Samenvatting Wetenschappelijke Vorming
H4 Onderzoekers onder elkaar
Het centrale onderwerp van dit hoofdstuk is het interne functioneren van een wetenschappelijke
gemeenschap. Wetenschapssociologen veronderstellen dat deze gemeenschap een sociale groep
vormt, met verschijnselen die ook in andere sociale groepen waarneembaar zijn.
4.1 De wetenschappelijke gemeenschap als sociale groep
Net als Mannheim pleitte Robert K. Merton voor en zocht hij naar maatschappelijke garanties voor
onafhankelijke, waardevrije wetenschapsbeoefening. Hij geldt naast Mannheim als grondlegger van
de wetenschapssociologie.
Merton deed bijvoorbeeld onderzoek naar het zogeheten Matthew Effect in Science:
vooraanstaande wetenschappers krijgen sneller en meer erkenning voor bepaalde prestaties dan
onbekende wetenschappers die prestaties van het zelfde formaat leveren. Dit was in strijd met de
norm van het universalisme. Universalisme was één van de vijf ethische geboden die
wetenschappers volgens Merton moesten naleven:
1. Universalisme: Beoordeel wetenschappelijke onderzoek op basis van zijn intrinsieke
kwaliteit. Waarheid wordt bepaald aan de hand van onpersoonlijke, algemene, vooraf
vastgestelde criteria.
2. Communalisme: Onderzoekers moeten hun bevindingen openbaar maken, want
wetenschappelijk kennis is gemeenschapsbezit.
3. Belangeloosheid: De waarheid dient men boven alles te stellen, ook als die het eigen belang
aantast of afbreuk doet aan de kans op macht, prestige en geld.
4. Georganiseerd scepticisme: Wees kritisch, oordeel niet te snel maar wacht tot alle relevante
feiten beschikbaar zijn, schuw kritische toetsing van uitspraken van vakgenoten niet, maar
sta zelf ook open voor kritiek van collega’s.
5. Originaliteit: Wetenschappelijke vooruitgang is alleen mogelijk als wetenschappers streven
naar originaliteit, naar de eerste te zijn die wat ontdekt of bedenkt.
4.2 Origineel of conventioneel: de visie van Kuhn
In de gangbare visie op wetenschap is originaliteit de basis van wetenschappelijk progressie: het zijn
de originele grensverleggende wetenschappers die worden beloond met onderscheidingen. In de
geschiedenis van de natuurkunde blijken, aldus Kuhn, lange perioden te bestaan waarin normal
science overheerst. Het is een wetenschap die beoefend wordt binnen de alom geaccepteerde lijnen
van een zogeheten paradigma. Een paradigma duidt een stelstel aan van waarden, werkzijen,
gedeelde overtuigingen en inzichten, wetten en exemplarische voorbeelden.
Af en toe botsen onderzoekers op verschijnselen die vanuit de bestaande normale wetenschap
(paradigma) niet te begrijpen is. Soms geven deze zogeheten anomalieën echter aanleiding tot een
fundamenteel debat over de grondslagen van de oude ‘normale wetenschap’. Het oude paradigma
wordt in deze revolutie verdreven door een nieuwe en fundamenteel ander paradigma. Originaliteit
is in deze revolutionaire tijden onmisbaar maar zodra er een nieuw paradigma, een nieuwe normale
wetenschap, heerst, wordt originaliteit niet meer op prijs gesteld.
Kuhn suggereerde dat in perioden van normaal onderzoek conventioneel onderzoek binnen de
kaders van een geaccepteerd paradigma wordt beloond, terwijl kritisch tegendraads onderzoek dat
niet voldoet aan de in het paradigma gangbare inzichten, niet past in conventional wisdom, veelal
wordt genegeerd.