening?
Ziekten die aanhouden en over het algemeen erger worden gedurende een lange periode (Sarafino)
Het is onomkeerbaar, en gaat steeds een beetje slechter (denk aan reuma)
- Instabiel (ook bij reuma bijv. rustige periode, soms ineens heel veel last)
- Langdurige, zelden doodsoorzaak (je kunt haast niet dood gaan aan bijv. alzheimer, maar wel
aan de gevolgen daarvan, bijv. niet meer goed hoesten daardoor, long ontsteking, en daar
aan overlijden.
CND = chronic neurologic diseases (chronisch neurologische aandoening)
Prevalentie: 26% (2012) (58%, 2016) van de bevolking in westerse samenlevingen heeft een
chronische ziekte
- 33% van de bevolking heeft ernstige problemen (dat wil zeggen in contact komen met
professionele zorg) veroorzaakt door een chronische ziekte
- Een bril dragen en migraine zijn ook chronische aandoeningen, en die worden dus ook mee
gerekend, daarom is het % zo hoog (58%)
Meest voorkomende chronische aandoeningen:
- Reumatische aandoeningen
- COPD, astma
- Suikerziekte( (diabetes type 1 (aangeboren) en 2 = leefstijl gerelateerd))
- Centrale neurologische aandoeningen (MS, Parkinson, beroerte)
- Hart- en vaatziekten
- Depressie
- Dementie
Aandoening en ziekte:
Ziekte (= disease) = ‘schade aan het lichaam’ pathologische toestand van het lichaam (objectief)
(wat is de benaming voor de ziekte die iemand heeft?)
Ziekte (= illness) klachten; vormen van persoonlijk gedrag (cognitie, emotie, activiteit) die naar
voren komen als de realiteit van het hebben van een ziekte zoals ervaren door een individu
(subjectief)
Illness kan anders tot uiting komen dan disease. 2 mensen kunnen allebei de heup gebroken
hebben (disease), maar hoeven daarbij niet dezelfde klachten te hebben (illness) !
,Consequenties chronische aandoening (disease) :
- Somatisch (lichamelijke gevolgen, schade of ontsteking bijv.)
- Psychologisch:
Cognities (gedachten, (‘dit gaat nooit meer over’) (niet zichtbaar)
Emoties (angstig worden voor wat toekomst brengt bijv. somber worden) (niet zichtbaar)
Gedrag (sommige mensen gaan gewoon door met werk, sommige mensen gaan thuis in bed
liggen en medicijnen slikken) (wel zichtbaar, behaveour)
- Sociaal
(SCEGS-model) Hiermee kijk je dus naar een chronische aandoening!
Wat heeft CND (chronic neurologic diseases, bijv. Parkinson) als extra probleem boven op een
normale chronische aandoening?
- Somatische gevolgen (hebben neurologische aandoening ook)
- Psychologisch (reactie op ziekte)
- Psycho-neurologische problemen (=geen reactie op maar veroorzaakt door CND):
Cognitieve, emotionele, gedragsproblemen (veroorzaakt door schade in hersenen)
- Voorbeelden:
Afasie (niet goed uit je woorden kunnen komen),
Apraxie (onhandigheid met complexe bewegingen) Moeilijkheden bij het begrijpen,
onthouden, uitvoeren van activiteiten (apraxie)
Agnosie (niet meer goed snappen wat er van je verwacht word, merkwaardige manieren
reageren in bepaalde situaties) (Moeite met het begrijpen van de situatie (agnosie)
Aanpassingsreacties (depressie komt vaker voor dan andere chronische ziekten)
Hoe reageren mensen op een chronische ziekte?
Fasen zoals:
- Ontkenning (schrikken van diagnose, ‘het kan niet, ik kan dat niet hebben’)
- Woede (‘waarom ik, ik heb altijd heel gezond geleefd’)
- Afdingen (schipperen, ik kan er nog wat aan doen, ik ga dit of dit doen (dieet volgen))
- Depressie (door hebben wanneer het niet meer over gaat, somberheid)
- Aanvaarding (accepteren dat je die ziekte hebt)
= ‘fasemodel’ (Kubler-Ross) (bedenker van de verschillende fases)
Kritiek op het ‘fasemodel’ van Kubler-Ross
Bij een PT met chronische aandoening wordt er te veel gekeken naar dit model en hierdoor kan PT
zelf denken in bepaalde fases te zitten. Het kan ook zijn dat PT fases overslaat of negeert.
- Als fysio kan het ook zijn dat je dit model te veel gebruikt en zo PT in bepaalde fase gaat
plaatsen, terwijl PT daar misschien wel helemaal niet zit.
Patiënt moet zich aanpassen aan veranderingen, heeft te maken met adaptieve taken.
Crisistheorie is een taakmodel (iedereen met een chronische aandoening staat voor bepaalde
opgaven, en je bepaald zelf hoe je die uitvoert)
, Crisistheorie (Moos) is ontworpen om het gedrag te beschrijven en te begrijpen van mensen die te
maken hebben met chronische gezondheidsproblemen.
De eerste 3 factoren aan de linker kant bepalen hoe jij reageert op bepaalde ziekte of aandoening.
Jouw reactie heeft te maken met ziekte gerelateerd factoren, persoonlijke factoren
(veerkrachtigheid, kan je het oplossen?) en achtergrond, psychische en sociaal (omgeving) facotren,
dus wat je omgeving er van vind en hoe die er in staan.
In het midden staat de coping manier, omgaan met de ziekte. Actieve of passieve coping, aanpakken
of lijden?
Dit bovenstaand is allemaal van invloed op de ‘outcome of crisis’
Invloeden op coping-proces
1 Ziekte - gerelateerde factoren
- (Ervaren) ziektedreiging (pijn, misvorming)
- Medisch behandelschema (pijn, bijwerkingen)
- Wat voor soort chronische aandoening is het? Dragen van een bril minder dan Parkinson bijv.
2 Achtergrond en persoonlijke factoren
- Persoonlijkheid (hoe veerkrachtig ben je, kan je het oplossen)
- Leeftijd, geslacht, sociale klasse, religie, zelfrespect
- Mate van zelfbeschuldiging voor conditie
- Demografische feiten
- Locus of control
- Naamsvermelding
- Coping-stijl
- Emotionele omstandigheden
- Pijn / somatisatie