Samenvatting psychopathologie kind en jeugdige
ADHD: Macht en misverstanden
Hoofdstuk 2: Misverstanden over ADHD
ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder oftewel aandachtstekortstoornis met
hyperactiviteit. ADHD is een van ongeveer 400 psychische stoornissen die gedefinieerd staan in de
DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders).
Misverstand 1: je wordt geboren met ADHD
Je wordt niet met ADHD geboren. ADHD is namelijk niets anders dan de criteria die de samenstellers
van de DSM voor deze stoornis is opgesteld. Om aan deze criteria voor ADHD te voldoen moet er
sprake zijn van gedragingen die een baby onmogelijk kan vertonen. Er kan wel sprake zijn van aanleg
die zich in een bepaalde omgeving wel of niet ontwikkelt tot het gedrag dat we ADHD noemen.
In voorlichtingsmateriaal wordt ADHD vaak omschreven als een zeer erfelijke stoornis 70-80%
erfelijk. Deze websites noemen alleen de uitkomsten van gezins-, tweeling- en adoptiestudies. Een
beperking van dit type studies is dat ze de invloed van genen en omgeving niet kunnen scheiden.
Moleculaire genetische studies kunnen dat wel, en uit deze onderzoeken blijkt dat alle onderzochte
genen die bij ADHD betrokken lijken te zijn samen minder dan 10% van het gedrag verklaren.
Eeneiige tweelingen vaker allebei ADHD dan twee-eiige tweelingen. Maar eeneiige tweelingen
gemiddeld een hechtere relatie, en worden door ouders gelijker behandeld dan twee-eiige
tweelingen. Dit kan als verklaring dienen waarom eeneiige tweelingen meer overeenkomstig gedrag
vertonen.
Bij adoptiestudies geldt ook dat er geen onderscheid gemaakt is tussen erfelijke factoren en
omgevingsinvloeden. In deze studies kijkt men hoe vaak biologische ouders en adoptieouders van
kinderen met ADHD ook aan de criteria van ADHD voldoen. Het blijkt dat ADHD vaker voorkomt bij
de biologische ouders dan adoptieouders met ADHD. Een bevinding die niet verrast. Adoptieouders
mogen pas na een strenge selectie adopteren, terwijl biologische ouders van adoptiekinderen vaak
juist kampen met problemen.
Opmerkelijk is dat dit lage percentage studies die het onderscheid tussen aanleg en omgeving veel
beter kunnen maken, in voorlichtingsmateriaal nauwelijks genoemd wordt. Dit leidt tot een
wijdverbreide overschatting van de rol van erfelijkheid bij ADHD met als mogelijk nadeel dat
kinderen en de volwassenen om hen heen de eigen invloed op het gedrag onderschatten.
Misverstand 2: ADHD is het gevolg van een tekort aan een stofje in de hersenen
Veel leken denken dat medicatie zoals Ritalin ADHD-klachten vermindert doordat het een tekort aan
de neurotransmitter dopamine in de hersenen aanvult. -> Dus er zal bij ADHD wel sprake zijn van een
tekort aan dopamine.
Bv. Iemand die zwijgzaam is en een spraakwaterval wordt na een aantal biertjes -> dan heeft die een
alcoholtekort.
Kortom: als een kind beter op gaat letten na het slikken van Ritalin, bewijst dat absoluut niet dat het
kind ADHD of een tekort aan dopamine heeft. De meeste mensen kunnen zich beter concentreren
nadat ze Dopamine geslikt hebben.
Misverstand 3: de hersenen van kinderen met ADHD zien er anders uit
Op groepsniveau vond men kleine verschillen, zoals gemiddeld genomen iets kleinere hersenen of
hersendelen en iets minder dopamine in het brein bij kinderen met ADHD.
Maar voor geen enkele psychiatrische stoornis is een neurobiologische oorzaak in de hersenen aan te
wijzen.
,Groepsverschillen worden vaak ten onrechte gepresenteerd alsof ze zouden gelden voor ieder
individu met de classificatie ADHD. Groepsgemiddelden zeggen echter nauwelijks iets over
individuen. -> Kinderen met en zonder ADHD-classificatie vallen verreweg in de meeste gevallen in
dezelfde range.
Kortom, de meeste kinderen met ADHD gedrag hebben geen kleiner brein t.o.v. andere kinderen, en
er zijn een heleboel kinderen met een relatief kleine hersenen of hersendelen die geen ADHD gedrag
vertonen. Noch van kleinere hersenen of hersendelen, noch van andere biologische of neurologische
hersenkenmerken is ooit aangetoond dat alle ADHD’ers het kenmerk wel hebben en alle niet
ADHD’ers niet. Er is dus geen enkele reden om te beweren dat hersenen van ADHD’ers er op een
bepaalde manier uitzien of werken. Dat is simpelweg niet waar.
Misverstand 4: ADHD veroorzaakt hyperactiviteit, impulsiviteit en concentratieproblemen
ADHD is niets anders dan een benaming voor hyperactief en/of ongeconcentreerd gedrag. Geen
oorzaak!! Psychiatrische labels beschrijven een probleem en hebben meestal geen aantoonbare
lichamelijke oorzaak: zoals eerder opgemerkt worden er op groepsniveau wel kleine verschillen
gevonden, maar dat zegt weinig over individuen.
Misverstand 5: ADHD is chronisch
Na 10 jaar ongeveer 2/3 verminderden of verdwenen de kerngedragingen van ADHD:
- Hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachtsproblemen
- In de loop der jaren, ongeacht het type behandeling dat kinderen kregen.
Helaas weten we niet of ADHD-gedrag ook afneemt als we niets doen -> het is immers niet ethisch
om kinderen te diagnosticeren met ADHD en ze vervolgens ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek een behandeling te onthouden.
Jongvolwassenen die als kind voldeden aan de criteria voor ADHD, voldoen op latere leeftijd dus vaak
niet meer aan die criteria. Wel functioneren ze op bepaalde punten slechter dan volwassenen zonder
zo’n classificatie in hun voorgeschiedenis gekregen te hebben: ze hebben gemiddeld meer
problemen op het gebied van werk en sociale relaties. Het is echter niet zo gek dat deze volwassenen
slechter functioneren want daar zijn ze mede op geselecteerd: een ADHD-classificatie is alleen van
toepassing als een kind problemen heeft in het sociale of schoolse functioneren. De ADHD
kerngedragingen – hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachtsproblemen – verdwijnen meestal,
terwijl de functioneringsproblemen vaak een blijvend karakter hebben. Dit pleit voor psychosociale
behandelingen waarbij kinderen bv. helpen om hun sterke kanten te ontwikkelen en een opleiding te
vinden die bij hen past. Medicatie onderdrukt alleen de kerngedragingen van ADHD, maar die gaan
meestal dus vanzelf over.
Misverstand 6: ADHD is een ziekte
ADHD is geen lichamelijke afwijking die met een objectieve test is aan te tonen. ADHD is de naam
voor een aantal gedragingen die vaak samen voorkomen. ADHD veroorzaakt de gedragingen niet.
Daarom is het verwarrend om te spreken van symptomen – die suggereren immers een
onderliggende ziekte of oorzaak. ADHD-medicatie is een chemische stof die geen tekort aanvult die,
in tegenstelling tot insuline, niet nodig is om te overleven. De diagnose is gekleurd door degene die
haar stelt en door de omgeving en de cultuur waarin het gedrag voorkomt.
Diabetes ADHD
Lichamelijke afwijking die met een objectieve Geen lichamelijke afwijking die meetbaar is
test is vast te stellen bij iedereen die de mate en objectieve test maar een subjectief
diagnose krijgt oordeel over de mate waarin het gedrag
afwijkend is.
, Veroorzaakt symptomen Veroorzaakt de gedragingen niet maar geeft ze
een naam
Medicatie vult een natuurlijk hormoon – Medicatie is een chemische stof die geen tekort
insuline – aan aan dopamine of andere neurotransmitter
aanvult
Insuline is nodig om te kunnen overleven Stimulantia en andere ADHD medicatie zijn niet
nodig om te overleven.
Hoofdstuk 3: Wat is ADHD?
ADHD kan het best omschreven worden als een gedrags- of temperamentvariant die lastig
combineert met onze huidige maatschappij en waar veel mensen in de omgeving van het
betreffende kind moeite mee hebben.
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)
De DSM is het wereldwijd gebruikte psychiatrische handboek waarin alle stoornissen die we hebben
gedefinieerd staan. DSM-1 (106 stoornissen), DSM-2 (182 stoornissen) DSM-3 (265 stoornissen) DSM
4 (300 stoornissen) DSM-5 (400 stoornissen). -> met elke versie komen er dus nieuwe stoornissen
bij.
Hoe belandt een stoornis in de DSM: BOGSAT diagnose. Bunch of Guys Sitting Around A Table. Een
DSM-comité bestaande uit overwegend Amerikaanse psychiaters, zit rond een tafel en discussieert
en stemt om welke gedragingen in de DSM moeten worden opgenomen en voortaan dus als stoornis
zullen worden beschouwd. Dat stemmen doen ze niet alleen o.b.v. hun expertise, maar ook op grond
wat er in de samenleving leeft.
Je zou de DSM dus kunnen lezen als een opsomming van emoties en gedragingen die we met elkaar
niet tolereren of die moeilijk bij de huidige eisen en normen passen. Uit de toename van het aantal
stoornissen in de opeenvolgende versies van de DSM valt op te maken dat we steeds meer soorten
gedrag lastig vinden.
Gedragscriteria:
ADHD staat gelijk aan de criteria die ervoor gelden: 3 beelden van ADHD:
- Het overwegend onoplettend beeld: er is dan vooral sprake van ernstige en aanhoudende
aandachtsproblemen
- Het overwegend hyperactieve/impulsieve beeld: er is vooral sprake van ernstige en
aanhoudende impulsiviteit en hyperactiviteit.
- Het gecombineerde beeld: beide soorten problemen komen samen voor.
Aanvullende criteria:
Een ADHD classificatie is pas van toepassing wanneer er naast d aanwezigheid van voldoende ADHD
gedragingen ook sprake is van duidelijke problemen en beperkingen in het sociale en schoolse
functioneren.
Daarnaast moeten de verschijnselen over het twaalfde levensjaar al aanwezig zijn geweest, moeten
er minstens zes maanden lang zes of meer gedragingen aanwezig zijn geweest, moeten de
gedragingen zich thuis en op school voordoen, mogen de gedragingen niet veroorzaakt worden door
een andere psychiatrische stoornis en – heel belangrijk -, moet de mate waarin het gedrag zich
voordoet niet passen bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind.
Problemen bij diagnostiek
Wat is normaal?
Vroege leerlingen 2 x zoveel kans op een ADHD-classificatie. Kinderen zijn volop in ontwikkeling en
een paar maanden tot een jaar leeftijdsverschil kan veel uitmaken. Leerkrachten en andere
, professionals lijken geneigd dezelfde verwachtingen te hebben van jonge kinderen als van wat
oudere kinderen. Zij interpreteren het gedrag van deze relatief jonge kinderen, dat voor hun leeftijd
normaal is, al snel als afwijkend. Zorgelijk is dat een classificatie in veel gevallen ook tot het gebruik
van ADHD-medicatie leidde.
Wat is vaak?
Professionals, ouders en leerkrachten hebben allemaal hun eigen definitie van ‘vaak’: een
classificatie is dus erg afhankelijk van subjectieve meningen. Mate van oplettendheid ook van belang.
Iemand die net gehoord heeft over ADHD/cursus over ADHD kan zomaar meer ADHD-gedrag zien
dan voor die cursus: Baader-Meinhof-Fenomeen of de frequentie-illusie
Wat is impairment?
Een heel belangrijk criterium voor het classificeren van ADHD is dat er sprake moet zijn van
beperkingen in het functioneren. Dit zogenoemde ‘impairment’ – criterium is het met het uitkomen
van de DSM IV voor bijna alle stoornissen ingevoerd. Het probleem is dat de DSM geen definitie geeft
van wanneer we precies van functionele beperkingen mogen spreken. Hierdoor neemt iedere
diagnosticus zijn eigen subjectieve beslissing
Overlappende gedragscriteria
Criteria van ADHD overlappen met sommige.
Kip of ei?
Het is vrijwel onmogelijk om te bepalen of problemen in het functioneren oorzaak dan wel gevolg
zijn van het ADHD-gedrag. Bv. kind kan niet mee komen met de lesstof -> klieren. Of leerproblemen
veroorzaken hyperactiviteit
MTA-Studie :
- medicatie kunnen de kerngedragingen van ADHD – onoplettendheid, impulsiviteit,
hyperactiviteit – voor bepaalde tijd succesvol onderdrukken.
- ADHD-gedragingen met medicatie verminderden of verdwenen: de sociale en schoolse
functioneren verbeterde niet. Als hyperactiviteit, impulsiviteit en afleidbaarheid de oorzaak
was van de problemen op school en op sociaal gebied, dan zou een succesvolle behandeling
van het ADHD gedrag moeten leiden tot vermindering van deze problemen. → Weinig
aannemelijk dat ADHD-gedragingen de oorzaak zijn van functioneringsproblemen.
Medicatie: gemiddeld genomen neemt het ADHD gedrag af op korte termijn, maar altijd individuele
kinderen die niet op deze manier zullen reageren. Sociaal en schools functioneren verbeterde
gemiddeld niet.
Comorbiditeit
ADHD bestaat vooral uit non-specifiek gedrag: gedrag dat veel voorkomt onder de algemene
bevolking en vooral bij kinderen en volwassenen met andere stoornissen en problemen. Daarom is
het niet verbazingwekkend dat ADHD bij minimaal twee derde van de kinderen gepaard gaat met
andere psychiatrische stoornissen, zoals gedragsstoornissen, angst en depressie. -> Comorbiditeit.
Dit zie je bij de meeste psychiatrische stoornissen, maar bij geen enkele andere stoornis zo vaak als
ADHD. -> Andersoortige problemen/omstandigheden dat rusteloosheid en aandachtsproblemen
veroorzaken??
Onder de term ADHD valt een bonte verzameling van kinderen die meer van elkaar verschillen dan
op elkaar lijken.
De rol van de omgeving
In een diagnostisch proces horen classificerende (wat is het probleem) en verklarende (hoe komt het)
diagnostiek elkaar aan te vullen. DSM-syndromen zijn classificaties, beschrijvende diagnoses die