Boek Hoofdstuk
Praktisch verbintenissenrecht 4 t/m 8
,Opmerking vooraf: wanneer er in deze samenvatting achter een artikelnummer geen wetboek wordt genoemd wordt het
BW bedoeld. Met art. 6:6 wordt bijvoorbeeld art. 6:6 BW bedoeld.
Hoofdstuk 4: Verbintenissen
De wet geeft geen definitie van het begrip verbintenis. Art. 6:1 bepaalt wel dat een verbintenis alleen kan
ontstaan als deze uit de wet voortvloeit; er moet in beginsel een wettelijke grondslag zijn. Een verbintenis is
een rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij (schuldenaar/debiteur) verplicht is om een
prestatie te leveren, terwijl de andere partij (schuldeiser/crediteur) hier recht op heeft. De prestatie kan zijn:
iets geven, doen of nalaten. Een van de kenmerken van een verbintenis is dat de nakoming ervan kan worden
afgedwongen (bij de rechter): art. 3:296 lid 1.
Een verbintenis kan voortvloeien uit verschillende bronnen, de belangrijkste zijn:
1. Overeenkomst
Een meerzijdige rechtshandeling waarbij partijen jegens elkaar een verbintenis aangaan (art. 6:213 lid
1). Uit een overeenkomst vloeit dus een verbintenis voort. Vaak is een overeenkomst de basis voor
meerdere verbintenissen (bijv. koopovereenkomst).
2. Onrechtmatige daad
Een inbreuk op een recht van een ander, alsook het handelen of nalaten in strijd met een wettelijke
plicht of in strijd met maatschappelijke normen, waardoor een ander schade lijdt (art. 6:162). De
verbintenis die voortvloeit is de verplichting om schade te vergoeden.
3. Verbintenis uit andere bron
De voornaamste ‘andere bronnen’ zijn:
a. Zaakwaarneming: behartigen van de belangen van een ander
b. Onverschuldigde betaling: een prestatie die zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden
c. Ongerechtvaardigde verrijking: verrijking ten koste van een ander, zonder rechtsgrond
Redelijkheid en billijkheid
Art. 6:2 BW: de schuldeiser en de schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen volgens de eisen
van redelijkheid en billijkheid. Dit zijn maatstaven van het ongeschreven recht (redelijk en rechtvaardig).
In het klassieke Haviltex-arrest oordeelde de HR dat bij de uitleg van een overeenkomst niet slechts mag
worden gekeken naar de taalkundige uitleg van bepalingen. Hetgeen partijen hebben beoogd met de
overeenkomst en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten is doorslaggevend. In dit arrest
was er sprake van een verbintenis die voortvloeide uit een overeenkomst. Art. 6:2 is echter van toepassing op
alle verbintenissen, ook die voortvloeien uit een andere bron. De eisen van redelijkheid en billijkheid dienen
dus ook door elke schuldenaar en schuldeiser in acht te worden genomen.
Op grond van art. 6:2 lid 2 moeten regels voortvloeiend uit de wet, gewoonte of rechtshandelingen buiten
toepassing worden gelaten, als deze niet redelijk of billijk zijn. We spreken van een beperkende werking van
de redelijkheid en billijkheid. Het tegenovergestelde is ook mogelijk: wanneer verplichtingen van partijen niet
duidelijk zijn omdat zij niet uitdrukkelijk voortvloeien uit de verbintenis, dan kan er een beroep worden gedaan
op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. Partijen kunnen volgens deze maatstaven
nader invulling geven aan bijv. een overeenkomst waaruit een verbintenis voortvloeit.
Of een beroep op de beperkende of aanvullende werking conform art. 6:2 lid 2 succesvol is, is sterk
afhankelijk van de omstandigheden van een specifieke situatie.
4.2 Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers
In veel gevallen zijn bij een verbintenis slechts een schuldenaar en een schuldeiser betrokken. Er kan echter
ook sprake zijn van pluraliteit van schuldenaren en van schuldeisers; er zijn twee of meer schuldenaren en/of
twee of meer schuldeisers.
1
Samenvatting Inleiding Verbintenissenrecht – Arwin Basdew
,Meerdere schuldenaren (debiteuren)
Art. 6:6 BW t/m 6:14 BW hebben betrekking op de pluraliteit van schuldenaren. Uit art. 6:6 volgt de
hoofdregel: zijn er meerdere schuldenaren die de uit een verbintenis voortvloeide prestatie moeten leveren,
dan moeten zij ieder een gelijk deel leveren. Voorwaarde is dat de prestatie deelbaar is; de prestatie moet in
gedeelten kunnen worden geleverd. Een prestatie is ondeelbaar als deze slechts ineens kan worden
geleverd.
Een prestatie die bestaat uit het voldoen van een geldschuld is deelbaar. Een prestatie die geleverd wordt in
het kader van een arbeidsovereenkomst, waarbij de prestatie bestaat uit het verrichten van werkzaamheden,
is ondeelbaar. Van deze hoofdregel moet worden afgeweken als uit de wet, een gewoonte of een
rechtshandeling voortvloeit dat de schuldenaren niet voor gelijke delen verbonden zijn of als daaruit
voortvloeit dat de schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn. Hoofdelijk verbonden: art. 6:6 lid 2 BW: de
schuldenaren zijn elk t.a.v. dezelfde prestatie, voor de gehele prestatie aansprakelijk.
Wanneer meerdere schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn, dan heeft de schuldeiser tegenover elk van deze
schuldenaren recht op nakoming van de gehele prestatie (art. 6:7 lid 1). Heeft een van de schuldenaren de
prestatie geleverd, dan heeft dit bevrijdende werking voor de andere schuldenaren: de schuldeiser kan de
andere schuldenaren niet meer aanspreken om de betreffende prestatie te leveren.
Art. 6:8 verklaart art. 6:2 (redelijkheid en billijkheid) van toepassing op de rechtsbetrekkingen tussen
hoofdelijke schuldeisers onderling.
De wijze waarop hoofdelijke schuldenaren moeten bijdragen in het voldoen van een prestatie: bijdrageplicht,
geregeld in art. 6:10; wanneer een hoofdelijke schuldenaar meer bijdraagt dan waartoe hij is gehouden, kan
hij zijn medeschuldenaren hiervoor aanspreken. Er staan hem twee mogelijkheden open: 1) de schuldenaar
kan het te veel gepresteerde op de overige medeschuldenaren verhalen, 2) de schuldenaar kan een van de
medeschuldenaren voor het geheel aanspreken (deze kan het weer op de andere medeschuldenaren
verhalen) (art. 6:10 lid 2).
Onderlinge verhaalsmogelijkheid tussen schuldenaren: regres. Als een hoofdelijke schuldenaar in redelijkheid
kosten heeft gemaakt, dan zijn de medeschuldenaren verplicht in evenredigheid bij te dragen aan deze
kosten. Dit is anders wanneer de kosten slechts zijn gemaakt voor de schuldenaar zelf; dit kan hij niet op zijn
medeschuldenaren verhalen.
Meerdere schuldeisers (crediteuren)
Pluraliteit van schuldeisers: art. 6:15 (wanneer er meerdere schuldeisers bij een verbintenis betrokken zijn).
Hoofdregel: zijn er meerdere schuldeisers, dan heeft elke schuldeiser in beginsel een zelfstandig
vorderingsrecht; elke schuldeiser heeft recht op een gedeelte van de prestatie. De prestatie moet wel
deelbaar zijn.
Wanneer uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de schuldeisers recht hebben op ongelijke
delen van de schuld, dan gaat de hoofdregel niet op. Een andere mogelijkheid is dat uit de wet, gewoonte of
rechtshandeling voortvloeit dat de schuldeisers samen één vorderingsrecht hebben. In dat geval kunnen de
schuldeisers slechts gezamenlijk het vorderingsrecht uitoefenen.
Wanneer een prestatie ondeelbaar is of wanneer het recht op een prestatie in een gemeenschap valt, dan
hebben de schuldeisers gezamenlijk één vorderingsrecht (art. 6:15 lid 2). Gemeenschap: de situatie waarin
een vermogen aan meerdere personen toebehoort (bijv. huwelijk).
Art. 6:15 lid 3: wanneer een schuldenaar er niet van op de hoogte is, en er niet van op de hoogte hoeft te zijn,
dat het op hem rustende vorderingsrecht in een gemeenschap valt. Als de schuldenaar in een dergelijk geval
aan een van de schuldeisers presteert, dan heeft dit bevrijdende werking jegens de andere schuldeisers.
2
Samenvatting Inleiding Verbintenissenrecht – Arwin Basdew
,4.3 Natuurlijke verbintenissen
Art. 6:3 lid 1 BW: een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Er is dus geen
mogelijkheid om nakoming bij de rechter af te dwingen bij een natuurlijke verbintenis.
Echter, wordt er een prestatie geleverd bij een natuurlijke verbintenis, dan is dit geen onverschuldigde
betaling. Voorbeelden van natuurlijke verbintenissen zijn: een verjaarde rechtsvordering, het gentlemen’s
agreement en een dringende morele verplichting.
- Wanneer een rechtsvordering verjaart, blijft er een natuurlijke verbintenis over (art. 3:306 – 3:310). Er
is nog wel een vordering, maar deze is niet meer rechtens afdwingbaar. Een betaling na verjaring is
niet onverschuldigd omdat de natuurlijke verbintenis eraan ten grondslag ligt.
- Gentlemen’s agreement (herenakkoord), is een OVK waarbij partijen afspreken dat nakoming van de
verbintenissen niet in rechte kan worden afgedwongen. Nakoming wordt beschouwd als sociale
verplichting, vaak te vinden in de zakenwereld. Leveren van prestatie is wederom geen
onverschuldigde betaling.
- Dringende morele verplichting is niet rechtens afdwingbaar maar wordt wel als verplicht beschouwd.
Bijv. wanneer de vrouw altijd heeft gewerkt en de man voor de kinderen zorgde, na een besluit tot
scheiden betaalt de vrouw uit eigen beweging maandelijks een bedrag aan de man tot de
echtscheiding is uitgesproken.
Overige wettelijke bepalingen betreffende verbintenissen zijn in beginsel van toepassing op natuurlijke
verbintenissen. Tenzij uit de wet voortvloeit dat dit niet zo is (art. 6:4).
Art. 6:5 lid 1 bepaalt dat een natuurlijke verbintenis kan worden omgezet in een verbintenis die in rechte is af
te dwingen. De omzetting in een rechtens afdwingbare verbintenis geschiedt door een OVK tussen de
schuldenaar en de schuldeiser. Een aanbod van de schuldenaar aan de schuldeiser is volgens lid 2
voldoende. Als het aanbod de schuldeiser heeft bereikt, en die heeft het niet onverwijld afgewezen, dan wordt
het geacht te zijn geaccepteerd. Een schuldenaar die hiertoe een aanbod doet, dient te begrijpen wat de
rechtsgevolgen zijn. Als hij zo’n aanbod bijv. doet wanneer de vordering al verjaard was, dan kan dit niet als
aanbod worden aangemerkt.
4.4 Alternatieve en voorwaardelijke verbintenissen
Alternatieve verbintenis: art. 6:17 lid 1 BW: een verbintenis is alternatief, wanneer de schuldenaar verplicht is
tot een of meer verschillende prestaties ter keuze van hemzelf, van de schuldeiser of van een derde.
De voorwaarden uit dit artikel: 1) Er is een keuze uit meerdere prestaties, 2) De schuldenaar is verplicht tot
het leveren van een van de prestaties, 3) Welke prestatie wordt geleverd wordt bepaald door de schuldenaar,
de schuldeiser of een derde.
Wordt voldaan aan deze voorwaarden → alternatieve verbintenis (ook wel keuzeverbintenis).
Voorbeeld: een nieuwe heg plaatsen of een bedrag betalen zodat de heg vervangen kan worden.
Vaak hebben schuldenaar en schuldeiser afgesproken wie mag bepalen welke prestatie door de schuldenaar
geleverd moet worden: keuzebevoegdheid. Als dit niet uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit
dan ligt het keuzerecht bij de schuldenaar (art. 6:17 lid 2).
Vanaf het moment dat er gekozen is welke prestatie geleverd moet worden, is de alternatieve verbintenis een
gewone verbintenis geworden (art. 6:18). Ook wel: enkelvoudige verbintenis.
Art. 6:19 lid 1: het keuzerecht kan komen te vervallen. De wederpartij van de keuzebevoegde kan hem een
redelijke termijn stellen om te kiezen welk van de prestaties geleverd moet worden. Gebeurt dit niet binnen de
termijn, dan gaat de keuzebevoegdheid over op de andere partij.
Lid 2 bepaalt dat het keuzerecht niet op de schuldeiser kan overgaan als de prestatie nog niet opeisbaar is.
Evenmin kan het keuzerecht op de schuldenaar overgaan als hij nog niet het recht heeft te presteren. Zolang
de prestatie nog niet opeisbaar is, kan de keuzebevoegdheid niet overgaan op de andere partij.
Art. 6:20 lid 1: degene die het keuzerecht heeft kan niet in zijn keuze worden beperkt doordat een of meer van
de te kiezen prestaties onmogelijk is (geworden). Lid 2 geeft aan dat deze regel niet altijd op gaat wanneer
het keuzerecht bij de schuldenaar ligt, hij mag namelijk geen onmogelijke prestatie kiezen om te leveren. Is de
onmogelijkheid van een prestatie toe te rekenen aan de schuldeiser, dan mag de schuldenaar die
onmogelijke prestatie wel kiezen. Anders zou de schuldenaar in keuzerecht worden beperkt.
3
Samenvatting Inleiding Verbintenissenrecht – Arwin Basdew
, Voorwaardelijke verbintenissen
Art. 3:38 zegt dat een rechtshandeling in beginsel onder een tijdsbepaling of een voorwaarde kan worden
verricht. De rechtshandeling wordt wél verricht, maar inwerkingtreding van het rechtsgevolg is afhankelijk van
een tijdsbepaling of een voorwaarde. De vervulling van een voorwaarde heeft geen terugwerkende kracht
(herhaling H3: de vernietiging van een rechtshandeling heeft wel terugwerkende kracht). Het rechtsgevolg
treedt pas in op het moment dat is voldaan aan de voorwaarde, niet eerder.
Art. 6:21 t/m 6:26 gaan over voorwaardelijke verbintenissen.
- Art. 6:21. De definitie van een voorwaardelijke verbintenis: afhankelijk van een toekomstige
onzekere gebeurtenis. Dit is een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, en waarvan het niet zeker
is dat deze plaatsvindt.
- Art. 6:22. Onderscheid tussen twee typen voorwaarden:
1) Opschortende voorwaarde; sprake van wanneer de verbintenis in werking treedt op het
moment dat de toekomstige onzekere gebeurtenis plaatsvindt.
2) Ontbindende voorwaarde; sprake van wanneer de verbintenis haar werking verliest op het
moment dat de toekomstige onzekere gebeurtenis plaatsvindt. (zie aant. College 1).
- Art. 6:23; ter voorkoming dat partijen het wel of niet plaatsvinden van een toekomstige onzekere
gebeurtenis, ten nadele van de andere partij, in hun eigen voordeel beïnvloeden.
o Lid 1) Wanneer een partij belang heeft bij de niet-vervulling van een voorwaarde en ervoor
zorgt dat die voorwaarde niet wordt vervuld, dan geldt de voorwaarde toch als vervult.
o Lid 2) Heeft een partij belang bij vervulling van een voorwaarde en zorgt hij ervoor dat deze
wordt vervuld, dan geldt die voorwaarde als niet-vervult.
- Art. 6:24; de schuldeiser heeft een ongedaanmakingsverplichting; nadat een ontbindende
voorwaarde is vervuld, moet de schuldeiser de inmiddels verrichte prestatie in beginsel ongedaan
maken. Bijv. wanneer blijkt dat een tweedehandsauto niet door de apk-keuring komt, moet de koper
de auto aan de verkoper teruggeven als de voorwaarde is gesteld dat als de auto niet door de
keuring komt, de overeenkomst wordt ontbonden.
Ongeoorloofde voorwaarde: een tussen partijen overeengekomen voorwaarde kan ongeoorloofd zijn.
Hiervan is sprake als een voorwaarde in strijd is met de goede zeden of de openbare orde (zie art. 3:40),
sprake van wanneer iets niet acceptabel is volgens de geldende normen en waarden.
4.5 Verbintenissen uit andere bron
Verbintenissen uit een andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst.
Zaakwaarneming
Zaakwaarneming is een vorm van vertegenwoordiging (vertegenwoordiging = het uitvoeren van
rechtshandelingen namens een ander). Art. 6:198 gaat hierover: ‘het zich willens en wetens en op redelijke
grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een
rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen.’
Willens en wetens is bewust handelen met een bepaalde bedoeling. Op redelijke grond betekent dat er een
gerechtvaardigde basis moet zijn om over te gaan tot het behartigen van het belang van een ander. Een
zaakwaarnemer behartig bewust de belangen van een ander, terwijl hij niet in een rechtsverhouding tot die
ander staat. Een zaakwaarnemer is vertegenwoordigingsbevoegd (art. 6:201).
Art. 6:199: een zaakwaarnemer moet met zorg te werk gaan. Hij mag bijv. niet meer kosten maken dan
noodzakelijk. Volgens lid 2 moet de zaakwaarnemer, zodra mogelijk, verantwoording afleggen van zijn
handelingen aan degene wiens belang hij heeft behartigd.
Wanneer de zaakwaarnemer schade heeft geleden ten gevolge van de waarneming, vloeit hieruit een
verbintenis voort tussen de zaakwaarnemer en de belanghebbende (art. 6:200 lid 1). Als het belang van de
belanghebbende naar behoren is behartigd, is hij verplicht de schade die de zaakwaarnemer heeft geleden te
vergoeden. De zaakwaarnemer verkrijgt hiermee een recht op schadevergoeding jegens de belanghebbende.
Ingeval de zaakwaarnemer in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld, dan heeft hij ook
recht op vergoeding van de door hem verrichte handelingen (art. 6:200 lid 2).
4
Samenvatting Inleiding Verbintenissenrecht – Arwin Basdew