Bedrijfseconomie
Lasten over een jaar → de kosten die tot dat jaar behoren
Betalingen over een jaar → wat je dat jaar werkelijk betaalt
Verschil hiertussen is te verklaren met de verschillenanalyse
Ontvangsten & uitgaven → liquiditeitsbegroting
→ bepaald moment
Kosten & opbrengsten → resultatenrekening
→ bepaalde periode
Kosten, geen uitgaven (afschrijvingen)
Kosten, tevens uitgaven (lonen)
Uitgaven, geen kosten (investering)
Opbrengsten, geen ontvangsten (verkopen op rekening)
Opbrengsten, ook ontvangsten (contante verkopen)
Ontvangsten, geen opbrengsten (opgenomen lening)
Liquiditeitsbegroting
Beginsaldo liquide middelen
+ verkopen (geldontvangsten → debiteuren, contante verkopen & aangetrokken ev)
= subtotaal
- Inkopen (gelduitgaven → crediteuren & kosten: lonen, exploitatiekosten, premie,
rente, aflossing, privé-opname, afdracht btw, winstuitkering, investeringen)
= eindsaldo liquide middelen (verkopen – inkopen)
→ inclusief BTW
Aandachtspunten liquiditeitsbegroting:
- Alle bedragen incl. btw
- Afschrijvingen & voorzieningenkomen nooit terug op de liquiditeitsbegroting
- Aflossingen komen terug op de liquiditeitsbegroting
- Crediteuren en debiteuren komen op de liquiditeitsbegroting als de rekening wordt
betaald
- Het gaat om bedragen die op een bepaald moment betaalt zijn
Winst- & verliesrekening
Omzet
- Inkoopwaarde van de omzet
- Kosten (loon, exploitatiekosten, rente, voorzieningen)
- Afschrijvingen (aflossing komt er nooit op!)
Omzet – kosten = brutowinst
Aandachtspunten winst- & verliesrekening:
- Nooit op de winst- & verliesrekening: aflossing, investeringen,
winstuitkeringen, aangetrokken ev, rekening wordt gehouden met een bedrag
uit de voorziening.
- Geen btw
- Gaat om bedragen die betrekking hebben op een periode
,Eindbalans
activa Eindbalans passiva
Vaste activa eigen vermogen
Vlottende activa lang vreemd vermogen
Liquide middelen kort vreemd vermogen
Activa kant → vermogensbehoefte, bezittingen
Passiva kant → vermogensvoorziening, schulden
Debiteuren & crediteuren → incl. btw!
H.4 kosten en kostensoorten
4.1 Gelduitgaven & kosten
Afschrijvingskosten: waardedaling van duurzame productiemiddelen.
Restwaarde: wat het productiemiddel aan het einde van zijn levensduur waard is.
Aanschafbedrag – restwaarde = bedrag waarover je afschrijft gedurende de
levensduur
Boekwaarde: aanschafbedrag – tot nu toe gedane afschrijvingen
Voorziening: er wordt rekening gehouden met toekomstige gelduitgaven, door tussen
de periode van de herhaaldelijke kosten een gedeeltelijk bedrag ten lasten van de
winst- en verliesrekening te brengen.
De toegerekende gelduitgaven dat opzij wordt gelegd zijn kosten voor die periode.
Kostprijs: gelduitgaven die verband houden met het voortbrengen van een product of
dienst, worden aan het product toegerekend.
Standaardkostprijs: totaal van toegestane vaste en toegestane variabele kosten per
eenheid product
Kosten: zijn aan perioden, functies of producten toegerekende toekomstige
gelduitgaven, die verband houden met de opoffering van productiemiddelen.
→ de wijze waarop kosten berekend worden is afhankelijk van de beslissing die moet
worden genomen.
4.2 Geldontvangsten & opbrengsten
Realisatieprincipe: opbrengst van een verkooptransactie wordt toegerekend aan de
periode waarin de goederen zijn verkocht, ook al vindt de betaling ervan later pas
plaats. De opbrengst is dus gerealiseerd als de goederen zijn geleverd en het factuur
is verzonden.
Goederen op rekening gekocht → opbrengst wordt toegerekend als de goederen
geleverd zijn en de factuur is verzonden, de betaling vindt later plaats
Goederen bij contante verkoop → opbrengst en geldontvangst vallen samen
Opbrengst: zijn aan perioden, producten en toegerekende toekomstige
geldontvangsten die verband houden met de verkoop van producten of levering van
diensten.
,4.3 Kosten van een product
Bij het bereken van de kosten per product houden we rekening met: grondstof (in kg
of liters), arbeid en machines (in uren). Nodig om te weten is de hoeveelheid van
ieder kostensoort dat nodig is en de prijs per eenheid.
Kosten per product = geldswaarde van productiemiddelen die zijn opgeofferd voor
het produceren en verkopen van producten.
Met betrekking tot de prijs die je vermenigvuldigd met de hoeveelheden zijn een
aantal mogelijkheden:
- Historische uitgaafprijs
Prijs die betaald is bij de aanschaf van het productiemiddel
- Vervangingswaarde
Prijs die betaald zou moeten worden als de productiemiddelen aangeschaft zouden
worden op het moment waarop de kosten van het product worden berekend.
- Opbrengstwaarde
Prijs die ontvangen zou worden als het productiemiddel op het moment waarop de
kosten worden berekend, zou verkocht worden.
Meestal wordt de laagste van de 3 gebruikt → minimumwaarderingsregel
4.4 Kostenindeling
De indeling van kosten kan uitgaan van:
1. De wijze waarop de hoogte van de kosten reageer op een verandering in de
productieomvang of dienstverlening
Kosten worden verdeeld in vaste en variabele kosten
2. De relatie tussen het ontstaan van de kosten en een bepaald product/dienst
Kosten worden verdeeld in directe en indirecte kosten.
Directe kosten: als er een duidelijk aanwijsbaar verband kan worden vastgesteld
tussen het ontstaan van de kosten en een bepaald product. Directe kosten kunnen
rechtstreeks aan het product worden toegerekend.
Indirecte kosten: als een duidelijk aanwijsbaar verband tussen het ontstaan van de
kosten en een bepaald product niet vastgesteld kan worden. De kosten kunnen dan
niet rechtstreeks aan het product worden toegerekend
3. De verdeling van de kosten naar de functies binnen de organisatie waarvoor
de kosten worden gemaakt
Kosten worden verdeeld in productie-, verkoop, reclame-, administratiekosten etc.
4. De doelmatigheid van de opgeofferde waarde
Enge kostenbegrip: alleen gelduitgaven die verband houden met opgeofferde
productiemiddelen die doelmatig zijn en dus onvermijdbaar om het product/dienst te
maken worden tot kosten gerekend. Gelduitgaven die verband houden met niet
doelmatig opgeofferde productiemiddelen leiden tot verspillingen. De verspilling
wordt ten laste gebracht van de winst- en verliesrekening.
(Bijv. als een bedrijf een machine koop van €200.000, terwijl een andere van
€150.000 ook de vereiste prestatie kan leveren → verspilling: €50.000)
Ruime kostenbegrip: zowel uitgaven in verband met doelmatige als ondoelmatige
opgeofferde productiemiddelen worden tot kosten gerekend.
, 5. De aard van de productiemiddelen
Kosten worden ingedeeld in kostensoorten:
- Kosten van grond- en hulpstoffen - kosten van arbeid
- Kosten van duurzame productiemiddelen - kosten van grond
- Kosten van diensten van derden - kosten van vermogen
- Kostprijsverhogende belastingen
Welke kostenindeling van belang is hangt af van het doel waarvoor de berekening
wordt gemaakt.
Toegestane kosten: kosten die onvermijdbaar zijn voor een bepaalde productie.
Werkelijke kosten: kosten die in werkelijkheid zijn gemaakt voor een bepaalde
productie.
Aan het einde van het productieproces worden deze twee vergeleken en kunnen de
oorzaken van het verschil worden vastgesteld.
4.5 Kosten van grond- en hulpstoffen
Afval & uitval
Grond- en hulpstoffen: tastbare productiemiddelen die in één keer verbruikt worden,
ze gaan dus maar één productieproces mee.
Grondstoffen: gedeeltelijk of geheel in het eindproduct/halffabricaat terug te vinden.
Hulpstoffen: nodig om het product te maken, maar worden niet in het product zelf
opgenomen.
Voor de bepaling van kosten van grond- en hulpstoffen houden we rekening met:
Afval: grondstoffen die tijdens het productieproces verloren gaan.
Is dit onvermijdbaar → kosten in verband met afval opnemen in de standaardkostprijs
Uitval: afgekeurde eindproducten of halffabricaten na het productieproces, omdat ze
niet aan de eisen voldoen
Als het afval en/of uitval tegen een bepaalde prijs kan worden verkocht of hergebruikt
→ deze opbrengst - grondstofkosten van het product.
Ook kunnen er kosten moeten worden gemaakt om het afval of uitval af te voeren.
Kosten per goedgekeurd boek:
Echte hoeveelheid grondstoffen die nodig is → 100%
Hoeveelheid afval → .….% -
.....% = echte hoeveelheid
Hoeveelheid grondstoffen die nodig is: 100/…% x echte hoeveelheid
Grondstofkosten: 100/…% x echte hoeveelheid x prijs per eenheid
+ Andere kosten (arbeidskosten, machinekosten)
= kosten per ongekeurd artikel
- Opbrengsten afgekeurde artikelen
= kosten goedgekeurde artikelen
Kosten per goedgekeurd artikel: totaal bedrag/totaal goedgekeurde artikelen