Uitgebreide samenvatting van Hoofdstuk 6 van het boek 'Handboek Orthoped. Hulpverlening 1' van Grietens. Je kunt ook een bundel downloaden met hierin ook Hoofdstuk 3, 5, 10 en 11 uit ditzelfde boek. In de toekomst wordt dit document nog gebundeld met de overige tentamenstof voor dit vak.
Hoofdstuk 6 - Kinderen en jongeren met een visuele beperking
Inleiding
Visuele beperkingen kunnen we omschrijven als moeilijkheden die iemand ondervindt bij het kijkend
uitvoeren van een alledaagse activiteit. Het kijken is dan onmogelijk door blindheid of moeilijk door
slechtziendheid.
Tot ver in de 20e eeuw was echter alleen blindheid een reden tot hulp en allen bij zeer ernstige
slechtziendheid kon men tot de ‘betere blinden’ gerekend worden. Internationaal sprak men dan over
maatschappelijk blind. Omdat men het begrip slechtziendheid in hulpverlening gelijk wilde houden tot de
oogheelkundige definiëring, werden vele vormen van slechtziendheid tot twee decennia terug nauwelijks
onderkend.
In de huidige revalidatiepraktijk is de benadering van ‘personen met visuele beperkingen’ fors veranderd
en vergroot. Slechtziendheid wordt in de revalidatiepraktijk opgevat als een begrip dat op vele
verschillende manieren benaderd moet worden. Hieraan liggen twee bronnen ten grondslag:
1. De kernvragen van ouders van slechtziende kinderen vormden de noodzaak tot een
paradigmaverschuiving naar de gevolgen van visuele beperkingen.
- Wat ziet een slechtziende persoon/mijn kind in het dagelijks leven, wat kost moeite en
wat ziet hij/zij niet?
- Wat zijn de gevolgen hiervan voor de ontwikkeling?
- Wat betekent dat voor de opvoeding?
Beantwoording van dergelijke praktische kernvragen vereist een theoretisch model dat inzicht
biedt in de samenhang tussen visuele beperkingen en ontwikkeling/opvoeding.
2. De vraag welke andere wetenschapsgebieden ons inzichten kunnen bieden om tot een
pedagogisch model te komen.
De ICF van de WHO als startpunt voor een nieuw paradigma
De World Health Organisation (WHO) heeft classificaties gemaakt waarin eenduidig gezondheids-
gerelateerde begrippen zijn opgenomen. De ICD is een classificatie waarin ziektes en doodsoorzaken
worden omschreven, daarbinnen vallen ook visuele stoornissen en blindheid. Voor ons doel zijn de
belangrijkste classificaties die van de ICF. De ICF vormt een stelsel van classificaties om het menselijk
functioneren en de functioneringsproblemen daarin los van oorzaken te beschrijven. Dat gaat uit van drie
verschillende perspectieven:
1. Het functioneren van het menselijk organisme.
2. Het menselijk handelen.
3. De mens als deelnemer aan het maatschappelijke leven.
Daarnaast worden externe en persoonlijke factoren betrokken. Vanuit de samenhang daartussen kunnen
alle normale mogelijkheden en gezondheidsproblemen in het menselijk functioneren beschreven worden.
Dat is uitgewerkt in vier classificaties: de functies,
de anatomische eigenschappen, activiteiten en
participatie en externe factoren.
Uitgaande van de ICD en de ICF zijn er zes
invalshoeken waarlangs men informatie over
‘blijvende gevolgen’ kan verzamelen en
integreren: ziekte, anatomie, functies,
activiteiten, participatie, omgevings- en
persoonlijke factoren. Dat noemen we hier
kortweg de ‘blokken van de ICF’ (zie de figuur
hiernaast).
, De oogheelkundige-optometrische benadering van slechtziendheid
Ons oog is ons visuele zintuig. Tot ver in de jaren tachtig werd slechtziendheid of blindheid in de
hulpverlening opgevat als een defect aan de ogen, waardoor we de wereld om ons heen minder goed of
niet zien. Op grond hiervan vormde een oogheelkundige diagnose met een niet-corrigeerbaar verminderd
gezichtsvermogen hét criterium voor verwijzing en toelating tot hulpverlening/revalidatie. De mate van
‘minder goed zien’ wordt door de WHO ingedeeld op basis van twee kernfuncties en twee grenswaarden:
1. Gezichtsscherpte: de mate van detailwaarneming na correctie voor bijziendheid of verziendheid.
- < 0,3 slechtziendheid
- <0,05 blindheid
2. Gezichtsveld: de grootte van het overzicht dat iemand in één blik heeft, als we de ogen niet
bewegen. Eén van de wijzen waarop dat kan worden uitgedrukt is het aantal graden.
- < 30 graden slechtziendheid
- < 10 graden blindheid
Deze ICD-ernstindeling werd in het verleden ten onrechte opgevat als een exclusiedefinitie van
slechtziendheid. Dat heeft lange tijd geleid tot de misvatting dat toelating tot hulpverlening voor
slechtzienden niet geïndiceerd was als een persoon volgens de bovenstaande grenswaarden normaal
ziend genoemd moest worden. In 1992 heeft de WHO dit standpunt losgelaten. Het Nederlands
Oogheelkundig Gezelschap heeft toen de richtlijnen voor verwijzing eveneens gewijzigd en verruimd. Ook
bij een hulpvraag met een hogere gezichtsscherpte tot 0,5 kon doorverwijzing geïndiceerd zijn.
Eind jaren tachtig hebben Kooijman en Van der Wildt het Visueel Functie Onderzoek (VFO)
geïntroduceerd. Naast meting van (1) gezichtsscherpte en (2) gezichtsveld werden hierbij betrokken:
3. kleuronderscheidingsvermogen (op basis van rood-, groen- en blauwgevoelige kegeltjes)
4. lichtadaptatievermogen
5. contrastgevoeligheid
6. overige aantastingen van de beeldkwaliteit in engere zin
Deze zes visuele functies vormen de groep visueel-sensorische functies. Vanuit de anatomische schade
kan gericht gemeten worden welke effecten dat heeft op de bijbehorende visuele functie.
Opname van visuele informatie hangt ook af van oogbewegingen. Alle visuele functies die daarmee te
maken hebben, noemen we de oculomotorische functies en ook deze worden in het VFO gemeten:
− accommoderen (scherp stellen)
− con- en divergeren (het richten van beide ogen op hetzelfde punt)
binoculair dieptezien: goede samenwerking van beide ogen
scheelzien: slechte samenwerking van beide ogen
− fixeren
− willekeurig richten van de blik van de ene fixatie naar de volgende gewenste plek
− volgen van langzame (smooth-persuit movement), snelle of in snelheid veranderde bewegingen
− reflexmatig compenseren van de blikrichting (vestibulo-ocular reflex)
− zeer kleine cirkelbewegingen maken met de ogen (microaccades)
− (niet) goed kunnen openen en sluiten van de oogleden
De visueel sensorische en de oculomotrische functies vormen samen de lagere visuele functies. In de
figuur op de volgende bladzijde zijn de oogheelkundige diagnose, de anatomische structuren van het
visuele systeem en de lagere visuele functies in het basisdiagram van ICF geplaatst.
De anatomische structuren van en aan het oog worden in de ICF ingedeeld en onderverdeeld in de
classificatie ‘Body structures’ in hoofdstuk ‘seeing fuctions’ en ‘functions of structures adjoining the eye’.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper knoopsanne. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.