Hoofdstuk 1: Politiek, beleid en sturing: een positiebepaling
1.1 Inleiding
De essentie van politiek en beleid houdt in dat het gaat om de aanpak van maatschappelijke
vraagstukken die niet alleen verschillende belangen van verschillende partijen raakt, maar die
ook betrekking heeft op de afweging van bepaalde waarden die we als samenleving belangrijk
achten.
1.2 Politiek, beleid en sturing
Politiek gaat om het toebedelen van waarden voor de samenleving als geheel. Het gaat ook om
de vraag voor wie deze afweging van waarden wordt gemaakt, en het gaat tevens om het
oplossen van een verdelingsvraagstuk in de context van schaarste. Een institutie die bepaalde
organen, spelregels en praktijken kent, heeft de mogelijkheid belangen en waarden tegen elkaar
af te wegen en besluiten te nemen die – omdat ze zijn genomen volgens de spelregels
(wetgeving) – als gezaghebbend worden ervaren, bv. de representatieve democratie.
De politiek kan niet altijd de zorg dragen van de toebedeling van waarden. Er zijn drie soorten
allocatiemechanismen, die de waarden die door een samenleving belangrijk worden geacht te
realiseren:
− Staat
Dit gaat dan via de autoriteit van de overheid. In de wet- en regelgeving is vastgelegd welke
organen van de staat welke bevoegdheid hebben gekregen om te bepalen wie wat krijgt, met
welk bevoegd resultaat en met welk gezag. Waarom eigenlijk de staat?
De uitoefening van geweld ligt bij de staat
Het is tegen marktimperfecties kartelvorming en monopolie
Productie van collectieve goederen en diensten
Productie van zogenoemde bemoeigoederen
Voorkomen van de negatieve effecten van marktwerking schadelijke effecten
milieu, uitsluiting van mensen etc.
− Markt
Vraag en aanbod bepalen welke soorten goederen worden aangeboden.
− Gemeenschap
Vroeger had elke zuil een eigen gemeenschap, nu slaat gemeenschap op zelfregulering. Door
bezuinigingen en hervormingen wordt er een groter beroep gedaan op het zelforganiserende
vermogen van de samenleving.
In de praktijk komen er vooral mengvormen van de bovenste drie voor sterke kanten van alle
drie benutten. Voorbeeld is het bieden van veiligheid.
Beleid is de planmatige uitwerking van bepaalde doelstellingen met behulp van bepaalde
middelen in een bepaalde tijdsvolgorde. Beleid geeft inhoud aan de wijze waarop een overheid
ontwikkelingen in de samenleving die zij (on)gewenst vindt, tracht te beïnvloeden.
Sturing is de doelgerichte beïnvloeding van de samenleving in een bepaalde context. Aan een
bepaald beleidsprogramma en de inzet van bepaalde beleidsinstrumenten liggen ook allerlei
opvattingen ten grondslag over de wijze waarop een overheid kan en mag sturen en die iets
zeggen over de rol en positie van de overheid in de samenleving. Opvattingen die ook verwijzen
naar bepaalde waarden waarvoor het noodzakelijk is dat een overheid deze behartigt. Hiermee
zijn politiek, beleid en sturing met elkaar verbonden (zie figuur).
Beleid genereert een aantal processen, genaamd de beleidscyclus. Maatschappelijke uitdaging
geeft altijd het startsein:
,Agendavorming beleidsontwikkeling beleidsbepaling beleidsuitvoering
beleidsevaluatie
1.3 Beleid in soorten en maten
Onderscheid tussen soorten beleid (Snellen, 1975):
− Institutioneel beleid. Het gaat om de inrichting van formele verhoudingen tussen
organisaties in een bepaalde beleidssector en de toebedeling van taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Doorgaans gaat het om beleidsprogramma’s
die gericht zijn op het inrichten of herinrichten van stelsels, de posities van organisaties
en partijen in dit stelsel en de relaties tussen hen.
− Strategisch beleid. Gericht op het nemen van maatregelen die gericht zijn op het
veiligstellen van het voortbestaan van een organisatie ten opzichte van actoren in haar
omgeving die op korte termijn en rechtstreeks het voortbestaan van een organisatie
kunnen beïnvloeden. De vraag is ‘wat te doen’? Gaat ook over efficiency en effectiviteit.
− Tactisch beleid. Gericht op het formuleren van criteria op grond waarvan bepaalde
organisatorische hulpbronnen over bepaalde organisaties of organisatieonderdelen
moeten worden verdeeld. Het gaat dan vooral om de vraag wie deze hulpbronnen krijgt
toebedeeld. Kan gaan over verdeling van taken, verantwoordelijkheden, financiële
middelen etc. Ook de vraag: wie heeft toegang tot welk soort informatie?
− Operationeel beleid. Gericht op het geven van instructies en richtlijnen met betrekking
tot de concrete uitvoering van bepaalde beleidsprogramma’s of wet- en regelgeving. Het
gaat vooral om de vraag hoe bepaalde beleidsdoelstellingen gerealiseerd moeten
worden.
Een ander onderscheid van beleid (Lowi, 1972) dit onderscheid tracht het politieke karakter
van bepaalde soorten beleid te illustreren.
− Explorerend beleid. Gaat om het verwoorden van een visie. Beleid dat partijen moet
mobiliseren om mee te denken, zonder dat de doelstellingen van het te voeren beleid al
bekend zijn. Het gaat veeleer om een denkrichting, bijv. de doe-democratie.
− Verdelend beleid. Gericht op verdeling van hulpbronnen over partijen, bijv.
rechten/plichten/subsidies.
− Herverdelend beleid. Gericht op herschikken of corrigeren van de bestaande verdeling
van hulpbronnen over partijen, omdat de bestaande verdeling als ‘onrechtvaardig’ wordt
beschouwd.
− Regulerend beleid. Gericht op het dwingend voorschrijven en controleren van bepaalde
activiteiten die moeten worden ondernomen om bepaalde doelstellingen te realiseren.
− Faciliterend beleid. Gericht op het ondersteunen van bepaalde, als wenselijk geachte,
doelstellingen zonder dat deze doelstellingen dwingend worden opgelegd. Bijv.
aanbieden van een glasbak.
− Stimulerend beleid. Gericht op het prikkelen van mensen of organisaties om een bepaald,
als gewenst gedrag aan de dag te leggen, waardoor bepaalde waarden die de politiek
belangrijk acht te realiseren.
− Constituerend beleid. Gericht op het oprichten van instituties en organisaties die
bepaalde taken voor hun rekening gaan nemen.
Institutioneel, strategisch en allocatief beleid zijn politiek gevoeliger dan operationeel beleid,
want bij deze drie soorten beleid zullen de bestaande situaties veranderen, wat soms niet op
veel applaus kan rekenen. Het type van beleid vertelt ons dus iets over de mate waarin beleid
gevoelig is voor strijd. Ze vertellen ons ook iets over de soort maatschappelijke vraagstukken die
om een bepaalde aanpak vraagt en kennis die hiervoor nodig is.
,Hoofdstuk 3: Benaderingen van beleid
3.2 Een vergelijkingsmodel
In het boek worden vier benaderingen van beleid en beleidsprocessen beschreven:
− Rationele benadering. Accent ligt op het bereiken van de doelstellingen op grond van
kennis en informatie. Meer weten levert een beter beleid op.
− Politieke benadering. Accent ligt op de machtsstrijd tussen allerlei belanghebbende
partijen. Steun en draagvlak zijn dan ook essentieel voor het succes van het te voeren
beleid.
− Culturele benadering. Beleid wordt vooral gezien als een zingevingsproces. Succesvol
beleid is beleid dat voor alle betrokken partijen een gedeelde betekenis heeft.
− Institutionele benadering. Beleid wordt vooral gezien als door bepaalde regels,
praktijken en instituties gevormd beleid. Succesvol beleid is beleid dat voldoet aan en
aansluit bij de gegroeide praktijken of deze juist weet te doorbreken.
Analysemodel
Dominante verklaringsmechanisme = welke verklaring wordt doorgaans gegeven?
Mens- en wereldbeeld = veronderstelling t.a.v. de wijze waarop een samenleving
functioneert en hoe mensen zich gedragen
Instrumentatie = voorkeur voor beleidsinstrumentatie
Beoordeling = wanneer is beleid succesvol?
Rol van kennis en info
Verloop van het beleidsproces = beschrijving en verklaring voor de wijze waarop
beleidsprocessen verlopen, afhankelijk van het dominante verklaringsmechanisme
Rol van politiek
3.3 De rationele benadering van beleid
Dominant verklaringsmechanisme Doelrationaliteit, oftewel het realiseren van
doelstellingen.
Mens- en wereldbeeld Homo economicus. Kenmerkend aan HE:
- Verzameling gespecificeerde doelstelling
(hiërarchisch onderscheid, bijv. subdoelen)
- Verzameling mogelijke middelen om
doelstellingen te bereiken
- Inschatting van de verwachten effecten:
kosten, baten etc.
- Verzameling criteria en prioriteiten op grond
waarvan een keuze gemaakt kan worden
- Keuze die gericht is op doelmaximalisatie.
Verzamelen van relevante gegevens om
betrouwbare informatie in te winnen. Behoefte om
meer evidence-based beleid te ontwikkelen.
Doelmaximalisatie is nobel, maar vaak niet reeël,
daarom streven naar bevredigende oplossingen.
Simons kritiek = je hebt altijd beperkte info, tijd en
verwerkingscapaciteit dus je kan nooit alles in
ogenschouw nemen dus streven naar
bevredigende mate van rationaliteit.
De overheid kan door middel van beleid de
samenleving sturen op grond van de geformuleerde
doelstellingen. Samenleving is maakbaar en
beheersbaar.
, Instrumentatie 1) Programmering van het beleid structurering
van handelingen die moeten worden verricht om de
doelstellingen van beleid te realiseren. Algemene
doelstelling gaan naar specifieke. Elke lagere
doelstelling draagt bij aan de overkoepelende
doelstelling.
2) Keuze beleidsinstrumenten het zijn neutrale
instrumenten, met rationeel gedrag (afweging voor-
en nadelen) wordt voor een bepaald instrument
gekozen. Vb. wet- en regelgeving, subsidies,
planning, voorlichting.
Beoordeling Drie criteria:
1) Effectiviteit heeft de maatregelen geleidt tot de
realisatie van het beoogde effect? SMART
doelstelling dragen hieraan bij.
2) Efficiency doelstelling realiseren tegen de
geringste kosten.
3) Samenhang onderscheid:
- Intern = onderlinge afstemming tussen de
doelstellingen van het beleid
- Externe = mate waarin beleidsprogramma’s die op
verschillende plaatsen ontwikkeld en uitgevoerd
zijn, niet tegenstrijdig zijn. Dus veel waarde gehecht
aan programmering.
Rol van kennis en informatie Afwezigheid van kennis en info is conditio sine qua
non: de afwezigheid ervan leidt tot ineffectief,
inefficiënt en onsamenhangend beleid en dito
resultaten. Kennis en info spelen op twee
momenten een rol:
1) Opstellen van de beleidstheorie op grond
waarvan een beleidsprogramma wordt ontworpen.
Inzicht is ook vereist in de doel-middelrelaties
(finale relaties) die aan beleid ten grondslag liggen.
2) Bepalen of de uitvoering van de genomen
maatregel de gewenste effecten heeft opgeleverd.
Overheid wordt gezien als information processor
overheid gaat steeds verfijndere instrumenten
inzetten om info steeds geavanceerder te
verwerken. Er wordt gesproken over managerial
rationalism kennis, info en ICT zijn waardevrije
instrumenten die steeds makkelijker worden
ingezet. ICT zorgt voor geavanceerde data-
analysesystemen.
Verloop van beleidsproces Het is cyclisch en lineair. De beleidscyclus:
maatschappelijk probleem agendavorming
beleidsvoorbereiding (oorzaken) beleidsbepaling
(welke maatregelen) beleidsuitvoering
beleidshandhaving (wordt de maatregel
nagekomen) beleidsevaluatie terugkoppelen
van beleidseffecten
Rol van de politiek Primaat van politiek, met accent op formele
politieke instituties en spelregels. Duidelijke
scheiding politiek en bureaucratie.
3.4 De politieke benadering van beleid
Dominant verklaringsmechanisme Afweging tussen waarden en concrete belangen
van betrokken partijen is onderwerp van strijd
om macht en belang. Machtsstrijd geeft vorm en