Deze samenvatting heb ik geschreven omdat ik voor mijn opleiding het hele boek uit mijn hoofd moest kennen.
De samenvatting is zo compleet dat je geen boek meer nodig hebt om het te leren, ik heb zelf het vak afgesloten met een 8,7 (afgerond een 9)
Antwoord: Wetenschap die gericht is op het bestuderen van de aard en de mogelijke oorzaken van de gevoelens, de opvattingen, de wensen en de gedragingen van mensen.
2.
Klinisch Psycholoog
Antwoord: Diagnosticeren en behandelen mensen met mentale- en gedragsproblemen. (van relatieproblemen tot depressies en psychoses)
3.
Ontwikkelingspsycholoog
Antwoord: Bestuderen de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de mens vanaf de geboorte t/m de ouderdom. (taalproblemen / morele ontwikkeling / motorische ontwikkeling / denken)
4.
Sociaal Psycholoog
Antwoord: Bekijken de manier waarop de sociale omgeving van invloed is op het denken, voelen en handelen van mensen (ouders / vrienden / klasgenoten / collega’s / voorbeeldfiguren).
5.
Arbeids- en organisatiepsychologen
Antwoord: Bekijken het gedrag van mensen binnen organisaties en hoe dit gedrag wordt beïnvloed door kenmerken van het werk en de werksituatie. (leiderschap / arbeidstevredenheid / personeelsselectie / arbeidsprestatie)
Antwoord: Deel van een neuron dat prikkels ontvangt van buitenaf.
Er zijn receptoren voor geluid, druk, smaak, temperatuur en visuele indrukken.
(Sirene -> geluidsreceptoren geven signaal aan de kant -> je gaat aan de kant)
2.
Neuron
Antwoord: Zenuwcel die prikkels ontvangt en doorgeeft.
De signalen die door de receptoren worden opgevangen, worden doorgegeven via neuronen. Een neuron bestaat uit een cellichaam, een axon en dendrieten.
3.
Dendrieten
Antwoord: Uiteinde van een neuron die zorgt voor de afgifte of ontvangst van chemische stoffen.
Ontvangen de prikkel die dan bij het cellichaam komt dat ervoor zorgt dat de prikkel weer wordt doorgegeven aan de axonen. De axonen geven de prikkel weer verder door aan andere neuronen via dendrieten.
Antwoord: Het verwerven van nieuw gedrag, nieuwe kennis en nieuwe inzichten op grond van ervaring.
2.
Klassieke conditionering
Antwoord: Een vorm van leren waarin signalen uit de omgeving van emotionele betekenis worden voorzien. Dit gebeurt door een emotionele reactie op een bepaalde situatie te koppelen aan een andere situatie die met de oorspronkelijke situatie verbonden wordt.
Het opgeroepen reflex wordt gekoppeld aan een andere gebeurtenis. (bijv. Pavlov en de hond: Bel gaat (gebeurtenis), hond kwijlt (reflex) want krijgt eten als de bel gaat.)
3.
Emotionele betekenis:
Antwoord: Ontbreekt nog bij baby’s maar wordt grotendeels door klassieke conditionering aangeleerd (emotionele inkleuring).
4.
Klassiek conditioneren als leerproces:
Antwoord: 1. De basis: een ongeconditioneerde stimulus (OS) zorgt voor een ongeconditioneerde respons (OR). (Bij de hond is dan de OS: eten en de OR: kwijlen)
2. De OS wordt allereerst gekoppeld aan een andere situatie (de bel), de geconditioneerde stimulus (CS).
3. Na herhaling van de CS waarna het eten komt gaat de hond al kwijlen door de bel. Dit kwijlen bij het horen van een bel is aangeleerd en is dus een geconditioneerde respons (CR).
Leren door klassiek conditioneren gaat automatisch en onbewust.
5.
Leercondities voor klassieke conditionering (emotioneel leren):
Antwoord: 1. Contingentie: Mate waarin de OS samenhangt met de CS, hoe sterker de samenhang, hoe eerder de klassieke conditionering plaatsvindt. (Laat je iedere keer een bel afgaan voorafgaand aan het eten, zal je sneller conditioneren dan waarneer je het maar 1 op de 10 keer laat afgaan voor het eten.)
2. Tijdsduur: De tijd die tussen de OS en de CS ligt. (voedsel en de bel), hoe korter de tijd, des te sneller zal de koppeling gelegd worden tussen de beide situaties.)
Antwoord: Beschrijft het proces van veranderingen dat zich vanaf de geboorte tot aan de dood in het leven van mensen voordoet en welke mechanismen in dat proces een rol spelen.
2.
Ontwikkeling tot zelfstandigheid
Antwoord: Komt tot stand door rijping en leren, proces op twee niveaus:
1. Van klein naar groot (lichamelijke groei, rijping)
2. Differentiatie (van eenvoudig naar complex)
3.
(Infectie)ziekten
Antwoord: - Als AIDS (tijdens of vlak na de geboorte overgedragen door de moeder, levensvatbaarheid voor de meeste is dan max. 3 jaar.),
- geslachtsziekten,
- diabetes,
- rode hond.
4.
Drugs en medicijnen
Antwoord: Drugs- en alcoholverslaving kunnen leiden tot vroeggeboorte, laag geboortegewicht, geboorteafwijkingen (gevolg: vertraagde groei, mentale retardatie).
5.
Hoge leeftijd van de moeder
Antwoord: Extra risico op vroeggeboorte en geboorteafwijkingen.
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatting
Inleiding In De Psychologie
Hoofdstuk 1 Wat is Psychologie?(Boek samenvatting vanaf blz. 37)
Psychologie Wetenschap die gericht is op het bestuderen van de aard en de mogelijke oorzaken
van de gevoelens, de opvattingen, de wensen en de gedragingen van mensen.
Specialisaties binnen de Psychologie:
Klinisch Psycholoog Diagnosticeren en behandelen mensen met mentale- en gedragsproblemen.
(van relatieproblemen tot depressies en psychoses)
Ontwikkelingspsycholoog Bestuderen de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de mens
vanaf de geboorte tot en met de ouderdom. (taalproblemen/morele ontwikkeling/motorische
ontwikkeling/denken)
Sociaal Psycholoog Bekijken de manier waarop de sociale omgeving van invloed is op het denken,
voelen en handelen van mensen. (ouders/vrienden/klasgenoten/collega’s/voorbeeldfiguren)
Arbeids- en organisatiepsychologen Bekijken het gedrag van mensen binnen organisaties en hoe
dit gedrag wordt beïnvloed door kenmerken van het werk en de werksituatie.
(leiderschap/arbeidstevredenheid/personeelsselectie/arbeidsprestatie)
Testpsychologen Onderzoeken en beschrijven van kenmerken, mogelijkheden en voorkeuren van
mensen. (Vaststellen van intelligentie/persoonskenmerken/voorkeuren)
Functieleerpsycholoog Onderzoeken van de psychologische functies van mensen als denken,
voelen, bewegen, waarnemen, leren, geheugen en aandacht. (ook de omstandigheden die invloed
hebben op deze functies spelen een rol, zoals de omstandigheid alcohol op de functies m.b.t. rijden.)
Gezondheidspsychologen Onderzoeken de relatie tussen omstandigheden en gedragingen en de
geestelijke en lichamelijke gezondheid van mensen. (Op zoek naar ziekmakende en gezond
houdende factoren als relatie tussen voeding en gezondheid of stress en gezondheid)
Doelen van onderzoek
Classificeren Vaststellen van zaken als de aard van de
gedragingen, het karakter of iemands stoornis. (Vaststellen van
bijvoorbeeld ADHD is een vorm van classificeren.) Wat heeft
iemand?
Verklaren Achterhalen van de oorzaken van het gedrag.
Waardoor komt dit?
Voorspellen Hypothese vaststellen, dit kan nadat het
gedrag is verklaard.
Effecten van ingrepen bepalen Kijken of er een situatie is
waarbij de stoornis bijv. minder opspeelt.
,Methoden van onderzoek:
Triangulatie Het gebruikmaken van verschillende methoden om een geval te onderzoeken.
Observatie Een beeld verkrijgen van de gedragingen van mensen in uiteenlopende situaties.
Meestal systematisch observeren met behulp van een observatieschema.
Interviewen Vragen stellen d.m.v. open of gesloten vragen. (Opiniepeiling is het vaststellen van
meningen en voorkeuren)
Tests Vaststellen van eigenschappen van mensen. (Vaardighedentest als de IQ test, bij de IQ test
zit een normaalverdeling, dit is wat de gemiddelde Nederlander voor IQ heeft)
Fysiologische metingen Hersengolven en dergelijke lichamelijke dingen worden zo gemeten.
Documentenstudie Het gebruiken van oudere dossiers van een persoon als aanvullende
informatie voor je eigen onderzoek.
Vormen van onderzoek
Gevalsstudie Diepgaand bestuderen van een persoon, groep of organisatie.
Survey-onderzoek Grote aantallen personen worden ondervraagd met vragenlijsten waarbij er
wordt gezocht naar de samenhang tussen bepaalde factoren. Die samenhang wordt uitgedrukt in
‘’Correlatie (r) ’’. Bijvoorbeeld de samenhang tussen lengte en gewicht is zo ook onderzocht.
De sterkte van de correlatie (samenhang) wordt uitgedrukt in getallen die lopen van r=+1.00 naar
r= -1.00, met in het midden r=0.00. Bij een positieve samenhang dan is de r-waarde ook positief, wat
betekent dat als de ene factor toeneemt de andere ook toeneemt. Bij een negatieve r-waarde
betekent dat als de ene factor toeneemt de andere afneemt. Hoe hoger de correlatie, des te sterker
de twee factoren samenhangen al dan niet in positieve zin.
Experiment Gaat na of hypotheses kloppen.
Randomnisering binnen een experiment is bijvoorbeeld het gelijk verdelen van mensen die
bijvoorbeeld bovengemiddeld goed zijn in twee groepen zodat je twee groepen krijgt op gelijk
niveau.
Causaliteit is de oorzaak van het gedrag, is pas vast te stellen na een experiment.
Oorzaken van gedrag
Er kunnen ruwweg drie oorzaken worden onderscheden die gedrag kunnen verklaren, namelijk
biologische oorzaken, omgevingsoorzaken en psychologische oorzaken.
Nature-nurture standpunten
Nature standpunt Hoe mensen zich ontwikkelen is afhankelijk van erfelijk/biologisch bepaalde
kenmerken. (Iemand die niet intelligent is scoort ook nooit hoog op een intelligentietest)
Nurture standpunt Hoe mensen zich ontwikkelen wordt grotendeels bepaald door de omgeving
waarin ze leven en de opvoeding die ze krijgen.
Nature-nurture debat De discussie over de vraag of de ontwikkeling van de persoon vooral door
aanleg of door zijn omgeving tot stand komt.
Interactionistisch standpunt De manier waarop de persoon zelf ermee omgaat is bepalend.
, Overige begrippen
Socialisatie De pogingen van een sociale omgeving om de persoon zover te krijgen dat hij de
geldende oordelen, opvattingen en gedragingen overneemt.
Aangeleerde hulpeloosheid Herhaalde ervaring dat de eigen inspanning er toch niet toe doet,
mensen denken dan dat dingen in het leven hen overkomen en dat ze daar zelf geen greep op
hebben.
Karakter=Temperament
Hoofdstuk 2 De Biologische basis van gedrag.
Het zenuwstelsel
Receptoren Vangen signalen op, er zijn receptoren voor geluid,druk,smak,temperatuur en visuele
indrukken. (Sirene ->geluidsreceptoren geven signaal aan de kant -> je gaat aan de kant)
Neuronen De signalen die door de receptoren worden opgevangen, worden doorgegeven via
neuronen. Een neuron bestaat uit een cellichaam, een axon en dendrieten.
De dendrieten ontvangen de prikkel die dan bij het cellichaam komt dat ervoor zorgt dat de prikkel
weer wordt doorgegeven aan de axonen. De axonen geven de prikkel weer verder door aan andere
neuronen via dendrieten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Fleuroo. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.