Samenvatting Gastro Intestinale oncologie:
gastro-intestinale systeem = tractus digestivus. De incidentie van kanker is ongeveer 20.000 nieuwe gevallen
per jaar (22% van het totaal).
Oesofaguscarcinoom (slokdarmkanker):
- 2500 patienten in Nederland per jaar.
- Meestal boven de 60 jaar (65-70%). Ziekte openbaart zich bij vrouwen op latere leeftijd dan bij
mannen.
- Bij diagnose heeft 40% een gemetastaseerde ziekte.
- IN 2010 overleden 1642 patienten.
- Vijfjaars overleving: 15%. Bij curatieve operatie: 50%.
- Factoren bij het ontstaan van het plaveiselcelcarcinoom (563 patienten in 2010) zijn : roken en
alcoholgebruik.
- Factoren bij het ontstaan van het adenocarcinoom (1791 patienten in 2010) zijn: langdurige
refluxoesofagitis, obesitas.
- Algemene risicofactoren: gastro-oesofageale feluxziekte (barretoesofagus ontstaat), geeft een
verhoogd risico van 30-125x, achalasie (mobiliteitsstoornis van de oesofagus), straling.
- Symptomen: slikklachten, passagestoornissen (dysfagie), ongewenst gewichtsverlies, hoesten,
heesheid, retrosternale pijn en anemie.
- Metastasering lokaal: trachea, bloedvaten, pleura, hart.
- Metastasering lymfogeen: lymfeklieren rondom de oesofagus, hals, bovenbuik.
- Metastasering hematogeen: lever, longen, skelet.
Diagnostiek en stadiering:
1. Gastroduodenoscopie -> informatie over de grootte van de tumor, het aspect en biopten.
2. Biopten -> histopathologisch onderzoek (bovenste deel van de oesofagus vaak plaveiselcelcarcinoom,
onderste deel adenocarcinoom).
3. Onderzoeken van metastasen en resectabilteit door middel van: CT-thorax en abdomen, Pet-CT,
endoscopische echografie van de oesofagus met naaldbiopt (EUS-FNA, bepaald de plaats en lengte
van de tumor, diepte-invasie).
4. Lymfebiopten nemen. Soms een echo van de lymfeklieren in de hals voor verdere info.
5. (TNM classificatie).
Oncologie opleiding verpleegkundigen, Gastro-Enterologie
,Behandeling:
- Endoscopische behandeling: patienten met een hooggradige dysplasie/ tumor die zich beperkt tot de
mucosa.
- Transhiatale resectie: vanuit de hiatus uitgevoerd waarbij de oesofagus, de tumor en de para-
oesofageale klieren distaal van de carina worden geresecteerd. Incisie in de hals ter hoogte van de
hiatus. Na het verwijderen van de oesophagus wordt een buismaag gereconstrueerd die in de hals
wordt vastgehecht.
- Transthoracale oesofagusresectie: uitgebreidere lymfeklierdissectie + verwijderen oesophagus en
buismaag aanleggen.
Na OK:
- Post operatieve zorg: optimaal houden van vitale functies, adequate pijnbestrijding, in stand houden
van goede voedingstoestand, let op: verhoogde kans AF, atelectase van de long en pneumonie.
Patienten hebben de eerste dagen een katheter, epidurale pijnbestrijding, perifeer infuus voor vocht
en via een jejunostomie sondevoeding. Week na OK -> slikfoto’s (naadlekkage?) -> goed dan start
orale voeding.
- Complicaties postoperatief: Naadlekkage van de anastomose (kan in thorax of hals worden
aangelegd, kan leiden tot ernstige mediastinitis), chyluslekkage (beschadiging van een lymfevat of
letsel van de ductus thoracicus geeft lekkage wat kan leiden tot tekort aan voedingstoffen en
verminderde immunologische functie), wondinfectie.
- Verpleegproblemen: Dumpingsyndroom (klachten die optreden na te snelle maagontlediging, vroege
dumping treed na 10-20 minuten op en wordt veroorzaakt door verlies van maagfunctie, klachten zijn
hartkoppingen, duizeligheid, zwakte, diarree, transpireren, neiging tot flauwvallen -> adviezen zijn
kleine porties verdelen over de dag, niet drinken bij maaltijd, geen overmatig suikergebruik, vezels.
(Late dumping treed 1 a 2 uur na de maaltijd op en wordt veroorzaakt door een te grote productie van
insuline, klachten lijken op hypoglykemie. Adviezen: kleine maaltijden over de hele dag, max. 1 beker
drinken per maaltijd, vermijd overmatig suiker, voedingsvezels. Soms werkt druivensuiker of
limonade), Vermagering (tekort aan ghreline, hormoon dat aangemaakt wordt in de maag en eetlust
bevorderd -> bijvoeding), snelle verzadiging, strictuur/ stenose (littekenfibrose, behandelen met
endoscopische dilataties), reflux en oprispen van maagzuur/gal (liggen in 30 graden), heesheid ( als
gevolg van oedeemvorming rond de cervicale anastomose, verdwijnt na 3 mnd., aanhoudende
heesheid is een paralyse of parese van de n. recurrens).
Radiotherapie:
- Bij patienten die in aanmerking komen voor chirurgische resectie -> chemoradiatie vooraf,
neoadjuvante behandeling die een betere lokale controle en langduriger ziektevrije overleving geeft
(micrometa ’s) en tumorverkleining zorgen daarvoor.
- 50,4 GY 5 weken vaak in combinatie met cisplatin of carboplatine met 5FU of paclitaxel.
- Soms ook RT bij tumoren die niet operabel zijn -> chemoradiatie (10-15% ziektevrij).
- Complicaties: beenmergtoxiciteit, oesofagitis, vermoeidheid. Late toxiciteit -> fibrose en
strictuurvorming -> oesofagus dilateren, fistelvorming of perforatie -> stent plaatsing.
Palliatieve zorg:
- Brachytherapie ( bij patienten die niet in aanmerking komen voor curatieve therapie, bij
passageklachten), meestal minder dan half uur, soms in combinatie met uitwendige bestraling bij
grote tumormassa die niet in zijn geheel door een inwendige bestraling kan worden omvat.
- Stent plaatsing (snel het probleem van passageklachten oplossen, vaak bij een korte
levensverwachting of door co morbiditeit niet in aanmerking komen voor brachytherapie).
- Uitwendige RT (bij botmeta’s, hersenmeta ’s of bloedingen door de tumor).
- Palliatieve chemo: beperkt, omdat het meestal niet levensverlengend zal zijn. Soms bij bepaalde
histologische typen (NET) of met patienten met beperkte uitbreiding van de ziekte -> 5FU en
platinaderivaat.
Oncologie opleiding verpleegkundigen, Gastro-Enterologie
, Maagcarcinoom (maagkanker):
- 1449 mensen in Nederland per jaar.
- Meestal boven de 60 jaar.
- 1450 patienten overleden in 2010.
- Ontstaat het meest in het overgangsgebied van de oesofagus (cardia) bij mannen.
- Bij vrouwen ontstaat het in het lagergelegen deel van de maag (antrum en pylorus).
- Exogene factoren: infecties met de helicobacter pylori, overmatig alcoholgebruik, roken, ongezonde
en eenzijdige voeding, hoge consumptie van gerookte en ingelegde voedingsmiddelen, eerdere
maagoperatie waarbij een deel van de maag verwijderd is.
- 3-5% is erfelijk.
- Preventie: stoppen met roken, beperkte alcoholconsumptie, adequaat behandelen van helicobacter
pylori. Bij erfelijke belasting kan periodieke screening worden ingezet (gastroscopie).
- Symptomen: pijn in epigatrio, anorexia, gewichtsverlies, dysfagie, hematemesis (bloed braken),
melena en horror carnis (afkeer van vlees).
- Metastasering lokaal: omliggende structuren.
- Metastasering lymfatisch: naar lymfeklieren rondom de maag (mesenterium).
- Metastasering hematogeen: lever, longen, ovaria, skelet en huid.
- Bijna alle tumoren zijn een primair adenocarcinoom. 5% is van ander weefsel ( lymfomen (=
lymfeklierweefsel), leiomyomen of sarcomen (= glad spierweefsel) en NET (= enterochromafiene
cellen)).
- Indeling van Lauren: verdeelt maagkanker in drie histologische typen: intestinale, diffuse en een
mengvorm type.
- Classificatie via TNM (tumor (TX-T4b), regionale lymfeklieren (NX-N3b), metastasen op afstand (M0-
M1)).
Diagnostiek en stadering:
1. Na anamnese en lichamelijk onderzoek -> Gastro- duodenumscopie (info over de grootte van de
tumor, het aspect en afname van biopten voor histologisch onderzoek).
2. CT-scan van thorax en abdomen (voor verdere stadiëring en meta’s vast te stellen).
3. Heel soms een stadieringslaparoscopie.
Behandeling:
- Neoadjuvante chemotherapie: Bij een T3 tumor (tumorinvasie in subserosa, minimaal) wordt
perioperatief behandeld met chemo. Drie kuren met epirubicine, cisplatine, 5FU/ capecitabine. Na een
gunstige restadiering wordt overgegaan op resectie. Adjuvant wordt er nog 3x een kuur gegeven.
- Distale maagresectie (b + c) -> bij een carcinoom distaal (richting ledenmaten, onder) in de maag.
- Subtotale maagresectie (a) -> bij een carcinoom in het midden of het proximale (bovenliggend) deel
van de maag.
- Totale maagresectie (d)-> bij een cardiacarcinoom of een diffuus groende tumor (linitis plastica).
- Distale oesofagus-cardiaresectie -> bij doorgroei vanuit de cardia in de oesofagus.
- D1-resectie -> naast de maagresectie het verwijderen van de perigastrische lymfeklieren.
- Oesofago jejunale Y-vormige anastomose volgens Roux -> bij een totale maagresectie.
- Gastroduodenostomie/ gastrojenunostomie -> bij een partiele resectie wordt het zo hersteld.
Oncologie opleiding verpleegkundigen, Gastro-Enterologie