Kwestie 3: Verandert het wezen van de mens door de omgang met techniek?
Deze kwestie onderzoekt de dynamische relatie tussen menselijkheid, wetenschap, en
technologie, en de manier waarop deze elkaar beïnvloeden. Door de voortdurende
ontwikkelingen in wetenschap en techniek ontstaan nieuwe metaforen en beelden die ons
mensbeeld beïnvloeden en mogelijk zelfs transformeren. Centraal staat de vraag of deze
veranderingen in ons begrip van de mens ook leiden tot een wezenlijke verandering in wat het
betekent om mens te zijn.
Het eerste standpunt, vertegenwoordigd door Clark, suggereert dat ondanks de voortdurende
veranderingen in technologie, de essentie van menselijkheid - onze kunstmatigheid en hybride
wezen - in wezen hetzelfde blijft. Dit standpunt benadrukt de inherente relatie tussen mens en
technologie.
Het tweede standpunt, voorgesteld door Kockelkoren, stelt dat onze interactie met technologie
wel degelijk ons menselijk bestaan verandert. Door onze omgang met technologie worden
onze zintuiglijke ervaringen gevormd, wat resulteert in een verandering van onze existentiële
beleving.
Verbeeks perspectief, het derde standpunt, gaat dieper in op de invloed van technologie op
ons morele oordeelsvermogen. Technologie fungeert niet alleen als bemiddelaar, maar
verwerft ook een eigen handelingsvermogen, wat onze morele besluitvorming beïnvloedt.
Het vierde standpunt, gepresenteerd door De Mul, plaatst de invloed van technologie binnen
een evolutionair kader en onderzoekt mogelijke scenario's waarin de menselijke soort
verandert door de versmelting met technologie. Dit perspectief verkent de diepgaande
implicaties van technologische vooruitgang voor de toekomstige menselijke evolutie.
Standpunt 1: Nee, wij zijn van nature technologische wezens
Clark, geïnspireerd door zijn concept van de uitgebreide geest, betoogt dat de mens van nature
een hybride wezen is, deels biologisch en deels technologisch. Hij introduceert het idee van
'natural-born cyborgs', geïnspireerd door Donna Haraway's concept uit haar essay "A Cyborg
Manifesto" (1985), om traditionele grenzen tussen mens, dier en machine te bevragen.
Volgens Clark zijn we vanaf onze geboorte al cyborgs, een samensmelting van mens en
technologie.
Dit standpunt benadrukt dat onze interactie met technologie niet beperkt blijft tot het gebruik
van hulpmiddelen, maar een fundamenteel aspect van ons wezen vormt. Zelfs zonder externe
technologische apparaten zijn we al deels technologische wezens. Clark herinterpreteert
hiermee het mensbeeld en legt de nadruk op onze inherente verbondenheid met technologie.
Argument 1: Ons brein is van nature goed in het gebruiken van de omgeving
Volgens Clark heeft ons brein een intrinsiek vermogen om informatie uit de omgeving te
gebruiken om ons denkvermogen te ondersteunen en uit te breiden. Hij gebruikt de metafoor
van het brein als een probleemoplossingsmachine, die in staat is om verschillende vormen van
informatie te integreren, inclusief externe informatiebronnen.
, Een voorbeeld hiervan is het gebruik van pen en papier om wiskundige problemen op te
lossen. Hoewel deze hulpmiddelen vaak worden gezien als externe gereedschappen, integreert
ons brein ze in zijn denkproces, zelfs wanneer we ze niet fysiek bij de hand hebben. De
manier waarop we problemen oplossen, zelfs in ons hoofd, is gevormd door het gebruik van
symbolen en materialen buiten ons lichaam. Ons vermogen tot abstract denken is dus sterk
afhankelijk van onze interactie met de omgeving.
Dit argument benadrukt dat de menselijke geest niet beperkt is tot de fysieke grenzen van het
brein, maar zich uitstrekt naar de omgeving en daaruit informatie en middelen gebruikt om te
denken en te handelen.
Argument 2: Wij kunnen nieuwe technieken gemakkelijk incorporeren
Mensen zijn buitengewoon bedreven in het integreren van nieuwe technologieën in hun
dagelijks leven. Deze technologieën worden naadloos geïncorporeerd, zodat ze bijna als een
natuurlijk verlengstuk van ons lichaam aanvoelen. Het gebruik van technische hulpmiddelen
wordt zo automatisch dat we ons niet eens meer bewust zijn van het feit dat we ze gebruiken.
Deze integratie van technologie in ons dagelijks leven verloopt het beste wanneer de interactie
tussen mens en technologie natuurlijk aanvoelt. Dit betekent dat de interface tussen mens en
machine intuïtief en eenvoudig moet zijn, zodat de technologie op de achtergrond van ons
handelen blijft. Het doel is om een symbiotische relatie te creëren, waarbij de technologie
wordt geïncorporeerd in onze lichamelijke ervaring, in plaats van dat het als een extern
instrument wordt ervaren.
Clark illustreert dit punt met experimenten van Vilayanur Ramachandran, waarbij lezers zelf
kunnen ervaren hoe snel en gemakkelijk we nieuwe technologieën in onze omgeving
opnemen en ze als een natuurlijk onderdeel van onszelf beschouwen.
Primaire tekst 7: Andy Clark, Natural-born cyborgs (2003), Cyborgs van nature, over
ons hybride brein
In dit fragment introduceert Clark enkele experimenten bedacht door V.S. Ramachandran, die
ons inzicht verschaffen in de flexibiliteit van ons gevoel van lichamelijke aanwezigheid en
grenzen. Door eenvoudige manipulaties van zintuiglijke prikkels kunnen mensen de illusie
ervaren dat hun lichaam zich uitstrekt of dat objecten in hun omgeving deel worden van hun
eigen lichaam. Deze experimenten tonen aan dat ons belichaamde brein in staat is om externe
objecten te incorporeren in ons gevoel van zelf en lichamelijkheid, waardoor we technologie
ervaren als een verlengstuk van onszelf.
Primaire tekst 8: Andy Clark, Natural-born cyborgs (2003), Cyborgs van nature, over
dynamische apparaten
In dit fragment bespreekt Clark het concept van dynamische apparaten, die actief leren over
de gebruiker en zich aanpassen aan individuele behoeften en voorkeuren. Hij vergelijkt deze
apparaten met de manier waarop ons brein leert en zich aanpast aan veranderende
omstandigheden. Door het vermogen van technologieën om te leren en zich aan te passen aan
individuele gebruikers, kunnen dynamische apparaten een naadloze symbiose vormen met het
menselijk brein. Deze evolutie naar steeds transparantere en adaptieve technologieën heeft
diepgaande implicaties voor de relatie tussen mens en machine, en opent de deur naar een