Samenvatting Wetenschappelijke
Vorming
Tentamen I
Inleiding
In de jaren ’70 werd lesgegeven met de boeken Geography: a Modern Synthesis (1972) en Spatial
Organization; the Goegrapher’s View of the World (1971). Deze waren van het spatial analysis
tijdperk en besteedden aandacht aan wiskundige modellen, verklarende theorieën en wetten. Ze
hielden zich bezig met sociale geografie als wetenschap die zich op verschillende schaalniveaus
(lokaal tot mondiaal) bezighield met ruimtelijke patronen en netwerken van verschijnselen en met
ruimtelijk gedrag van mensen.
Hedendaagse boeken, zoals An Introduction to Human Geography, hebben volledig andere inslag.
Eerder dan overeenkomsten worden nu verschillen in sociaal-ruimtelijke organisatie van samenleving
beschreven. Belangstelling voor evolutie van stedelijke systemen, regionaal-economische multipliers,
dynamiek van woon-werkverkeer en modellen van ruimtelijke diffusie is verdampt. Wiskunde is
vervangen. Onderwerpen als identiteit, machtsongelijkheid, consumptie en gender komen aan bod.
Ook is er verschil als je vanaf ’70 juist 40 jaar terug gaat. In die tijd ging bijv. Isaiah Bowman in op
politiek geografische problemen van de wereld na WOI: omstreden grenzen, ontevreden
minderheden, koloniale spanningen. Ook economische geografie van toen is erg beschrijvend.
Leerboeken zijn encyclopedisch opgezet. Ze inventariseren regio voor regio de middelen van bestaan.
Centrale Plaatsentheorie is erg opvallend in deze periode, zo’n 30 jaar voor de spatial analysis.
Toch is er ook continuïteit. Vooral in het toegepaste onderzoek, bijv. in economisch geografisch
onderzoek van Louis van Vuuren. Terminologie is nu wel anders: de ‘richtlijnen voor de te nemen
maatregen in de toekomst’ heten nu ‘aandachtspunten’ en ‘actiepunten’.
Sociale geografie is dus afgelopen 80 jaar zowel veranderd als hetzelfde gebleven.
Wetenschap in dit boek verwijst zowel naar de kennis (theorieën, begrippen, werkwijzen) als naar de
groep mensen (de wetenschappelijke gemeenschap) die de geografie beoefent.
Hoofdstuk 1 – Sociale geografie als universitaire discipline
De universitaire (sociaal-)geografische wetenschappen ontwikkelen zich niet in ‘splendid isolation’,
maar in voortdurend contact met de samenleving. Hun geschiedenis wordt gekleurd door
maatschappelijke krachten die naar plaats en tijd variëren. Dit hoofdstuk geeft overzicht van eind
19de eeuw tot nu.
Hendrik Blink (1852-1931): publicist en grondlegger van economische geografie in NL, Amsterdam.
Gedicht op Damrak/Beurs van Berlage van Albert Verwey kondigen een nieuwe tijd: eeuw waarin
samenlevingen waar ook ter wereld in dwingend (economisch-geografisch) verband zijn opgenomen.
Blink bekritiseerd 19de eeuw als ‘tijdperk der verandering van plaats als geen ander’ en ‘eeuw der
vernietigingen van afstanden als geen ander’.
Plaatsen in 19de eeuw hadden isolement verloren en waren ingelijfd in grotere eenheden. Afstanden
waren geen barrières meer. Opkomst ‘snelverkeer’ als trein, tram, auto en stoomschip.
Informatie ook niet meer plaatsgebonden. Netwerk van telegraaflijnen, lokale telefoonnetten en
uitbreiding elektriciteitsnet.
1
,Voetbalclubs en sportverenigingen opgericht, bioscopen en zwembaden komen,
wereldtentoonstellingen, eerste forensen komen (dankzij snelverkeer).
Ondanks de trek van een deel van elite naar ‘buiten’ de stad en het voorspelde ‘oplossen’ van
metropolen, bleven steden groeien. Dit kwam doordat plattelanders naar stad verhuisden om te
werken in fabrieken, havens, handel of bouw.
Modernisering zette door: stoommachine verving windmolen, confectiekleding de lokale
klederdracht. Maar modernisering was gedifferentieerd: in uithoeken van land bleven vrouwen
traditioneel gekleed.
Lokale klokkentijden waren achterhaald. Tot 1909 mocht elke gemeente zelf kiezen welke klokkentijd
aan te houden. Lokale tijden werden vervangen door één nationale tijd: tijd van Amsterdam. Vooral
op aandringen van spoorwegmaatschappijen.
Europa (noordwesten) was rond 1900 een dynamisch, snel moderniserende wereld.
1.1 Exponent van een moderniserende samenleving
1909: Blink richt Nederlandsche Vereeniging voor Economische Geografie op. Doel is om
economisch-geografische kennis in samenleving te vergroten (reden is wereldwijde integratie). Hij
pleitte voor economische geografie als zelfstandig specialisme, deels omdat hij zelf hoogleraar wilde
worden.
In Parijs kwam in 1876 het eerste geografische genootschap ter wereld: Société de Géographie de
Paris.
Geografie in Europa gezien als moderne wetenschap. Aardrijkskunde was een belangrijk vak, dus er
waren veel docenten nodig.
Wie wilde profiteren van expanderende wereldhandel, moest kennis hebben van handelsstromen,
delfstoffen, producten. Ook was vaderlandsliefde erg belangrijk in tijd van natievorming. Rond 1900
was nationalisme in Europa de motor achter opkomst van universitaire geografie, vooral sociale
geografie. Moest ook eigenlijk niet gegeven worden door buitenlanders, zoals Otto Schlüter.
Behalve een vaderlands ook een koloniaal en militair vak
Vanaf 1890 was Europa niet alleen in greep van nationalisme, maar ook van kolonialisme.
1885: Conferentie van Berlijn, waar Afrika werd verdeeld onder Europese landen.
Geografische genootschappen in hoofd- en havensteden van Europa waren koloniale verenigingen
en organiseerden ontdekkings- en onderzoeksreizen. Ondernemers subsidieerden deze reizen in
hoop op financieel profijt.
1877: eerste expeditie van KNAG naar Sumatra. Niet alleen economische maar ook politieke
belangen. NL wilde naast machtsbasis op Java ook gezag op omringende eilanden. Maar door
vijandige inlandse hoofden kon expeditie maar deels worden uitgevoerd.
Systematisch karteren was taak van koloniale overheden. Landkaart was een machtsinstituut en
onmisbaar om beeld te krijgen van en controle uit te oefenen over gekoloniseerde landen en volken.
Bijv. Britten brachten bezettingsmacht Ierland in kaart.
In UK liepen ze achter en kon bij uitbreken van WOI nergens geografie worden gestudeerd. Dankzij
de oorlog werd het een belangrijk vak en kwam men erachter hoe ver ze achter liepen.
Kader: Geografie in Nature
Nature, beroemdste wetenschappelijke tijdschrift ter wereld, bestaat sinds 1869. Wordt gevuld met
natuurwetenschappelijke artikelen, geen toegang voor sociaalgeografen. Eind 19 de eeuw was dat
anders: blad had toen vaste rubriek genaamd Geographical Notes. Melding gemaakt van voortgang
ontdekkings- en onderzoeksreizen, verloop projecten van onbekend terrein karteren en interessante
voordrachten.
Beginjaren van de universitaire geografie
2
,Geografie wordt in moderniserende Europa vanaf laatste decennia 19 de eeuw een academische
discipline. Er kwamen leerstoelen, onderwijsprogramma’s en tijdschriften, ondersteund door lokale
en/of nationale geografische genootschappen.
C.M. Kan doceerde in Amsterdam geografie vanaf 1877 en adviseerde bij zijn pensioen opvolging
door twee hoogleraren: één voor sociale geografie en één voor fysische geografie.
Tot na WOII waren Utrecht en Amsterdam enige steden waar sociale geografie gegeven werd. 1950
kwam Groningen en daarna Nijmegen en VU.
Geografie bestond al vanaf Grieks-Romeinse Oudheid, maar dus pas eind 19 de eeuw aan uni. Het
werd beoefend door amateurs. Er waren wel hoogleraren die naast een reeks andere vakken ook
geografie deed, maar bij emiraat of overlijden verdween ook de geografie.
Opkomst geografie als universitaire wetenschap rond 1900 heeft te maken met maatschappelijke
omstandigheden. Academische bestaansrecht minder evident. Veel hoogleraren gebruikten oratie
om bestaansrecht aan te tonen. Om werkterrein sociale geografie te definiëren. Creëerden eigen
niche.
Antwoorden op vraag naar inhoud, grenzen en identiteit van geografie waren dus verschillend.
Visies op geografie waren ook verschillend, omdat eerste generatie van originele geen geograaf was.
Hoogleraren met bijv. bioloog achtergrond dachten anders over vragen en werkwijzen dan geografen
met historische opleiding.
Kader: Geografie als staatswetenschap in Duitsland
Duitsland was eerste land waar geografie een duidelijke positie had aan universiteiten. Liep ver voor
op bijv. UK. Toe te schrijven aan combi van wetenschappelijke en maatschappelijke omstandigheden.
Duitsland ontwikkelde als wetenschappelijke grootmacht (meeste Nobelprijzen voor 1940).
Geografie liftte mee.
Maatschappelijke factoren nog belangrijker.
- Duitse eenwording in 1871. Nationalisme werd sterk gestimuleerd door rijksoverheid en
geografie trok als ‘nationale wetenschap’ veel profijt.
- Ook tijdens Frans-Duitse oorlog (1870-1871) gebleken hoe belangrijk geografische kennis op
microniveau was. Ze hadden superieure topografische kaarten en terreinkennis, meer dan
Fransen.
- Tot slot de Conferentie in Berlijn, waar ze erin slaagden veel koloniën te bemachtigen.
Sociologie echter heel anders. Tot ’20 ontbraken zelfstandige opleidingen en leerstoelen hierin.
Sociologie ondermijnde eerder belangen van staat en natie. Pas na ondergang Duitse Keizerrijk in
1918 kwamen er mogelijkheden voor sociologie.
1.2 Traditionele opvattingen van geografie
Geografen tot 1900 hielden vooral ecologische visie aan: zagen geografie als wetenschap die de
mens bestudeert als bewoner van de aarde, en de aarde als woonplaats van de mens. Dus relaties
tussen mens en natuur.
Dit was erg globaal. Precisie gezocht in de relaties, waarbij 3 opties. Geografie als wetenschap van:
1. De invloed van de natuur op de menselijke samenleving;
2. De wisselwerking tussen samenleving en natuur; of
3. De invloed van de mens op de natuur: hoe vormt mens natuurlandschappen om in
cultuurlandschappen?
Geodeterminisme in Duitsland en de VS
Nummer 1 was vooral rond 1900 populair, vooral in Duistland (toen toonaangevend in geografie).
Door, vooral tegenstanders, ook wel gesproken van fysisch- of geografisch determinisme of
geodeterminisme: menselijke samenleving wordt ‘gedetermineerd’ door de fysisch-geografische
omgeving. Voorstanders ontkennen dat zij monocausaal denken.
Ze richten zich op één factor: de omgeving. Andere factoren buiten beschouwing.
3
, Friedrich Ratzel (1844-1904): grondlegger geodeterminisme.
Zijn definitie van sociale geografie (Antropogeographie): studie van de invloed van de
natuurlijke omgeving op de mens, zijn handelen, denken en geschiedenis.
Hij was bioloog, beïnvloed door Darwins evolutietheorie. Ratzel bestudeerde hoe menselijke groepen
zich aanpassen aan natuurlijke omstandigheden. Er is geen sprake van ‘harde bevelen’ die de natuur
de mens geeft. Mensen en volkeren hebben altijd enige vrijheid, een vrije wil. Maar moet wel
rekening houden met aardse bestaansvoorwaarden die hem beperken.
In de VS heeft het ook veel aanhangers gehad tot WOII. Befaamd is Ellen Churchill Semple (1863-
1932). Zij studeerde bij Ratzel en introduceerde zijn ideeën in de VS.
Zij ging meer dan Ratzel uit van deterministische relaties. Mens ondergaat veelomvattende invloed
van gebied waarin hij leeft.
Ellsworth Huntington (1876-1947) dacht ook geodeterministisch. Gefascineerd door bepalende
invloed van klimaat op economie, welvaart en beschavingsniveau.
Extreem vochtig en warm klimaat tast arbeidsvermogen van mens aan > welvaart en
beschaving in zulke streken blijven laag.
De ‘harde vormen’ (omgeving bepaalt de mens; samenleving is product van omgeving) verdwenen na
WOII. Sinds eind ’80 is belangstelling weer toegenomen, niet alleen bij geografen ook andere
wetenschappers: economen bijv. onderzoeken nu welke geografische condities kans op economische
ontwikkeling inperken. Zo zijn tropische landen die ver verwijderd zijn van zeekust of rivieren vaak
prisoners of geography: slachtoffer van ongunstige geografische omstandigheden.
Landen als Australië blijven dunbevolkt door weinige regenval en onvruchtbare/kwetsbare bodems.
Possibilisme in Frankrijk
Nummer 2 is vooral in Frankrijk verkondigd, maar had ook bijv. in NL veel aanhang.
Grondlegger is Paul Vidal de la Blanche (1845-1918): van origine historicus, later hoogleraar
geografie. Heeft tot lang na zijn dood de Franse geografie de weg gewezen.
Benadrukte dat de mens zich door verstandelijke vermogens gedeeltelijk heeft losgemaakt
van de omringende natuur.
Natuur dicteert of determineert niet en mens is niet gedwongen tot aanpassing.
Natuur biedt juist mogelijkheden (possibilités) om bestaan op te bouwen. Mens kiest welke
te benutten.
Keuze voor bepaalde manier van leven (genre de vie) wordt bepaald door geschiedenis van
groep waar hij deel van is, door cultuur waarin hij (en (voor)ouders) is opgegroeid.
Keuze heeft consequenties voor landschap en natuur: mens vormt landschap om. Ieder doet
dat op andere manier.
Staat bekend als het possibilisme en is reactie op geografisch determinisme.
Ratzel keek naar territoriale menselijke groepen door biologische bril; Vidal door historisch-culturele
bril. Vidal en navolgers onderzochten wederzijdse relaties tussen mens en natuur binnen traditionele
plattelandsgebieden.
Geograaf zocht eerst streek (pays) om dan eeuwenlange dialoog te bestuderen.
Geografie van Vidal was dus behalve ecologisch ook regionaal, en meer additioneel dan cumulatief.
Kader: Sociale geografie in praktijk, op de Utrechtse Heuvelrug
Franse denkwijze sloeg aan in Utrecht. Genre de vie werd versmald tot ‘bestaanswijze’. Groep
streefde naar welvaart en probeerde via ingrepen in landschap tot verhoging van levenspeil te
komen. H.J. Keuning was van belang hierin.
Studenten verzamelden 4 weken gegevens over grondbezit, lokale economie en demografie. Maar
door oorlog werd het werk niet voltooid. Suzanne Kouwe begon in april 1943 alsnog met voltooiing.
4