Samenvatting arresten
HC 1 – Introductie goederenrecht
HR Blaauboer/Berlips
Juridisch kader: verbindende kracht van overeenkomst
Berlips was eigenaar van een stuk grond. Hij verkocht percelen aan Kloots. Bij die verkoop
kwam hij overeen dat op zijn eigen deel een weg gebouwd zou worden (overeenkomst,
verbintenissenrecht). De weg wordt maar niet gebouwd. Kloots eist een schadevergoeding op
grond van wanprestatie. Berlips verweert zich door te zeggen dat hij geen eigenaar meer is.
Hij heeft zijn stuk grond verkocht aan Maks. Hij stelt dat de verplichting tot het bouwen van
de weg overgaat op Maks, omdat hij nu eigenaar is. De HR oordeelt dat de overeenkomst
alleen van kracht is tussen de handelende partijen, dus tussen Berlips en Kloots.
Rechtsregel:
Een overeenkomst is alleen van kracht tussen de handelende partijen. Ze kunnen aan
derden geen nadeel of voordeel toebrengen. Verbintenissen verbinden alleen de
partijen.
HR Pos/Van den Bosch
Juridisch kader: onrechtmatige daad, aanzetten tot wanprestatie
Van den Bosch pacht sinds 1954 een stuk weiland van Gerrit Brouwer. In het pachtcontract is
een clausule opgenomen waarin staat dat als Brouwer en al zijn bij hem inwonende zussen
overlijden, Van den Bosch het exclusieve recht heeft om de grond en de boerderij te kopen.
Gerrit en al zijn zussen overlijden op één zus, Neeltje Brouwer, na. Neeltje heeft een
achterneef, Pos, die haar vermogen beheert. In 1963 schenkt Neeltje, daartoe aangezet door
Pos, de boerderij aan Pos. Pos aanvaard de schenking wetend dat Van den Bosch krachtens
de clausule het exclusieve recht heeft om de grond en de boerderij te kopen. Als Neeltje in
1964 overlijdt, wil Van den Bosch de grond en de boerderij kopen. Hij komt erachter dat Pos
het huis van Neeltje geschonken heeft gekregen. Pos weigert om mee te werken aan een
overdracht van het huis. Van den Bosch doet een beroep op onrechtmatige daad. De HR
oordeelt dat in deze casus sprake is van een onrechtmatige daad jegens Van den Bosch.
Rechtsregel:
Het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door het handelen een
overeenkomst met een ander schendt, is in beginsel niet onrechtmatig jegens die
ander. Dit kan echter anders zijn indien er bepaalde omstandigheden zijn die dit
handelen onrechtmatig maken, zoals in bovenstaand arrest.
HR Teixeira de Mattos
Juridisch kader: eigendomsrecht
Dit arrest gaat over obligaties (waardepapieren), papieren waarin de waarde ligt besloten.
Verschillende partijen hadden verschillende aantallen certificaten bij de bank in een kluis
gelegd. De certificaten waren niet genummerd en dus niet van elkaar te onderscheiden. De
bank moest ze voor de zekerheid nummeren. De certificaten liggen bij de bank en de bank
gaat failliet. De curator gaat het hele vermogen ten gelde maken en uitkeren aan
schuldeisers. De bank had de certificaten niet genummerd. Er liggen nog 4 certificaten.
Alleen Mulder en Pijnenburg hadden certificaten ingelegd. Ze zijn naar de curator gegaan om
aan te tonen dat het hun eigendom was en dat ze die certificaten terug wilden. Het probleem
was echter dat ze niet konden aantonen dat de certificaten daadwerkelijk van hen waren, ze
waren namelijk niet genummerd. Doordat ze niet konden aantonen dat het hun eigendom
was, konden ze de certificaten niet terug krijgen.
Rechtsregel:
Om een goed als eigendom te kunnen opeisen moet je niet alleen eigendom hebben,
je moet ook kunnen aantonen dat het daadwerkelijk jouw eigendom is.
, HR Curaçao/Ervan Boyé
Juridisch kader: kettingbeding
Een koper van een stuk grond weigert een (ketting)beding te eerbiedigen waarmee het
onroerend goed is belast. Het beding voorziet erin dat de koper een zeker bedrag moet
betalen aan de voormalige eigenaar (Boyé), zijn erfgenamen en rechthebbenden voor iedere
ton mest- of delfstoffen die in de toekomst van het verkochte land mochten worden
gewonnen. In het arrest komt vervolgens de vraag aan de orde of de koper (derde) verplicht
is zich aan het beding te houden waarmee het onroerend goed is belast, op straffe van
aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad wegens het profiteren van wanprestatie. De Hoge
Raad staat stil bij de omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het
onrechtmatigheidsoordeel. Voor de vraag of de derde (koper) in de gegeven
omstandigheden door zo te handelen – het niet eerbiedigen van het (ketting)beding –
onrechtmatig handelde jegens de benadeelde (de oorspronkelijke eigenaar of zijn
rechtsopvolgers onder algemene titel) is naar het oordeel van de Hoge Raad in de eerste
plaats beslissend wat de koper wist en moest weten ten tijde van de aankoop van het
onroerend goed, en niet wat hij wist toen werd geleverd. In de tweede plaats is de
voorzienbaarheid en de ernst van het nadeel dat de erven Boyé zouden lijden en het te
verwachten voordeel voor de koper van belang. Als laatste gezichtspunt noemt de Hoge
Raad de mate waarin de koper de wanprestatie van de verkoper heeft bevorderd. Het arrest
Curaçao/Boyé leert dat, naast wetenschap van het bestaan van de contractuele verplichting
van de ander ten tijde van de koop, ook bijkomende bijzondere omstandigheden vereist zijn
voor het aannemen van onrechtmatigheid.
Rechtsregel:
Of een kettingbeding door een volgende eigenaar zou moeten worden gewaarborgd
én bekend is, hangt van de feiten en omstandigheden van het geval af. Naast de
wetenschap van het bestaan van de contractuele verplichting van de ander ten tijde
van de koop, zijn ook bijzondere bijkomende omstandigheden vereist voor het
aannemen van onrechtmatigheid.
HR Damhof/Staat
Juridisch kader: overdrachtsvereisten, geldige titel, causaal stelsel
In dit arrest is bepaald dat Nederland een causaal stelsel kent. Een causaal stelsel kenmerkt
zich door het feit dat er een geldige titel vereist is. Dit in tegenstelling tot een abstract
stelsel, waarvoor alleen een titel vereist is. Het vereiste van een geldige titel beschermt de
rechthebbende tegen ongerechtvaardigde vermogensverschuivingen.
Rechtsregel:
In Nederland geldt een causaal stelsel. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een
geldige titel voor een geldige overdracht.