Kernthema’s Bestuurs- & Organisatiewetenschappen
KERNTHEMA’S B&O HOORCOLLEGE 1
Verschil Bestuurskant en Organisatiekant
Bestuur:
- Dicht op bestuurders
- Macro
- Richting (wat we willen)
- Voorschrijvend en normatief
Organisatie:
- Dicht op managers
- Micro
- Inrichting (hoe we het uitvoeren)
- Beschrijvend en begrijpend
10 Tegeltjeswijsheden over B&O
1. Organisaties zijn knooppunten in de samenleving en in ons leven.
(Organisaties zijn overal, ze bepalen ons leven.) → macro & micro is
belangrijk bij een analyse.
2. De rol als spil in de samenleving is de afgelopen eeuw almaar toegenomen. We
leven in een organisatiesamenleving. → er zijn veel grote organisaties, maar
ook enorm veel kleine organisaties.
3. Wij weten over het algemeen helemaal niets van organisaties en hun
werking. → georganiseerd leven is vaak volkomen vanzelfsprekend → dat
wat gewoon is, zie je niet meer. (Het effect van organisaties hebben wij
niet meer op ons netvlies, omdat het zo ‘gewoon’ in ons leven is
ingebakken.) → een blinde vlek.
4. Organisaties zijn vaak verborgen achter een gouden muur → aan de buitenkant
lijkt het beter geordend dan wat er daadwerkelijk aan de hand is achter de
muur. (Een beetje net als een social media pagina, waarbij je jezelf beter
wilt neerzetten dan dat je misschien bent.)
5. Werk kan saai zijn, maar werkende mensen bestuderen is juist niet saai.
6. Nederlanders denken dat het om je privéleven draait, maar in de praktijk draait het
(minstens evenzeer) om je werk
7. Elke ordening (historisch, theoretisch, thematisch) van het gebied B&O is per
definitie onvolmaakt en onvolledig en dus een tikje willekeurig. → niks is
vanzelfsprekend waar.
8. Bestuur & Organisatie is én orde én wanorde
9. Theorie is de landkaart, niet het landschap.
10. Beschrijf wetenschap met enthousiasme, verontwaardiging, verwondering,
frustratie en een beetje humor.
→ Organisaties zijn gulzige instituties.
1
, Wat is een organisatie?
(Richard Scott)
Een antwoord van Scott: ‘ 5 elementen van een organisatie’
1. Een sociale structuur
2. Doelen → iedereen heeft andere doelen
3. Deelnemers
4. Technologie
5. Omgeving
(Morgan)
Metaforen van organisatie
1. Organisaties als een efficiënte machine
2. Organisme
3. Cultuur
4. Psychische gevangenis → door de zuigende werking van organisaties.
5. Instrument van overheersing
6. Politiek spel (Joep Schrijvers)
7. Hersenen
8. Voortdurende verandering
Collegethema’s KBO
- Rationele vs humanistische sturing (1900-1940, jaren 60)
- Formele vs informele organisatie (jaren 50 en 60)
- Organisatie en omgeving (jaren 60 en 70)
- Structuur vs cultuur (jaren 80 en 90)
- Bureaucratie vs postbureaucratie (jaren 90 tot nu)
B-lijn (bestuur/management) → Grey
O-lijn (mens & organisatie) → Hatch
Positivistisch vs Constructivistisch
- Positivistisch: objectief bestaande en objectief te observeren werkelijkheid
- Constructivistisch: een werkelijkheid die door mensen wordt geconstrueerd (een
wetenschapper bestudeert hoe mensen hun wereld interpreteren en construeren)
Managerialisten vs Critici
- Managerialisten richten zich op de vraag hoe organisaties effectiever zijn te besturen
(zij hebben dezelfde belangen en belangstelling als managers)
- Critici: Blijven op kritische afstand en schrijven over, in plaats van voor management
en organisaties. Vaak zijn zij ook partijdig door sympathie voor wie wordt
‘gemanaged’, waarbij sommigen een organisatie neerzetten als instrument van
onderdrukking / overheersing.
Dikke streep door definities → kritische denkhouding ten aanzien van theorieën.
2
, KERNTHEMA’S B&O HOORCOLLEGE 2
Bureaucratische beheersing (Frederick Taylor):
- Organisatie is een rationeel ontworpen, efficiënte machine: beheersing van formele
aspecten.
- Vastleggen regels & procedures (standaardisatie) en taken & posities.
Humanistische beheersing
Opkomst organisatiesamenleving & bureaucratie
- 1e helft 19e eeuw: Kleine bedrijven van baas-eigenaar (Kleine productie voor lokale
markten)
- 1850-1930 opkomst: Grote bedrijven onder leiding van professionele bestuurders
(Massaproductie voor grote markten; Big Business)
- vanaf 1930: bloei
- 1970 tot nu: ‘Nieuwe’ organisatie (maatwerk voor decentrale markten)
Kenmerken van de organisatie van de 20e eeuw: ‘Big Business’
- Grote, complexe organisaties
- Ontstaan conglomeraten
- Bedrijven extern gefinancierd
- Differentiatie van taken; arbeidsdeling
- Grote gebouwen, veel personeel
- Minder de ‘onzichtbare hand van de markt’, meer de zichtbare hand van
het management: ‘managerial revolution’ → ontstond in die tijd → daarom
b&o redelijk moderne studie.
- Ontstaan oligopolies
Industriële revolutie omdat de verandering erg groot was in vergelijking met de eeuwen
daarvoor.
19 eeuwse sociologen: Marx, Durkheim & Weber
Marx (1818 - 1883): Leefde in de tijd van opkomst Industriële Revolutie, schrijver van het
Communistisch Manifest en de Communistische theorie.
Durkheim (1858-1917): Mildere toon dan Marx → analyseert het als verregaande
differentiatie. Mensen worden specialistisch op een steeds kleiner gebied,
hebben andere mensen nodig om te functioneren (onderlinge afhankelijkheid).
Max Weber (1864 - 1920): De eerste organisatiewetenschapper
Naar een ‘moderne’ ver-georganiseerde samenleving, 3 processen:
1. Differentiatie en machtsconcentratie → Alles wordt steeds meer bestuurd en
3
, georganiseerd vanuit één punt.
2. Comodificatie / ‘verwaring’ → alles kan in geld uitgedrukt worden
3. Rationalisatie → het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid om
haar beheersbaar te maken, waarmee ons denken en handelen steeds
meer onderworpen wordt aan berekening, beredenering en beheersing.
Scientific Management / ‘Taylorism’ & Max Weber’s bureaucratiemodel, voorbeelden:
- Standaardisatie & formalisatie (rationalisatie)
- Horizontale arbeidsverdeling (differentiatie)
- Verticale arbeidsverdeling (machtsconcentratie)
- Prestatieloon (comodificatie)
Frederick Taylor
Klassieke organisatieleer, rationeel-bureaucratisch management:
Ideaalvorm:
Kenmerken Taylor’s theorie
- Standaardisatie van werkprocessen en formalisatie van gedrag in regels en
procedures → nauwgezette analyse van de arbeider, selectie en scholing
voor specifieke taken en nauwgezette analyse van de werkprocessen en
formeel vastleggen van uit te voeren taken. (richting beheersing)
- Horizontale en verticale taakverdeling → Ver doorgedreven specialisatie en
scherpe scheiding tussen denken en doen, plannen en uitvoeren, leiding
en uitvoerenden (gebracht als ‘samenwerking’ en ‘evenredige’
werkverdeling)
- Prestatieloon → Directe koppeling tussen beloning en productieniveau
Taylor: ‘In the past man has been first, in the future the system must be first’’
Taylor: enorme impact
Henry Ford, VS (1863 - 1947):
- Invoering 8-urige werkdag
- Lopende band → tempo van werken werd vastgesteld, mensen konden
niet meer hun eigen tempo bepalen.
Adam Smith: arbeidsdeling, specialisatie (voorbeeld maken van spelden)
Primary vs Secondary group
Historische achtergrond
KERNTHEMA’S B&O HOORCOLLEGE 3
Taylor = Dwangmatig neurotisch → ‘anaal gestoord’ (Freud) → alles zo ordelijk
4