Onderzoek 1 : introductie
Literatuur (toetsstof)
Bakker en van Buuren (derde druk!); Inleiding , hfdst 1, hfdst 2 (t/m pag 37)
Kennisclips colleges
Leerdoelen:
De student kent de overeenkomsten en verschillen tussen EBP, praktijkgericht onderzoek en
fundamenteel onderzoek inclusief de bijbehorende onderzoek cycli.
BOK = Body of Knowledge
Kennishiaat = iets wat nog niet, of niet exact, bekend is in de wetenschap (‘information gap’)
Daarom is het als fysio belangrijk om info te blijven opzoeken en ‘bijleren’
Als fysio kan je in zo’n geval onderzoek gaan doen, hierbij is wel belangrijk dat je de klinische
onzekerheid kunt vertalen in een vraag (pico systeem)
P = patiënt / probleem / populatie (inversie enkel trauma)
I = interventie (tapen?)
C = comparison (vergelijken, niet tapen?)
O = outcome (resultaat)
Als je bij onderzoek in de literatuur geen antwoord op je vraag kunt vinden, kan dit dus een reden
zijn om zelf onderzoek te gaan doen. (praktijkgericht, kennis nodig van onderzoekmethodologie)
Empirische cyclus
- Probleem / waarneming
- Theorie, Hypothesen (vraagstelling)
- Onderzoeken (in data bases)
- Conclusies mbt hypothesen (heb je antwoord op je hypotheses?)
- Klopt het niet? Begin je opnieuw!
Meestal vormt een klinisch probleem de aanleiding van je onderzoek, hierbij ligt de nadruk meestal
op 1 van de volgende 4 domeinen:
- Etiologie (vraag naar de oorzaken of determinanten (risicofactoren of risico-indiactoren) van
een aandoening centraal. (ook bijwerkingen t.g.v. behandeling vallen hier onder)
Hoe komt het nou precies?
- Diagnose (gericht op verschijnselen die een indicatie of voorspelling geeft van de
aanwezigheid van een bepaalde aandoening)
Wat is het nou precies?
- Prognose (de factoren die van invloed zijn op het verdere verloop van de ziekte)
Hoe lang gaat het duren?
- Therapie of interventie (de effectiviteit van een therapeutische interventie of behandeling,
of richt je je op de effectiviteit van een interventie om het ontstaan van een ziekte te
voorkomen)
Hoe ga ik aan de slag?
,Na het schetsen van een klinisch probleem wat in een onderzoek centraal staat, volgt een
doelstelling (extern doel) en een vraagstelling (intern doel).
Doelstelling: beschrijft waarom je dit onderzoek uitvoert en wat het belang is van de kennis die dit
onderzoek voortbrengt. (relevantie van het onderzoek)
Vraagstelling: beschrijft wat er wordt onderzocht. Hiermee geef je de inhoud van het onderzoek
weer. Het antwoord op de vraagstelling levert de kennis op om de doelstelling te bereiken.
Formuleren van deelvragen:
Naast de onderzoeksvraag formuleer je aan aantal deelvragen die betrekking hebben tot de
onderzoekvraag. Deze deelvragen formuleer je van minst complex naar complex. (logische
volgorde). Meestal eerst over definitie van het probleem, daarna de prevalentie ( hoe vaak komt het
voor?)
Door de kennis uit de diverse deelvragen te beantwoorden kan je ze aan elkaar koppelen en de
meest complexe deelvragen er mee beantwoorden (je zet de deelvragen dus in volgorde van
makkelijk naar moeilijk)
Valkuilen bij het formuleren van onderzoekvragen:
De vraag ontbreekt: je schrijft wel een doelstelling, maar geeft niet precies aan wat je gaat
onderzoeken
De onderzoeksvraag sluit niet goed aan op de doelstelling: je onderzoeksvraag heeft betrekking op
een ander aspect van het onderwerp dan bedoeld in de doelstelling
De onderzoeksvraag is te vaag: je geeft niet concreet genoeg aan binnen welke populatie je het
onderzoek wil gaan uitvoeren
De onderzoeksvraag is algemeen geformuleerd: als de onderzoeksvraag te breed geformuleerd is,
kan het onderzoek nog alle kanten op gaan.
- De onderzoeksvraag is te specifiek geformuleerd
- “ “ is niet eenduidig geformuleerd
- “ “ is niet enkelvoudig geformuleerd
- “ “ bevat onbewezen of onjuiste veronderstellingen
Bij het beschrijven van het onderzoek kun je onderscheid maken tussen:
- Theoretische relevantie
- Maatschappelijke relevatie
Theoretische relevantie: wanneer het leidt tot nieuwe beschrijvingen of verklaringen of als het een
bepaalde theorie aan het kritische beschouwing onderwerpt. (fundamenteel onderzoek = een
onderwerp met een hoge theoretische relevantie (DNA onderzoek) wat bijdraagt aan
kennisvermeerdering) (meestal universiteit)
Maatschappelijke relevantie: wanneer een onderzoek oplossingen voor mensen (of groepen
mensen) in de maatschappij aandraagt, is het maatschappelijk relevant. (toegepast/praktijkgericht
onderzoek = een onderzoek met een hoge maatschappelijke relevantie)
Theoretisch en maatschappelijk onderzoek heeft veel met elkaar te maken. Theoretisch relevant
onderzoek kan kennis op leveren voor de praktijk. En andersom ook. Theorie richt zich voornamelijk
op de praktijk.
,Vraagtypen, bij iedere vraagtype van een onderzoek word een korte omschrijving gegeven en een
voorbeeld:
- Definiëren (aangeven van de bepaalde kenmerken van het onderwerp) (bv. wat wordt
verstaan onder een verhoogd cholesterol gehalte?
- Beschrijven (de eigenschappen of kenmerken van een onderwerp) ( bv. hoe vaak komt een
verhoogd cholesterol gehalte voor bij mannen onder de 40 jaar)
- Vergelijken (verschillen tussen twee of meer groepen of situaties) ( bv. verschilt het
cholesterol gehalte van allochtone mannen onder de veertig jaar van die van autochtone
mannen onder de 40 jaar?)
- Verklaren (oorzaken van gevonden verschillen of verbanden. Met verklarend onderzoek ga
je na of een verband causaal is. Een causaal verband betekend dat er een oorzaak-
gevolgrelatie is tussen de onderzochte variabelen. (bv. in hoeverre is een gevonden verschil
in cholesterolgehalte tussen autochtone en allochtone jonge mannen toe te schrijven aan
een verschil in voedingsinname van onverzadigde vetzuren?)
- Voorspellen (het voorspellen van de gevolgen van een bepaalde aandoening of maatregel)
( bv. gaat het stijgen van het aantal jonge mannen met een verhoogd cholesterolgehalte in
Nederland gepaard met een hoger sterftecijfer als gevolg van hart- en vaatziekten in de
komende twintig jaar?)
- Evalueren (onderzoeken van het effect van een maatregel of interventie) ( bv. wat is het
effect van het geven van voedingsadviezen aan jonge mannen met een verhoogd
cholesterolgehalte om het cholesterolgehalte te verlagen?)
- Voorschrijven (het opstellen van maatregelen of richtlijnen. Hiervoor is de kennis nodig die
bij eerdere, minder complexe, vraagtypen is verzameld) ( bv. wat is het beste beleid bij jonge
mannen met een verhoogd cholesterolgehalte?)
Een theorie = een uitspraak of een samenhangende reeks van uitspraken met een algemeen geldend
karakter, vaak gebaseerd op waarnemingen van concrete gebeurtenissen.
Inductie: proces van concrete waarnemingen (observatie) naar een meer abstracte theorie
(hypothese) . Inductie vind plaats op basis van toevallige waarnemingen of door systematisch
literatuuronderzoek. (theoretische verklaring geven voor de waarneming, iets wat je waarneemt
vertalen naar theorie, wil niet zeggen dat dit altijd klopt, dus moet je dit toetsen) Bv. zorgverlener
die opvalt dat mensen met een whiplash weinig bewegen omdat ze angst hebben, terwijl gedoseerd
bewegen uit onderzoek blijft juist goed is
Deductie: proces – van abstracte theorie (vraag) naar concrete hypothesen – noem je deductie.
Deductie vind plaats in het stadium van het onderzoek waarin je globale onderzoek idee omzet in
de concrete onderzoeksvraag, waarover je als onderzoeker bepaalde uitkomst verwachtingen hebt.
Waarneming in de praktijk (inductie) vormen theorie / vraag (deductie) opstellen concrete
hypotheses)
Inductie = het vertalen van een waarneming in de praktijk naar theorie
Deductie = deze theorie vertalen naar concrete hypotheses om onderzoek te kunnen doen
Empirische toetsing: op systematische wijze nieuwe gegevens verzamelen, waarmee je de
hypothesen toets in de werkelijkheid (dit noem je empirische toetsing (vanuit empirische cirkel)) .
Op basis van nieuwe waarnemingen kan je hypothesen beantwoorden en bijstellen om meer
richting je onderzoeksvraag te gaan. Vanaf hier begin je weer van voor af gaan met je nieuwe
hypothese of onderzoekvraag. Je trekt conclusies met betrekking tot de theorie die je vooraf had.
, Empirische cyclus: de cyclus van het onderzoek. Het doen van een onderzoek is een cyclisch proces,
waarbij theorievorming en het toetsen van de theorie in de werkelijkheid elkaar steeds afwisselen.
Theorie hypothesen / voorspellingen toetsen van voorspellingen in de werkelijkheid: dus
onderzoek doen conclusies theorie …. Enz.
Interventie cyclus / regulatieve cyclus: praktijkgericht onderzoek. Praktisch probleem centraal.
De fasen in een interventie cyclus:
- Probleem formulering: wat is het probleem en waarom is het een probleem?
- Diagnose: wat zijn de achtergronden en de oorzaken van het probleem?
- Interventieplan: welke interventies stel je voor om, op basis van de inzichten uit de
diagnose, het probleem te veranderen en hoe zou je die interventie monitoren?
- Interventie: een interventie- of veranderingstraject wordt in gang gezet; over het proces van
invoering worden gegevens verzameld
- Evaluatie: in hoeverre is de interventie succesvol geweest? is de doelstelling bereikt? Is het
probleem opgelost?
Probleem formulering diagnose interventieplan interventie evaluatie probleem
formulering enz…..
Binnen het onderdeel diagnose kan ook weer een kleine onderzoek cyclus plaatsvinden:
Interpretatie probleem beschrijving data verzameling data-analyse interpretatie enz…..
Binnen het onderdeel evaluatie kan weer een kleine onderzoek cyclus plaatsvinden:
Probleem beschrijving data verzameling data-analyse interpretatie probleem beschrijving
enz….
Wetenschappelijk vs praktijkgericht onderzoek
Onderzoeksmethoden zijn gelijk (dus ook resultaten uit prakrijkgericht onderzoek zijn alleen geldig
als dit wetenschappelijk verantwoord is uitgevoerd) (en andersom ook)
Fundamenteel onderzoek (wetenschappelijk) = vooral theoretisch, bv DNA onderzoek naar
erfelijkheid van kanker. Klinisch en maatschappelijke relevantie blijkt vaak later. (meestal
universiteit).
Toegepast / praktijkgericht onderzoek = vooral maatschappelijke en/of klinische relevantie (patiënt,
organisatie en maatschappij kunnen er direct bij gebaat) oplossingen voor een verbetering /
innovatie van de praktijk. (zelf onderzoek doen en dit publiceren in theorie op het internet)
Lectoren / lectoraat
Binnen het Saxion vooral gefocust op preventie (voorkomen), (arbeid)participatie (werk houding),
chroniciteit ouderen. (kwetsbare oudere door vergrijzing)
Empirische cyclus = een probleem vanuit de praktijk vertalen in theorie en daar mee gaan zoeken in
databases naar het antwoord
Interventie cyclus / regulatieve cyclus = zelf praktijkgericht onderzoek doen (in de 5 fases die begin
van deze pagina staan)