100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Strafrecht 3 €4,48
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Strafrecht 3

2 beoordelingen
 354 keer bekeken  9 keer verkocht

Samenvatting van het boek Strafprocesrecht dat voor het vak Strafrecht 3 is voorgeschreven. Strafrecht 3 is een derdejaars vak van de universitaire studie Rechtsgeleerdheid. Alle relevante stof die jij nodig hebt voor het tentamen van Strafrecht 3 staat erin. De samenvatting bevat meer dan 500 pagi...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 5 jaar geleden

Voorbeeld 4 van de 41  pagina's

  • Nee
  • H1, h3, h4, h5, h6, h7, h8, h9, h10, h11, h12, h13 , h14, h15, h16
  • 4 februari 2019
  • 23 april 2019
  • 41
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: damiankloosterman • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: hannahsambros • 4 jaar geleden

avatar-seller
vincent9292
SAMENVATTING

Strafprocesrecht


Prof. Mr B.F. Keulen
Prof. Mr G. Knigge


__________
Dertiende druk




© 2016, Wolters Kluwer Nederland B.V.




Inleiding

,Doel en bronnen van strafprocesrecht
Het strafprocesrecht is neergelegd in het Wetboek van Strafvordering en bevat een complete
regeling van het strafproces. Ondanks de verscheidenheid aan aanverwante wetten die binnen het
strafproces een rol spelen staat het Wetboek van Strafvordering in het strafprocesrecht centraal. Het
hoofddoel van het strafproces kan worden omschreven als het verzekeren van een juiste toepassing
van het materiële strafrecht. Dit doel is tweeledig: enerzijds het bewerkstelligen dat schuldigen
worden bestraft, anderzijds het voorkomen dat onschuldigen worden bestraft. Het strafproces kent
daarnaast bijkomende doelen. De eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte,
eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen, procedurele rechtvaardigheid en
de demonstratiefunctie.

Binnen ons strafprocesrecht speelt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna:
EVRM) een steeds belangrijkere rol. Het EVRM heeft binnen de Nederlandse rechtsorde
rechtstreekse werking (art. 93 Gw). De omvangrijke jurisprudentie van het Europese Hof voor de
Rechten van de Mens, de instantie die de verdragseisen van het EVRM nader invult en concretiseert,
fungeert als een toetssteen voor de behoorlijkheid van onze strafrechtspleging. Als gevolg daarvan
interpreteert de Hoge Raad het Wetboek van Strafvordering in het licht van het EVRM. De
belangrijkste verdragsrechten die van belang zijn voor ons strafprocesrecht vormen de artikelen 5, 6
en 8 EVRM. Deze verdragsrechten zullen aanstonds aan bod komen. Behalve het Europese Hof
(hierna: EHRM), geeft ook de Hoge Raad invulling aan open wetstermen en abstracte voorschriften.
De uitleg van de Hoge Raad wordt vaak later in wetgeving vertaald. Een voorbeeld daarvan is het
leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs dat tot uiting is gekomen in art. 359a Sv, waarover
later veel meer.

Schets van enkele verdragsrechten

Art. 5 EVRM
Art. 5 EVRM heeft betrekking op de bescherming van de persoonlijke vrijheid en is een uitwerking
van de rechtszekerheidsgedachte die willekeurige vrijheidsbeneming moet tegengaan. In het
Nederlandse strafprocesrecht is art. 5 EVRM vooral van belang voor arrestatie en voorarrest. Een
verschil kan worden gemaakt tussen de begrippen vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking.
Vrijheidsbeneming is de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf en de toepassing van het
voorarrest. Vrijheidsbeperking is bijvoorbeeld een straatverbod of het kortstondig staande houden in
de zin van art. 52 Sv. In art. 5 lid 1 EVRM worden in sub a t/m f zes gevallen genoemd waarin
vrijheidsbeneming kan worden gerechtvaardigd. Als de vrijheidsbeneming niet geschaard kan
worden onder één van deze gevallen of niet voldoet aan de eisen daarvan levert dit een schending
van art. 5 EVRM op. Het EHRM heeft bepaald dat de toepassing van voorlopige hechtenis nadat de
verdachte in eerste aanleg is veroordeeld, niet valt onder sub c maar onder sub a van art. 5 lid 1
EVRM. Het behoeft daarbij niet om een onherroepelijke veroordeling te gaan. Art. 5 lid 2 EVRM
schrijft voor dat de reden van de vrijheidsbeneming onverwijld aan de betrokkene moet worden
medegedeeld. Art. 5 lid 4 EVRM geeft hem het recht om de rechtmatigheid van zijn
vrijheidsbeneming door een rechter te laten toetsen. Inverzekeringstelling zonder voorgeleiding aan
de rechter gedurende vier dagen en zes uur wordt onredelijk geacht (arrest Brogan tegen Groot-
Brittannië).

Art. 6 EVRM
Het recht op verdediging is de kern van een eerlijk proces. De specifieke verdedigingsrechten die

,staan opgesomd in art. 6 lid 3 EVRM zijn volgens het EHRM een uitwerking van het recht op een
eerlijk proces uit art. 6 lid 1 EVRM. Equality of arms houdt in dat de mogelijkheden voor de
verdediging om een aanklacht te bestrijden niet mogen onderdoen voor die van het Openbaar
Ministerie om de aanklacht te staven. Het Hof beoordeelt steeds of het proces als geheel eerlijk is
geweest en niet of ieder minimumrecht afzonderlijk is geschaad. Niet iedere tekortkoming leidt
derhalve tot schending van art. 6 EVRM.

Met het recht op een eerlijk proces zijn twee fundamentele noties nauw verweven, namelijk de
onschuldpresumptie en het nemo tenetur-beginsel. De onschuldpresumptie houdt in dat de
verdachte voor onschuldig moet worden gehouden zolang zijn schuld niet wettelijk is bewezen (art. 6
lid 2 EVRM). De onschuldpresumptie houdt mede in dat een verdachte die onherroepelijk is
vrijgesproken het recht heeft om voor onschuldig te worden gehouden. De onschuldpresumptie
heeft dus een ruime strekking. Het nemo tenetur-beginsel houdt in dat de verdachte niet tegen
zichzelf hoeft te getuigen en zich op zijn zwijgrecht mag beroepen. Het nemo tenetur-beginsel volgt
niet rechtstreeks uit art. 6 EVRM maar kan volgens het Hof worden ingelezen in het eerste lid van dit
artikel (arrest Saunders). Het beginsel mag overigens niet verabsoluteerd worden. Zo kunnen
verdachten verplicht worden om hun medewerking te verlenen aan een bloedproef of een
ademanalyse. In het kader van art. 6 EVRM moet soms een belangenafweging plaatsvinden. Een
snelle afhandeling van een zaak mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid die met de
behandeling gepaard moet gaan. Het voorkomen van willekeurige bestraffing weegt derhalve
zwaarder dan een berechting binnen een redelijke termijn. Het zwijgrecht van de verdachte mag niet
door de overheid getracht te worden omzeild. Een voorbeeld geeft de zaak Allan tegen Groot-
Brittannië, waarbij een informant van de politie bij een verdachte op de cel werd geplaatst met als
doel een verklaring van hem te ontlokken. Het EHRM oordeelde dit in strijd met het nemo tenetur-
beginsel.

Art. 8 EVRM
Bijna ieder opsporingsonderzoek maakt per definitie inbreuk op de privacy van personen die in het
onderzoek betrokken zijn. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven is dan ook niet
een absoluut recht. Het EHRM beoordeelt of een inbreuk op dit artikel toelaatbaar is. Maar wanneer
is een inbreuk toelaatbaar? Hiervoor gelden twee aspecten. Ten eerste moet de inbreuk op de
privacy in het nationale recht geoorloofd zijn. Schending door de overheid van het nationale recht
levert dus ook een schending van het EVRM op. Ten tweede moet dit nationale recht een zekere
mate van precisie hebben. Hoe groter de inbreuk op de privacy is hoe nauwkeuriger de wetgeving
dient te zijn. Zo moet de wettelijke regelgeving met het oog op telefoontaps met voldoende
waarborgen zijn ingegeven. Als aan deze twee aspecten is voldaan, beoordeelt het EHRM of er
sprake is van een legitiem doel: het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het
economisch welzijn van het land, enz. (art. 8 lid 2 EVRM). Omdat deze doelen ruim zijn geformuleerd
kan hieraan gemakkelijk worden voldaan. In het Zwolsman-arrest oordeelde de Hoge Raad
bijvoorbeeld dat bij vuilnissnuffel, waarbij opsporingsambtenaren de vuilniszakken die de verdachte
aan de weg had gezet doorzochten, niet gezegd kan worden dat degene die de vuilniszakken ter
inzameling op straat plaatst ‘voor wat betreft de inhoud daarvan objectief gezien een redelijke
verwachting heeft omtrent de bescherming van de persoonlijke levenssfeer’. Ten slotte zal het EHRM
moeten toetsen of de inbreuk noodzakelijk is in een democratische samenleving, of het doel de
middelen (de gemaakte inbreuk) heiligt. De proportionaliteit van het optreden speelt daarbij een rol.
Dit wordt in het Engels pressing social need genoemd. In Kruslin & Huvig tegen Frankrijk bood het
Franse recht volgens het EHRM geen grondslag voor de bevoegdheid van de onderzoeksrechter om
een telefoon af te luisteren. Deze bevoegdheid was namelijk niet met zoveel woorden in de Franse

, wet geregeld, waardoor niet duidelijk was welke personen door het afluisteren konden worden
getroffen en welke strafbare feiten aanleiding tot afluisteren konden geven.

Het strafprocessuele model
De bestanddelen van een wettelijke delictsomschrijving moeten overeenstemmen met de
bewezenverklaring, anders is het bewezenverklaarde niet kwalificeerbaar en om die reden niet
strafbaar. Menselijk gedrag kan slechts strafbaar zijn als het onder een bestaande wettelijke
delictsomschrijving valt. Met andere woorden: alle bestanddelen van een bepaalde
delictsomschrijving moeten in het gedrag zijn terug te vinden.



De toegang tot de rechter

De rechter dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn (art. 6 lid 1 EVRM).
• Onpartijdigheid: hierbij gaat het om een tweeledige toets volgens het EHRM (zie het arrest
Hauschildt tegen Denemarken):
Subjectieve toets: het gaat hier om de vraag of de rechter persoonlijk bevooroordeeld was. De
persoon van de rechter staat hierbij centraal, alsmede zijn persoonlijke overtuigingen en gedrag. De
bewijslast bij deze test is hoog. De rechter wordt voor onpartijdig gehouden, tenzij het tegendeel
blijkt.
Objectieve toets: het gaat er hierbij niet om dat de rechter daadwerkelijk bevooroordeeld was,
maar of hij de schijn van partijdigheid tegen had. De gerezen twijfel over de onpartijdigheid van de
rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn. De rechter moet oog hebben voor de indruk dat zijn
optreden wekt.

Functiecumulatie
In sommige gevallen kan de schijn van partijdigheid worden gewekt doordat de rechter op een
eerder moment al een rol in de strafzaak heeft vervuld. De rechter-commissaris die enig onderzoek in
de zaak heeft verricht mag om die reden niet aan de berechting – het onderzoek op de terechtzitting
– deelnemen (art. 268 lid 2 Sv). Het verrichten van enig onderzoek is niet slechts beperkt tot
onderzoekshandelingen. Het gaat om vrijwel iedere bemoeienis die de rechter-commissaris in het
vooronderzoek heeft gehad. Voorbeelden zijn het bevelen van bewaring (art. 63 Sv) en de toetsing
van de rechtmatigheid van inverzekeringstelling (art. 59a Sv). In Hauschildt tegen Denemarken deed
zich de rechtsvraag voor of de rechter die als lid van de raadkamer de gevangenhouding had bevolen,
deel kon nemen aan het onderzoek ter zitting. Het EHRM oordeelde de vrees dat een rechter, die
eerder een beslissing had genomen waarbij de verdachte zo goed als schuldig werd bevonden, zich
door die eerdere beslissing zou laten leiden objectief gerechtvaardigd.

In Öztürk tegen Duitsland werd een aan Öztürk opgelegde verkeersboete niet als strafbaar feit
beschouwd, met als gevolg dat Öztürk niet aangemerkt kon worden als een persoon ‘charged with a
criminal offence’ en art. 6 EVRM volgens de Duitse regering derhalve geen toepassing vond. Het
EHRM legt het begrip ‘criminal charge’ daarentegen autonoom uit. De boeteoplegging leverde wel
degelijk een criminal charge op zodat art. 6 EVRM van toepassing was.

In Deweer tegen België sloot het OM in België de slagerij van de heer Deweer. De sluiting zou pas
ongedaan worden gemaakt als Deweer akkoord ging met een minnelijke schikking van 10.000
Belgische franc. Het EHRM oordeelde dit in strijd met art. 6 EVRM, omdat Deweer zodoende werd
gedwongen om af te zien van een gang naar de onafhankelijke rechter. Gebruikmaking van zijn recht

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vincent9292. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 55628 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,48  9x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd