HOOFDSTUK 1: TOT 1384
Preromaanse tijd
Zuiden van Nederland bewoond door Homo heidelbergensis. Niet sedentair.
Jagers-verzamelaars. Na de laatste ijstijd was het Nederlands grondgebied geschikter voor
bewoning. Sporadische bewoning. Kano van Pesse oudste kano ter wereld (7500 v. Chr.)
mensen moesten veel jagen en vissen.
Neolithische cultuur begon in Zuid-Limburg rond 5500 v. Chr. Gevonden aardewerk
suggereert dat ze geëmigreerd waren uit centraal Europa. Ze hielden vee en kweekten
groenten en tarwe. Ze hadden ovens en waren de eerste aardewerk producenten in de
regio. Ze woonden in 40 meter lange houten boerderijen, waar ook hun beesten leefden.
Jager-verzamelaar samenlevingen bleven lang dominant in Nederland.
2000 jaar na de vestiging in Zuid-Limburg migreerden de jagers-verzamelaars naar het
noordoosten van het land. Trechterbekercultuur. Sociaal complexe hiërarchische cultuur.
Hunebedgraven voor leiders. Rond 2800 v. Chr. gingen ze over op grafheuvels.
IJzertijd kwam heel laat op gang door geïsoleerdheid van gebied. Kelten waren het eerst in
het gebruik, die kwamen uit Centraal-Europa. Germanen begonnen het land in te trekken en
Germaanse taal werd steeds dominanter. Waarschijnlijk werden Germaanse en Keltische
talen lang door elkaar heen gesproken.
Terpen werden in het noorden gebouwd, ongeveer 2500 jaar geleden. De Germaanse
Bataven in de Betuwe deden vooral aan vechten, stelen en plunderen. Was geen sprake
van een vreedzame samenleving.
Romeinse tijd
Caesar besloot in 57 v. Chr de zuidelijke Nederlanden aan te vallen. Hij had oorlog met de
Menapii in het westen en de Eburonen in het oosten. Die verborgen zich in de bossen en
moerassen omdat ze het op het slagveld niet van de Romeinen konden winnen. De
Romeinen plunderden en verbranden de boerderijen en landerijen. Rond 53 v. Chr. gaven
ze zich over.
Paar decennia later besloten de Romeinen weer terug te komen om meer te veroveren. Ze
hadden eerst zelf een machtsstrijd gehad in Rome dus ze waren even afgeleid.
Nero Claudius Drusus Germanicus veroverde de Friezen in 12 v. Chr, met hulp van de
Bataven die kwijtschelding van de schatting in ruil kregen voor het leveren van hulptroepen.
9 n. Chr. werden de Romeinen in het Teutoburgerwoud in Duitsland verslagen, dit zorgde
ervoor dat ze zich toch weer terug moesten trekken.
In 28 n. Chr. slachtten de Friezen honderden Romeinse soldaten af omdat een aantal in de
slavernij waren beland na een conflict over de kwaliteit van koeienhuiden. Twintig jaar later
sloten de Romeinen een verbond met de Friezen, waardoor handel opbloeide.
,In 69 kwamen de Bataven in opstand omdat ze niet langer vrijwillig hulp mochten bieden aan
de Romeinen, maar geacht werden zich bij het Romeinse leger te voegen. Julius Civilis,
leider van de Bataven wilde wraak nemen nadat zijn broer ten onrechte was geëxecuteerd.
In 70 werd een akkoord gesloten. De Bataven werden hersteld als hulptroepen.
(Nederlanders stammen waarschijnlijk niet af van de Bataven omdat die later zijn
weggetrokken, de mythe die uit deze opstand is voortgekomen is dus niet echt terecht.)
Rijn werd een stabiele grens en het gebied werd een provincie in Germania Inferior.
Eerste steden waren Maastricht (Mosae Trajectum), Nijmegen (Ulpia Novio Magus), Utrecht
(Traiectum ad Rhenum) en Voorburg (Forum Hadriani). Nijmegen had als eerste Romeinse
stadsrechten.
Nederland bleef dunbevolkt. Heerlen, Maastricht en Nijmegen waren de grootste steden.
Romeinse cultuur was invloedrijk in het zuiden en Nijmegen. Zuid-Nederland had een
belangrijke weg in verbinding met het Rijnland. Villae ontstonden in het zuiden. Er waren
geen gestationeerde troepen, wat aantoont dat het een veilig gebied was.
Er was handel met de Friezen in het noorden en het rivierengebied werd gebruikt voor
vervoer, wat de handel met Brittanië mogelijk werd.
Romeinse wet werd de norm. Germaanse goden werden op Romeinse wezen aanbeden (te
zien aan tempels), Germaanse goden vermengden met Romeinse goden, mensenoffers en
druïderituelen verdwenen langzamerhand.
Per stad en dorp verschilde de etnische samenstelling. Romeinen, Germanen en Kelten
leefden samen.
Het Romeinse rijk werd aangevallen door ‘barbaren’ en de economie raakte in verval door
de migratiestromen.
Het klimaat werd kouder en natter en de zee gevaarlijker. In het begin van de derde eeuw
was het rivierengebied verlaten. Friesland werd weggespoeld en veel Friezen migreerden
naar Engeland.
Door de invasies van Franken uit het noorden werden gebieden verlaten. Veel steden
werden verlaten en het land verwilderde. Toen de Romeinen terug keerden bouwden ze
stenen forten, maar de villae waren vervangen door houten boerderijen en er werden nu
eenvoudigere gewassen verbouwd.
Uiteindelijk konden de Romeinen de grenzen niet meer bewaken en moesten ze terug naar
Rome om de stad te verdedigen tegen de migratiestromen.
Door de onveiligheid, het klimaat en verminderde landbouwproductiviteit werd de
achtergebleven bevolking gereduceerd.
Merovingische en Karolingische periode
Merovingische leiders hadden ‘macht’ in de Nederlanden. Er was veel migratie van
verschillende volkeren in de Nederlanden. De Saksen en Angelen mengden met de Friezen.
Door interactie tussen de Franken, Friezen en Saksen ontstond de Nederlandse taal. Ze
vochten met elkaar, maar ze dreven ook handel en hadden een gemeenschappelijke cultuur.
De bevolking groeide en het klimaat verbeterde. De handel met andere delen van Europa
nam toe, vooral de Friezen dreven veel handel. Dorestad was een belangrijk handelspunt,
gesticht door Friezen. Dorestad had zijn eigen munt, hele lange steigers omdat alle
,pakhuizen steeds bij elkaar weg dreven omdat de stad in een binnenbocht lag. Er werd wijn,
olijfolie, bont, Fries laken, ijzer van de Veluwe en slaven van de Britse eilanden en
Oost-Europa verhandeld.
De Merovingen namen in 630 Utrecht over. De Franken waren verbonden met de
rooms-katholieke kerk. Waarschijnlijk had het christendom de val van het Romeinse rijk
alleen in Maastricht overleefd.
Vooral de Friezen en Saksen verzetten zich tegen het christendom. De Engelse
missionarissen hadden meer succes bij het bekeren, de Angelse taal was meer verwant aan
die van de Friezen.
Radboud verzette zich tegen de Franken. Pepijn van Herstal versloeg Radboud in 690 bij
Dorestad en veroverde Utrecht.
Willibrord werd aartsbisschop van de Friezen (695) en gebruikte Utrecht voor missionaire
werk.
Pepijn van Herstal stierf in 714 en Radboud verdreef Willibrord tijdelijk uit Utrecht. Na de
dood van Radboud in 719 begon Karel Martel aan een offensief tegen Friesland. Het duurde
nog heel lang voordat het gebied christelijk werd, Bonifatius werd in 754 vermoord bij
Dokkum. Pas een eeuw later was het gebied echt stabiel christelijk.
Karel de Grote begon een grote oorlog in de Nederlanden (772). De Saksen bij Deventer
hadden een kerk verwoest. De oorlog duurde drie decennia. Hij bedwong in 785 een oproer
van Saksische-Friezen onder leider Widukind. Nadat hij was verslagen bekeerde hij zich tot
het christendom.
Karel de Grote was verder niet veel bezig met de Nederlanden, de Karolingische
Renaissance was amper merkbaar. Wel worden de Wachtendonck Psalmen van 850
beschouwd als de eerste nog bestaande ‘Nederlandse’ tekst. Ze zijn geschreven in
Oud-Oostnederfrankisch of Oudnederlands.
Lokale leiders kregen veel autonomie door het politieke systeem van Karel de Grote.
(Graven, etc.)
Uiteenvallen Frankische Rijk en komst Vikingen
Na de dood van Karel de Grote kregen zijn zoon en kleinzonen een conflict over de
opvolging. Na het Verdrag van Verdun (843) werd het grootste deel van Nederland
onderdeel van het Midden-Frankische Rijk, onder Lotharius. Na zijn dood in 855 werd het rijk
weer opgedeeld en werd Lotharius II koning van de noordelijke gebieden, dus van de Lage
Landen.
Het gebied werd belaagd door Vikingen. Voor het eerst in 810 de Friese kust maar dat was
onsuccesvol. Dorestad werd in 834 voor het eerst aangevallen. De bisschop van Utrecht
vluchtte naar Limburg door de aanvallen. Zelfs Maastricht en Nijmegen werden geplunderd
door de Vikingen. Nederland werd slecht verdedigd door de conflicten tussen de Frankische
koningen en het lag in een uithoek en werd niet als belangrijk beschouwd.
Rorik de Deen kreeg in het midden van de negende eeuw het beheer over grote delen van
Friesland, in ruil voor het erkennen van de Frankische soevereiniteit. Godried de Deen werd
daarentegen vermoord nadat hij gebiedsuitbreiding had geëist in ruil voor loyaliteit aan de
Franken. Gerulf kreeg zijn gebied in ruil voor zijn aandeel in de moord. (Hij kreeg Holland.)
, De fundamenten van Middelburg werden gebouwd door Boudewijn I, als versterkingen tegen
de Vikingen. In 891 verloren de Vikingen bij Leuven van de Frankische koning Arnulf van
Karinthië. Hierna vormden ze geen grote bedreiging meer, maar deden nog wel een paar
invallen tot 1007.
Een groot deel van het rijk werd geannexeerd door Hendrik de Vogelaar en zo werden de
lage landen onderdeel van het Duitse rijk, later Heilige Romeinse Rijk. (formeel tot 1648 of
1794) Nederland bleef gefragmenteerd qua politiek tot de Bourgondiërs aan het eind van de
14de eeuw.
Bisschoppen, steden en landuitbreiding
Opkomst prinsdommen Holland en Vlaanderen:
Door afwezigheid van centraal gezag ontstond er een systeem met regionale machthebbers.
Horigen werkten op het land van hun heer en dorpen ontstonden naast burchten. In het
zuiden was de landbouw verder ontwikkeld en had de adel meer macht dan in het noorden.
Lokale adel beschouwde hun land als permanent overerfbaar eigendom. Ze waren dus niet
altijd trouw aan de hogere adel van wie ze het land in bruikleen hadden.
Duitse keizers stelden bisschoppen aan als wereldlijke leiders om weer controle te krijgen
over hun rijk. Bisdommen zijn niet overerfelijk. De bisschop van Luik, Notger, was
bijvoorbeeld ook wereldlijk heerser. Hij breidde zijn bisdom uit en werd een van de eerste
prins-bisschoppen in het HRR. Ook de bisschop van Utrecht had grote wereldlijke macht, zo
had hij de Veluwe, Overijssel, Drenthe en delen van Groningen in zijn macht. Zelfs Friesland
was formeel onder zijn gezag (en onder de graaf van Holland.) Utrecht werd het
belangrijkste kerkelijk centrum boven de rivier. Predikant Tanchelm bekritiseerde de
prins-bisschop van Utrecht dat hij te veel bezig was met wereldlijke macht en niet genoeg
met geestelijke zaken.
De prins-bisschop van Luik had meer macht dan die van Utrecht omdat die van Utrecht een
dunbevolkt gebied had en afhankelijk was van burggraven om buitenposten van Leiden tot
Coevorden te behouden.
Concordaat van Worms 1122: Einde investituurstrijd, keizers mochten bisschoppen niet
meer kiezen. Lokale kanunniken en de paus kregen de doorslaggevende stem. Utrechtse
kanunniken kwamen uit prominente families en stonden onder druk om hun belangen te
prevaleren bij het benoemen van bisschoppen. Bij de meeste nieuwe kerkelijke
benoemingen in Utrecht kwamen ruzies en geweld voor.
De Friezen verzetten zich tegen de macht van de Utrechtse bisschop. Ze herstelden een
abdij bij Egmond die later het Evangeliarium van Egmond kreeg. Dit boek heeft de eerste
bekende afbeeldingen van Nederlandse personen en middeleeuwse architectuur. In de abdij
werden ook de annalen van Egmond geschreven. Abdij van Egmond werd het bestuurlijk
hart van de graven van Holland.
Graaf Dirck III hief tol van passerende schepen bij Vlaardingen aan de Maas zonder
toestemming van de keizer. De graaf van Neder-Lotharingen en de bisschop van Utrecht
stuurden een keizerlijk leger op Dirck III af. 1018, het leger werd verslagen door de graaf en
zijn bondgenoten. Dirck bleef tol heffen. De Hollandse graven bleven hun gebied uitbreiden.