Samenvatting Interventies in het onderwijs: Leerproblemen
Inleiding
Het Nederlands onderwijsstelsel
Regulier onderwijs
Het lesaanbod binnen het reguliere basisonderwijs is in principe voor alle leerlingen gelijk.
Dit betekent dat leerlingen weliswaar onderling verschillen in tempo en het gemak waarmee
zij de leerstof aanleren, maar dat alle leerlingen (ten minste) dezelfde leerdoelen behalen.
Na de reguliere basisschool stromen leerlingen over het algemeen door naar een school voor
regulier voortgezet onderwijs. Hier volgen leerlingen niet langer allemaal hetzelfde
onderwijsprogramma.
Speciaal basisonderwijs
Het speciaal basisonderwijs (SBO) is bedoeld voor moeilijk lerende kinderen, kinderen met
gedrag- en opvoedingsproblemen en kinderen die om andere redenen extra ondersteuning
en aandacht nodig hebben. Het SBO is een samenvoeging van het vroegere MLK-onderwijs
(Voor Moeilijk Lerende Kinderen) en LOM-onderwijs (voor kinderen met Leer- en
Opvoedingsmoeilijkheden). Op SBO-scholen wordt gewerkt aan dezelfde kerndoelen als op
reguliere scholen. Na het speciaal basisonderwijs stromen veel leerlingen door naar een
praktijkschool. Het praktijkonderwijs bereidt leerlingen die naar verwachting geen vmbo-
diploma kunnen halen voor op de arbeidsmarkt.
Speciaal onderwijs
Het speciaal onderwijs is bedoeld voor kinderen met een lichamelijke, zintuigelijke of
verstandelijke beperking en kinderen met gedragsstoornissen die intensieve zorg nodig
hebben. Voor 2014 waren de scholen voor speciaal onderwijs verdeeld in 4 clusters:
Cluster 1: Onderwijs voor blind en slechtziende kinderen
Cluster 2: Onderwijs voor dove en slechthorende kinderen
Cluster 3: Onderwijs voor gehandicapte, langdurig zieke en zeer moeilijk lerende
kinderen
Cluster 4: Onderwijs voor kinderen met psychiatrische stoornissen en
gedragsproblemen
In tegenstelling tot SBO-scholen, wordt op SO-scholen niet gewerkt aan de kerndoelen van
het regulier onderwijs. Het onderwijsaanbod wordt afgestemd op de onderwijsbehoeften
van elke individuele leerling.
Handelingsgericht werken
Handelingsgericht werken (HGW) is een aan de diagnostische cyclus verwante, planmatige,
cyclische manier van werken, met het doel adaptief onderwijs en doeltreffende
leerlingbegeleiding concreet te maken. HGW kan worden ingezet op het niveau van zowel de
1
,klas, de school als het samenwerkingsverband om effectief te kunnen omgaan met
verschillen tussen leerlingen. HGW is gebaseerd op de volgende 7 uitgangspunten:
1. Onderwijsbehoeften staan centraal: Wat heeft deze leerling nodig om te kunnen
functioneren in de klas?
2. Het gaat om afstemming en wisselwerking: De unieke wisselwerking tussen
kenmerken van de leerling, leerkracht, groep en ouders.
3. De leerkracht doet ertoe: Binnen de school is de leerkracht de belangrijkste factor die
invloed heeft op leerlingen.
4. Positieve aspecten zijn van groot belang: Door te kijken naar situaties waarin het
probleem zich niet voordoet, ontstaat zicht op krachten
5. We werken constructief samen: Er wordt niet ‘over’ of ‘tegen’, maar ‘met’ ouders
gepraat. Leerlingen worden mede-regisseur van hun eigen leerproces.
6. Ons handelen is doelgericht: Ambitieuze doelen en effectieve feedback zijn
belangrijke kenmerken van effectief adaptief onderwijs.
7. De werkwijze is systematisch en transparant
De cyclus van HGW bestaat uit vier fasen die ten minste 3 keer per jaar worden doorlopen:
Fase 1 – Signaleren: Informatie over de leerlingen in een klas worden verzameld via toetsen,
observaties en gesprekken met leerlingen en hun ouders. Vervolgens worden SMART
geformuleerde doelen opgesteld.
Fase 2 – Analyseren: De onderwijsbehoeften van afzonderlijke leerlingen worden benoemd.
Deze worden weergegeven in het groepsoverzicht om een helder overzicht te verkrijgen van
de gehele groep.
Fase 3 – Plannen: Per leergebied worden leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften
geclusterd tot subgroepen. Er wordt een groepsplan opgesteld waarin voor een bepaalde
periode richtlijnen staan omschreven voor het onderwijsaanbod aan de hele groep en het
specifieke onderwijsaanbod voor enkele subgroepjes of (eventueel) voor individuele
leerlingen.
Fase 4 – Realiseren: Het plan wordt uitgevoerd en elke drie maanden geëvalueerd door
leerkracht en intern begeleider tijdens de groepsbespreking.
Passend onderwijs
Vanaf 1 augustus 2004 is de Wet Passend Onderwijs in Nederland van kracht. Binnen de wet
hebben scholen een zogenaamde zorgplicht, wat inhoudt dat zij elke leerling een passende
onderwijsplek moeten bieden. Passend onderwijs is ingevoerd met de volgende doelen:
Duidelijkheid over toewijzing extra ondersteuning
Minder bureaucratie
Goede docenten voor de klas
Geen thuiszitters
2
,Hoofdstuk 1: Een cyclisch model van interventie
Interventies bij schoolleerproblemen van diverse aard rusten op 3 pijlers:
1. In welke mate ondervinden leerlingen er hinder van en nagaan wat de problemen
betekenen voor hun prestaties, motivatie en gedrag op school.
2. Kennis van dit soort verbanden en verklaringen. Hoe verloopt de beïnvloeding van
leerprocessen.
3. Degene die de samenwerking met leerling, ouders, leraren, het lerarenteam, IB’er,
schoolmaatschappelijk werker, decaan, schoolhoofd en schoolbestuur initieert en
vergemakkelijkt, het verloop ervan bijhoudt en het resultaat terugkoppelt.
1.1 Systeemvisie
Leerlingen maken deel uit van een heel netwerk of systeem van betrokken personen en
instanties, hun functioneren wordt mede door hen bepaald. Behalve het niveau van de
individuele leerling en leerlingen in het algemeen onderscheiden we het niveau van de
ouders, klas en school, en het bovenschoolse niveau. Deze opvatting past in een
transactioneel model, een systeemvisie of ecologisch model. Het bovenschoolse niveau en
het niveau van overheidsbeleid draait om het onderwijsbestel en het onderwijsbeleid.
In samenwerkingsverbanden tussen scholen (SWV) worden afspraken met elkaar gemaakt
over de manier waarop alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past. De samenwerking
tussen reguliere scholen en scholen voor speciaal onderwijs draagt ertoe bij dat een kleiner
aantal zwakke leerlingen tussen wal en schip terechtkomt.
Op het niveau van de school gaat het om ‘onze school’, of het nu een reguliere school is, een
SBO-school of speciaal onderwijs (clusterschool). In een schoolondersteuningsprofiel
omschrijft iedere school welke basisondersteuning, extra ondersteuning en specifieke
expertise zij leerlingen kan bieden. De schoolondersteuningsprofielen van basisscholen,
speciale basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs tezamen vormen de basis voor het
voorzieningensysteem.
Het niveau van ouders betreft niet alleen de individuele ouder van een individuele leerling,
maar ook de ouders als partij voor een school. Het maakt voor leerlingen verschil in welke
maten hun ouders of verzorgers betrokken zijn bij de school.
1.2 Interventie in een regulatieve cyclus
Onder de regulatieve cyclus verstaan we: preventie, onderkennen en verklaren, indiceren en
adviseren, interventie: begeleiding / behandeling, en evalueren. Deze regulatieve cyclus kan
op verschillende niveaus plaatsvinden, zoals op het niveau van: leerling, leerkracht en klas,
school, bovenschools en ouders.
3
, Tegenwoordig is de meest populaire benadering op scholen de handelingsgerichte
diagnostiek (HGD), gebaseerd op de regulatieve cyclus. Daarin is het verzamelen en
analyseren van informatie die centraal staat tijdens de diagnostische fase niet zozeer
bedoeld om een beschrijving van de problemen te geven, maar om een beslissing te nemen
over een in te zetten aanpak of interventie. In deze procesmatig, regulatieve benadering valt
de diagnostiek dan ook niet los te zien van de fasen die erop volgen: interventie en
evaluatie. In dit boek wordt de regulatieve cyclus als uitgangpunt genomen, die ook de basis
vormt voor HGD.
Preventie
In geval van preventie noemen we de eerste fase de probleemsignalering, bij
probleemoplossen spreken we in stap 2 van de regulatieve cyclus van diagnostiek
(individueel niveau en klas) of onderkennen en verklaren (schools en bovenschools).
Probleemsignalering bij een preventieve aanpak gebeurt om een basaal niveau door vanuit
een overkoepelende visie maatregelen in te voeren.
Onderkennen en verklaren
In de diagnostische vragen die aan de schoolpsycholoog worden voorgelegd, maakt men een
onderscheid tussen onderkennende en verklarende vragen.
Onderkennende vragen: Accent ligt op het vaststellen van persoonlijke
eigenschappen, vermogens en prestaties.
Verklarende vragen: Vragen als ‘waarom zijn er probleem?’, ‘welke factoren houden
ze in stand?’ Daarbij is het van belang ook belemmerende en bevorderende
omstandigheden voor het functioneren vast te stellen.
De ouders zijn in sterkere of minder sterke mate betrokken bij de diagnostiek van leerlingen.
16 jaar of jonger: ouders moeten toestemming geven voor onderzoek.
12 jaar of ouder: leerlingen worden ook zelf geraadpleegd over medewerking.
16 jaar of ouder: leerling kan zelf kiezen of hij wel of niet wil meedoen.
Indiceren en adviseren
Meestal vormen indicatiestelling, advies of plan het laatste hoofdstuk van een
onderzoeksrapport. Afhankelijk van het niveau waarop ze gericht zijn, verschillen ze van
inhoud.
Ouderniveau: bijvoorbeeld een plan voor de begeleiding van hun zoon of dochter.
Schoolniveau: plannen voor bijvoorbeeld teamvorming
Bovenschools niveau: innovatie of het schoolbreed invoeren van een vernieuwend
project.
Een aanbeveling voor interventie moet enerzijds gebaseerd zijn op onderwijsbehoeften van
de leerling of leerlingen met soortgelijke problemen, maar anderzijds op hun sterke kanten,
4