Samenvatting Contractenrecht
HC 1 – Totstandkoming en uitleg van de overeenkomst
Verbintenis:
Een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking (verschuiving in het vermogen) tussen twee of
meer personen, op grond waarvan de één een recht heeft op een prestatie waartoe de ander
verplicht is die te verrichten.
Het verbintenissenrecht kent een open systeem (art. 6:1 BW). Een verbintenis kan ook uit de
wet voortvloeien, dit blijkt uit HR Quint/Te Poel: ‘’indien de wet geen regeling voor het geval
kent, moet er een oplossing worden gezocht die past in het stelsel van de wet en die aansluit
bij wel in de wet geregelde gevallen.’’
De overeenkomst
Rechtsfeiten:
Feitelijke handeling (geen beoogd rechtsgevolg)
o Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
o Rechtmatige daad
Rechtshandeling (wel beoogd rechtsgevolg, wil en verklaring art. 3:33 BW)
o Eenzijdig
Gericht
Ongericht
o Meerzijdig (overeenkomst)
Aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW)
Hoe komt een overeenkomst tot stand?
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217
BW). De overeenkomst bestaat uit twee overeenstemmende wilsverklaringen (art. 3:33 BW).
Een overeenkomst kan in elke vorm worden opgesteld, dus vormvrij (art. 3:37 lid 1 BW).
Aanbod en aanvaarding
Wanneer is sprake van een geldig aanbod?
Een aanbod moet voldoen aan het bepaalbaarheidscriterium (art. 6:227 BW). Dit houdt in dat
de voornaamste elementen van de inhoud van de overeenkomst bevat(prijs, zaak waarop het
aanbod betrekking heeft, hoeveelheid, specificaties, leveringsdatum), zodat de wederpartij
dit met een simpele ‘ja’ kan beantwoorden.
Wanneer is sprake van een geldige aanvaarding?
De aanvaarding is een vormvrije wilsverklaring van de wederpartij dat zij het aanbod
aanvaardt én die de persoon tot wie zij is gericht heeft bereikt (ontvangsttheorie, HR
Centavos/Stichting Nieuwenhuis).
Wilsvertrouwensleer
Wanneer allebei de wilsverklaringen overeenstemmen, is er sprake van een
wilsovereenstemming.
Het kan ook gebeuren dat wil en verklaring niet overeenstemmen, dit wordt ook wel
oneigenlijke dwaling genoemd. Hierbij kun je denken aan iemand die tijdens een veiling naar
iemand zwaait en de veilingmeester dit opvat als een bod, een verschrijving, verspreking,
‘grapje’, etc. Het kan ook voorkomen dat beide partijen een andere uitleg aan een woord
geven (HR Bunde/Erckens).
Wat is het gevolg van het ontbreken van wilsovereenstemming?
Er is in dit geval sprake van wilsontbreken. Het gevolg hiervan is dat er geen geldige
rechtshandeling ontstaat en er dus ook geen overeenkomst tot stand komt (tenzij er sprake
is van gerechtvaardigd vertrouwen). De overeenkomst is dus nietig.
,Gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW)
Er kan toch een geldige rechtshandeling ontstaan, indien de wederpartij er op mocht
vertrouwen dat de wil overeenkwam met de verklaring (HR Eelman/Hin). Het vertrouwen
moet ook gerechtvaardigd zijn. Dit houdt in dat degene die een beroep op gerechtvaardigd
vertrouwen, niet wist, kon, of behoorde te weten dat de wil en verklaring van de wederpartij
niet overeenstemden. Degene die een beroep op art. 3:35 BW doet, moet dus te goeder
trouw zijn (art. 3:11 BW). Art. 3:11 BW houdt impliciet ook in dat er een onderzoeksplicht
rust op degene die een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen doet.
Elektronisch contracteren
In beginsel zijn de regels voor elektronisch contracteren niet anders dan de regels van
gewoon contracteren. Ook hier zijn de regels van aanbod en aanvaarding van toepassing.
Wel zijn er voor internettransacties nadere vereisten gesteld in art. 6:227a t/m c BW.
Daarnaast bepaalt art. 6:230o BW dat bij een koop op afstand de consument een
herroepingsrecht heeft. Hij kan zonder opgaaf van redenen binnen 14 dagen zijn ontvangen
product terugsturen.
Inhoud van de overeenkomst
Wanneer moet een overeenkomst uitgelegd worden?
De in een overeenkomst opgenomen tekst is onduidelijk
Een in de overeenkomst opgenomen bepaling is voor meerdere uitleg vatbaar (HR
Bunde/Erckens)
Partijen menen dat, hoewel de tekst duidelijk is, zij iets anders bedoeld hebben
De overeenkomst kan meerder rechtsgevolgen meebrengen (uit de wet, gewoonte of
redelijkheid en billijkheid)
Hoe moet een overeenkomst dan worden uitgelegd?
De wet biedt geen specifieke regeling voor de uitleg van overeenkomsten. Er bestaan echter
wel een aantal bepalingen die handvatten bieden:
Art. 6:231 jo. 6:238 lid 2, tweede volzin, BW (contra proferentem regel)
Als in de algemene voorwaarden een beding is dat onduidelijk is, of voor meerdere
uitleg vatbaar is, dan wordt het beding uitgelegd in het nadeel van degene die de
voorwaarden heeft opgezet. Dus ter bescherming van de consument tegen
professionals die de voorwaarden hebben opgesteld.
Art. 6:248 BW, redelijkheid en billijkheid (aanvullend of beperkend)
‘’Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen
rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet,
de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.’’
Art. 3:35 BW, gerechtvaardigd vertrouwen (wat hebben partijen bedoeld, en mocht de
wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen dat de wp hem begreep of dat ook wilde)
Ook in de jurisprudentie zijn belangrijke rechtsregels vastgesteld over hoe overeenkomsten
dienen te worden uitgelegd. Het belangrijkste arrest is HR Haviltex.
In dit arrest is bepaald dat een zuiver taalkundige uitleg van bepalingen in een contract
onvoldoende is om de verhoudingen van partijen te bepalen en een leemte aan te vullen.
‘’Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs over en
weer aan deze bepalingen mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten
verwachten.’’ Bij onduidelijkheden over bepalingen in het contract prevaleert de
partijbedoeling dus boven de taalkundige uitleg. Relevante omstandigheden zijn onder meer
de maatschappelijke kring waartoe partijen behoren, de rechtskennis die van partijen kan
worden verwacht, eventuele juridische bijstand, de mate van gedetailleerdheid van de
overeenkomst en het gedrag van partijen. De Haviltex-norm is bevestigd in het arrest HR
Lundiform/Mexx.
Normaal gesproken gelden contracten in principe alleen tussen de partijen die het contract
met elkaar hebben gesloten (relativiteitsbeginsel). Maar in sommige gevallen kunnen derden
die geen partij zijn bij de overeenkomst wel rechten aan de overeenkomst ontlenen, denk
aan een overeenkomst betreffende een cao. In dit geval geldt de Haviltex-norm niet,
partijbedoelingen prevaleren dus niet. Dit is bepaald in het arrest HR Pensioenfonds
, DSM/Fox. In dit arrest is bepaald dat wanneer er derden bij de overeenkomst betrokken zijn,
de taalkundige uitleg prevaleert boven de partijbedoelingen. Dit omdat de derden niet
aanwezig zijn geweest bij de onderhandelingen en de tekst objectief en bekend is. Let op!
De partijbedoelingen spelen nog steeds een belangrijke rol, er is sprake van een glijdende
schaal. Een uitzondering op HR Pensioenfonds DSM/Fox is geformuleerd in HR FNV/Condor.
In dit arrest is bepaald dat ondanks dat er derden bij de overeenkomst betrokken waren,
juist wél aanleiding bestond om naar de partijbedoelingen te kijken.
WC 1 – Precontractuele fase en uitleg overeenkomsten
Precontractuele fase
De precontractuele fase is de fase voorafgaand aan het sluiten van het contract. Je zou het
ook wel de onderhandelingsfase kunnen noemen. Ook in de precontractuele fase hebben
partijen al rechten en plichten jegens elkaar. Dit blijkt ook uit HR Baris/Riezenkamp, uit dit
arrest blijkt dat de precontractuele fase wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid.
Partijen moeten ook in de precontractuele fase al rekening houden met elkaars
gerechtvaardigde belangen. De precontractuele aansprakelijkheid brengt met zich mee dat
wanneer een partij de onderhandelingen onderbreekt en de wederpartij schade heeft, deze
wederpartij de andere partij aansprakelijk kan stellen. Let wel op, als de precontractuele
aansprakelijkheid te ver gaat, gaat dat ten koste van het handelsverkeer.
In HR Plas/Valburg zijn 3 fasen van onderhandeling vastgesteld:
1. Contractsvrijheid staat voorop, afbreken is toegestaan
2. Afbreken is toegestaan, maar bepaalde kosten moeten worden vergoed
Welke kosten? het negatief contractsbelang. Dit zijn de gemaakte kosten en
eventuele misgelopen kansen bij anderen. Het zijn de kosten die je niet had gemaakt
als je niet in onderhandeling was getreden.
3. Afbreken is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
In deze fase wordt ervan uitgegaan dat je al zo ver in de onderhandelingen bent, dat
je eigenlijk al praktisch een overeenkomst hebt gesloten. Deze mag je dus niet
afbreken, als je dit wel doet moet je het positief contractsbelang vergoeden. Dit is de
gederfde winst (hetgeen je met de overeenkomst had kunnen genereren, want er
wordt vanuit gegaan dat de overeenkomst is gesloten). In de praktijk wordt positief
contractsbelang niet snel toegewezen.
Let op! Negatief en positief contractsbelang kunnen niet tegelijkertijd worden
gevorderd!
De derde fase bereik je als er gerechtvaardigd vertrouwen is dat de onderhandelingen tot
een overeenkomst zouden leiden (=totstandkomingsvertrouwen). Dit is ook mede bepaald in
HR Centraal Bureau Bouwtoezicht/JPO. Uit dit arrest blijkt dat het uitgangspunt
contractsvrijheid is. Afbreken is dus toegestaan, tenzij er gerechtvaardigd vertrouwen van de
wederpartij is. Factoren waar naar gekeken moet worden voor de vraag of er sprake is van
gerechtvaardigd vertrouwen:
1. De bijdrage die de afbrekende partij heeft gehad in het ontstane vertrouwen
2. Je moet rekening houden met de belangen van de afbrekende partij
3. Onvoorziene omstandigheden waardoor van de afbrekende partij niet kan worden
verwacht dat de onderhandelingen worden voortgezet
4. Je moet kijken naar het gehele verloop van de onderhandelingen (bv. zijn de
onderhandelingen lang bezig, verloopt het soepel?)
Aspecten 1 t/m 3 zijn een herhaling van HR Ruiterij/MBO, ook wel Hotel Maastricht
genoemd: ‘’Rekening dient te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de
partij die de onderhandelingen afbreekt, tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft
bijgedragen, en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij; hierbij kan ook van
belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorzienen omstandigheden
hebben voorgedaan.’’ Aspect 4 is eerder genoemd in HR Combinatie/Staat.