100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Economische en Sociale Geschiedenis - Semester II Deeltentamen II €4,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Economische en Sociale Geschiedenis - Semester II Deeltentamen II

1 beoordeling
 172 keer bekeken  21 keer verkocht

Samenvatting van het boek De Wereld en Nederland (meest recente versie!) voor het tweede deeltentamen van het vak economische en sociale geschiedenis. Er staat bij op welke bladzijdes de informatie terug te vinden is, mocht je de stof nog extra na willen lezen dan kan dat dus makkelijk.

Voorbeeld 4 van de 42  pagina's

  • Nee
  • Bladzijde 173 tot en met 328
  • 25 maart 2019
  • 42
  • 2017/2018
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (21)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: pacoheeren • 5 jaar geleden

avatar-seller
lbubbert
Bladzijde 173 tot en met 201
Inleiding bij deel II
Vanaf de Great Divergence ging het tempo van economische en demografische
veranderingen omhoog. Niet alle landen konden de vaart van de voorlopers
bijhouden, daarom namen ook de verschillen tussen landen toe.

Bevolkingsontwikkeling en natuurlijke omgeving
Na 1800 komt in veel landen het ‘statistische tijdperk’, waarin systematisch
kwantitatieve gegevens werden verzameld. Tussen 1800 en 2000 verzesvoudigde
de wereldbevolking. Er kwam ook een verschuiving in de verhouding tussen regio’s.
In 1900 vormden Europeanen een kwart van de wereldbevolking. Maar vanaf de 20e
eeuw nam het aandeel van Azië, Afrika en Amerika toe.
NL hoorde qua bevolkingsaantal vroeger tot dezelfde grootte als BE, CH en SWE.
Maar steeg daar in de 20e eeuw bovenuit.
De urbanisering nam ook enorm toe. De mate en het tempo verschilden wel sterk
per regio. Eu, VS en Japan waren in 1900 al verstedelijkt. China, India en Afrika
verstedelijkten na het midden van de 20e eeuw.
GB was het eerste land waar meer dan de helft van de bevolking in steden woonde,
in 1850. In NL was dat begin 20e eeuw.
Steden werden ook steeds groter. Er kwamen ook veel meer miljoenensteden. De
allergrootste en snelst groeiende steden lagen in Latijns-Amerika, China, India en
Afrika. Er kwamen ook agglomeraties, een centrale stad met daaraan vastgegroeide
randgemeenten of voorsteden. Zoals Parijs.
De natuurlijke omgeving veranderde ook, dat kwam door de economische groei. Het
was vooral zichtbaar in vervuiling van de directe leefomgeving. Eind 20e eeuw nam
milieuaantasting in rijkere landen, door technologische vernieuwingen af. De
wereldeconomie werd steeds meer gekenmerkt en gestuurd door massaconsumptie.
Welvaart werd afhankelijk van massale inzet van grondstoffen en fossiele
brandstoffen. Na 1970 kwam het besef dat de voorraden eindig waren. Ook bleek
boskap en uitstoot van kooldioxide het globale ecologische evenwicht te verstoren.
De stijging van de temperatuur op aarde kwam ook door het handelen van de mens.

Langeafstandsverbindingen
Samenlevingen over de hele wereld kwamen na 1800 meer met elkaar in contact.
Zeker in economisch opzicht. De intercontinentale overzeese handel van en naar
Europa is in de 19e en 20e eeuw veel harder gegroeid. O’Rourke en Williamson
bewezen dat de reële lonen in landen rond de Atlantische Oceaan in 1850-1914
dichter bij elkaar kwamen door de overzeese migratie.
Maar globalisering ging met ups en downs. De buitenlandse investeringen namen
tussen 1914 en 19145 enorm af.
Op sociaal en cultureel vlak namen de langeafstandsverbindingen ook toe. De
migratieratio steeg enorm. Europeanen gingen vooral naar de VS en Zuid-Amerika.
Naar Afrika en Azië bleef de migratie beperkt.
Tot 1940 gingen er niet veel Nederlanders emigreren. Na WOII was het aantal

,migranten veel groter. Vanaf de jaren 60 kwamen er juist veel migranten naar NL.
Datzelfde gebeurde ook in andere Europese landen.
De migratie van Europeanen was niet uniek. In Azië kwamen ook migratiestromen
zo groot als die van Europa. De migratie uit Europa had wel een veel groter blijvend
effect.
De toename van stromen goederen, kapitaal en migranten in de wereld werd
mogelijk gemaakt door politieke omstandigheden en vernieuwingen in communicatie
en het transport. Het imperium van het Britse Rijk bevorderde de wereldwijde
connecties.
Vanaf WOI stond de globalisering stil. Door oorlog en de depressie van de jaren 30
nam de Britse dominantie af en sloten landen zich af. Vanaf de jaren 50 nam
globalisering weer toe door de luchtvaart en televisie en in de jaren 80 het internet.
De VS was de belangrijkste wereldmacht. Na 1950 nam internationaal toerisme toe.
Planten en dieren verspreiden zich ook. Vanaf eind 18e eeuw gingen druiven en
konijnen naar Australië en verspreidde de eucalyptusboom zich vanuit Oceanië.
Door de eerste Britse kolonie in Australië stierf een groot deel van de inheemse
bevolking. Door de langeafstandsverbindingen konden ziektekiemen wereldwijde
plagen veroorzaken.

Contouren van veranderingen in de drie basisproblemen.
Vanaf eind 18e eeuw kwam er een verandering in de aanpak van de drie
basisproblemen: inkomen, macht, risico’s. Het verspreidde over de hele wereld.
Vooral in het begin van Europa er heel belangrijk in.
Industrialisatie zorgde voor een voortdurende stijging van het inkomen. Het
industrialisatieproces verspreidde zich over de hele wereld maar kon wel op heel
verschillende manieren en in verschillende tempo verlopen.
Door fossiele brandstoffen te gebruiken en technologische verbeteringen werd het
malthusiaanse plafond doorbroken. Conjuncturele schommelingen kwamen niet
meer door voedselprijzen maar door de dynamiek van de industriële en financiële
sector. Hierdoor hoefden veel mensen zich geen zorgen meer te maken over hun
eerste levensbehoeften. Binnen en tussen landen namen de verschillen in inkomens
wel toe. In westerse industrielanden en communistische landen werden ze in de 20e
eeuw wel verkleind.
Er kwam ook een verschuiving tussen verschillende categorieën arbeid. Verplichte
arbeid nam af. Arbeid-als-koopwaar groeide. In geïndustrialiseerde landen kwam
een arbeidsmarkt. Lonen werden bepaald door vraag en aanbod ipv gevestigde
structuren en regulering van bovenaf. Er kwamen ook meer niet werkenden. De
verzorgingsstaat kwam op.
Vanaf 1800 kwam het staatsvormingsproces in een nieuwe fase. De natiestaat werd
het standaard model. De imperiale staat, verschillende etnische groepen onder 1
heerser, had met de koloniale expansie van Europese landen in de 19e eeuw het
laatste hoogtepunt en stortte daarna in. Na WOII kwam er nieuwe, derde vorm in
Europa. Een vrijwillig samenwerkingsverband tussen verschillende nationale staten,
de Europese Unie.

,Binnen staten kreeg de centrale staat meer macht, taken en bevoegdheden. De
macht ging van steden, kerken, gilden en adel naar de nationale overheid.
Feodaliteit en horigheid werd afgeschaft. En de band tussen overheid en burger
werd directer. Er kwamen bredere opvattingen over wat de staat kon, mocht en
moest doen.
Burgers kregen daar pas later wat over te zeggen. Democratisering kwam in de 19e
en begin 20e eeuw in de VS, West-Europa, en new-Europa's. Democratie was
succesvoller in natiestaten dan in imperia en bij landen met economische groei.
Vrijwillige organisatievorming door burgers, civil society, vergrootte de steun voor de
democratie.
De expansie van de macht de staat, de toenemende participatie van de bevolking en
de groeiende invloed van nationale belangengroeperingen zorgden voor verandering
in de sociale politiek. Door de groei van arbeidersbewegingen en WOI en de
Depressie werd een stelsel van sociale voorzieningen opgebouwd voor de opvang
van bestaan risico's. Hierdoor kwam er nivellering van besteedbare inkomens en
kreeg de overheid meer invloed in de nationale economie.
De sociale hiërarchie veranderde ook. Er kwam een nieuwe elite van ondernemers,
een groot industrieproletariaat en een nieuwe middengroep van loonarbeiders. De
sociale mobiliteit nam, mede door onderwijs, toe. Ook raakte meer mensen door
afhankelijkheid van loonarbeid gevoelig voor ups en downs van de economie.
Overgang naar de industriële samenleving ging samen met toenemende
disciplinering. Disciplinering moest de bevolking uniforme, deugdzame waarden en
normen bijbrengen. Zowel de elite, middengroepen en delen van de
arbeidersbeweging vonden dit.
De bevolkingsopbouw veranderde. Dit hing samen met de ‘demografische transitie’
in de 19e en 20e eeuw: lage sterftecijfers en lage geboortecijfers. De
levensverwachting steeg. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw gingen
mensen vaker ongehuwd samenwonen en vaker scheiden. Er werden meer kinderen
buiten het huwelijk geboren.
In de tweede helft van de 20e eeuw werd de wereld minder eurocentrisch. De VS en
China werden het machtigst. De Great Divergence werd kleiner eind 20e eeuw.

Hoofdstuk 7
Expansie, stagnatie en globalisering: economische ontwikkelingen.
Na de Industriële Revolutie in GB begon in een paar landen in het Westen een
snelle economische groei. Het inkomen per hoofd van de bevolking ging voortdurend
omhoog.
Landen die industrialiseerden werden veel welvarender en het verschil in inkomen
met de rest van de wereld nam toe. De Great Divergence ontstond.
Vier perioden in de economische ontwikkeling in de wereld en Nederland in de 19e
en 20e eeuw.
- De industrialisatie en de groei van de wereldhandel tot WOI
- De vertraging en stagnatie in de economische groei tussen 1914 en 1945
- Versnelling van de groei tussen 1945 en 1973

, - Periode van 1973 tot heden.

industrialisatie en economische groei.
Kuznet sprak van moderne economische groei als er een voortdurende stijging van
inkomen per hoofd van de bevolking. In pre-industriële economieën ging
economische groei vaak samen met bevolkingsgroei waardoor het inkomen per
hoofd van de bevolking niet steeg. Een land werd rijker als meer mensen gingen
werken.
Nadat de Industriële Revolutie in GB was begonnen, begonnen in de 19e eeuw de
meeste andere Europese landen te industrialiseren. Technologische kennis
verspreidde en overheden stimuleerden de industrialisatie. BE was het tweede land
dat industrialiseerde. De twee belangrijkste nieuwe industriële grootmachten werden
de VS en DU.

Twee nieuwe economische giganten: de VS en Duitsland.
In de 19e eeuw waren de VS een frontier state, kolonisten namen het westen in
gebruik als landbouwgrond. De Amerikaanse industrialisatie versnelde pas na de
Burgeroorlog. De periode daarna was de Gilded Age. Daarin was snelle expansie
van de spoorwegen, de moderne en zeer productieve landbouw en de opkomst van
grote en machtige ondernemingen. Succesvolle zakenlieden en bankiers werden
heel rijk, ze werden soms robber barons genoemd. Er kwam ook een etnisch zeer
diverse, uitgebreide arbeidersklasse, geëmigreerd uit vele landen.
Eerst was de industriële activiteit vooral in de traditionele industrieën als katoen en
schoeisel. Dat ging steeds meer naar elektrotechnische en chemische industrie. Die
industrietakken zijn kenmerkend voor de Tweede Industriële Revolutie, begon in
1865 eindigde in de jaren dertig. Door steeds betere technologie steeg de arbeids en
kapitaalproductiviteit. Zo werd de productie goedkoper en was er een
concurrentievoordeel.
De snelle industrialisatie van Amerika ging samen met expansie van de landbouw.
Geholpen door gebied van de indianen in te nemen. In de VS, in Latijns-Amerika
niet, werd het ontstaan van een klasse van zelfstandige kleine boeren en
ondernemers gestimuleerd. Mede door de Homestead Act. In 1873 kwam de Timber
Culture Act, als je in droge gebieden een stuk land voor een kwart met bomen
beplant, kreeg je de grond. De grond was dus goedkoop. lonen waren ook hoog. En
er was veel politieke en religieuze vrijheid.
Door betere infrastructuur werd de VS een belangrijke exporteur van graan en
industrieproducten. Overzees transport was goedkoop en snel. De industriële en
agrarische producten uit de VS overspoelden de wereld.
Duitsland was lang politiek verbrokkeld, met een gebrekkige infrastructuur en arme
boeren. Ten oosten van de Elbe was arbeid onvrij, de Junkers exploiteerden de
boeren. Hierdoor was productie-uitbreiding mogelijk maar geen structurele
vernieuwing. Ten westen van de Elbe waren er vooral kleine boerenbedrijfjes. Begin
19e eeuw kwam er bescheiden groei van de landbouw. Agrarische modernisering
zoals in GB was er niet. Er was geen consumentenmarkt en er werd niet

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lbubbert. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  21x  verkocht
  • (1)
  Kopen