Leerdoelen
Kerntaak 1 - Klinisch redeneren
College // Beroepsprofiel
• Je bent op de hoogte van de expertise waarover jeugdverpleegkundigen beschikken
Expertise is als je ergens goed van op de hoogte bent. Bij jeugdverpleegkundigen zijn dit
gezonde jeugdigen (0 - 18 jaar, met een marge van -9 maanden tot 23 jaar) en hun ouders.
Ook weten zij veel van zowel collectieve als individuele preventie en ondersteunen zij
ouder(s) in opvoeden en opgroeien.
• Je weet je wat de rol van de jeugdverpleegkundige is binnen het domein van de
jeugdgezondheidszorg
→ Samenwerkingspartner
• CJG; jeugdarts, dokterassistentie, jeugdprofessionals
• Sociale wijkteams, peuterspeelzaal, BSO, onderwijs
• VVE (voor- en vroegschoolse educatie)
• Gemeente
• Maatschappelijk werk
→ Evidence based practice reflectieve professional
• Preventie: moreel etische dillema’s/moreel beraad
• Beroepscode
• Protocollen en richtlijnen, KM
→ Communicator
• Oplossingsgerichte en motiverende gespreksvoering
→ Zorgverlener
• Vertrouwensrelatie
• Privacy
College // Publieke gezondheidszorg
• Je kent de kernpunten van de WPG en de Jeugdwet te benoemen
Wet Publieke gezondheid
De WPG is een gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende wet die
maatregelen neemt voor de bevolking, zoals het voorkomen en vroegtijdig opsporen van
ziekte. Het is gericht op (collectieve) preventie, infectieziektebestrijding, het basispakket jgz
en ouderengezondheidszorg.
Jeugdwet
Alle jeugdigen in Nederland hebben tot hun 18e verjaardag recht op jeugdgezondheidszorg,
de jgz heeft deze jeugdigen goed in beeld en voert taken uit als vaccinaties, signaleert
problemen en versterkt de kracht van zowel ouders als jeugdigen. Het doel is bijdragen aan
een gezonde en veilige opgroeisituatie van jeugdigen. Sinds 2015 zijn de gemeenten
verantwoordelijk. De uitgangspunten van de jeugdgezondheidszorg zijn:
- Preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en sociale netwerk
- Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren
- Eerder hulp op maat voor kwetsbare kinderen
- Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen
- Meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk
• Je kunt uitleggen hoe beleid in de jeugdgezondheidszorg tot stand komt
Alle kinderen van eigenlijk al -9 maanden tot en met 18 jaar hebben recht op
jeugdgezondheidszorg. Over het algemeen komt het contact opstand op uitnodiging van de
jgz, maar ouders en kinderen kunnen ook zelf afspraken maken. Daarnaast kunnen derden,
zoals peuterspeelzaalleidsters, leerkrachten en huisartsen, ouders adviseren om naar de
JGZ te gaan. Naast de preventieve reguliere contacten zijn er extra contacten op indicatie.
,Leerdoelen
Kerntaak 1 - Klinisch redeneren
Het basispakket bevat preventieve jeugdgezondheidszorg (bijvoorbeeld vaccinaties) waar
alle jeugdigen binnen de marge dus recht op hebben.
• Je kunt aangeven welke rol de jeugdverpleegkundige hierin vervult
→ Samenwerkingspartner
• CJG; jeugdarts, dokterassistentie, jeugdprofessionals
• Sociale wijkteams, peuterspeelzaal, BSO, onderwijs
• VVE (voor- en vroegschoolse educatie)
• Gemeente
• Maatschappelijk werk
→ Evidence based practice reflectieve professional
• Preventie: moreel etische dillema’s/moreel beraad
• Beroepscode
• Protocollen en richtlijnen, KM
→ Communicator
• Oplossingsgerichte en motiverende gespreksvoering
→ Zorgverlener
• Vertrouwensrelatie en privacy
College // Spijsvertering 01, 02, 03 en 04
• Je weet welke zes voedingsstoffen het menselijk lichaam nodig heeft.
Koolhydraten, vetten, eiwitten, mineralen, vitaminen en water.
• Je kent de belangrijkste functies van deze voedingsstoffen voor het menselijk lichaam.
Koolhydraten hebben als functie:
• brandstoffen; in mindere mate bouwstoffen
Vetten hebben als functie:
• bouwstoffen en brandstoffen
• isolatie
• oplosmiddel voor bepaalde vitaminen
Eiwitten hebben als functie:
• bouwstoffen en hulpstoffen, in noodgevallen brandstoffen
Mineralen hebben als functie:
• bouwstoffen en hulpstoffen
Vitaminen hebben als functie:
• hulpstoffen
Water heeft als functie:
• oplosmiddel
• transportmedium
• warmtebuffer
• steunstof
• vulmiddel
• Je hebt inzicht in de enzymatische afbraak van koolhydraten, lipiden en eiwitten.
Afbraak van koolhydraten
Dit gebeurt mechanisch en chemisch. De volgende enzymen zijn actief:
→ amylase ‘knipt’ zetmeelketen in disachariden
→ maltase splitst maltosemoleculen in twee glocusemoleculen
→ lactase splitst lactose in glucose en galactose
→ sacharase splitst sacharose in glucose en fructose
, Leerdoelen
Kerntaak 1 - Klinisch redeneren
Afbraak van eiwitten
Lipiden worden afgebroken tot glycerol en vetzuren mbv lipase.
• Je kent de bouw en functies van de delen van het spijsverteringskanaal
Mondholte
De tong, kauwspieren, het gebit en de speekselklieren spelen een rol bij de
voedselverwerking. Het eten wordt vermalen zodat het kan worden doorgeslikt en waardoor
de oppervlakte wordt vergroot zodat enzymen van de speekselklieren beter kunnen
inwerken.
Keelholte
De keelholte bestaat uit drie delen: 1) de nasopharynx, 2) de oropharynx en 3) de
larynopharynx. De functie van de keelholte is het laten passeren van het voedsel naar de
slokdarm.
Slokdarm
De functie van de slokdarm is het transport van voedsel naar de maag door peristaltiek van
de wand. De wand bestaat uit een mucosa, submucosa en muscularis, de muscularis zorgt
voor de peristaltiek. De slokdarm heeft twee sluitspieren, een die opent tijdens slikken en
een die voorkomt dat maaginhoud terugstroomt.
Maag
De maag bestaat uit vijf delen: 1) de cardia (maagingang), 2) de fundus (maagkoepel), 3)
het corpus (maaglichaam), 4) de pars pylorica of antrum (maaguitgang) en 5) de pylorus
(maagportier). De maag heeft een sluitspier die de maag afsluit van de twaalfvingerige darm.
De functies van de maag zijn tijdelijke opslag van voedsel, mechanische en chemische
afbraak, productie van de intrinsieke factor en afweer door lage pH (zuur milieu).
Dunne darm
De dunne darm bestaat uit drie delen: 1) het duodenum (twaalfvingerige darm), 2) het
jejunum (nuchtere darm) en 3) het ileum (kronkeldarm). In de dunne darm wordt de vertering
voltooid door pancreassap, darmsap en gal en worden water en voedingsstoffen
opgenomen.
Dikke darm
De dikke darm heeft drie delen 1) het caecum (blindedarm), 2) de colon (karteldarm) die ook
weer uit vier delen bestaat namelijk een opstijgend/ascendens deel, een dwars/transversum
deel, een afdalend/descendens deel en een s-vormig/signmoideum deel, en als laatst 3) het
rectum. De dikke darm heeft bij de anus twee sluitspieren, een willekeurige en een bewuste.
De functies van de dikke darm zijn opslag van onverteerde en onverteerbare resten,
waterresorptie, productie vitamine K, B5 en B8 en transport en ontlasting.
• Je kent de bouw en functies van de pancreas.
De pancreas is een trosvormige klier die achter de maag ligt en is retroperitoneaal. De
ductus pancreaticus (pancreasbuis) vervoert pancreassap van de kliertrossen naar het
duodenum. Aan het eind van deze buis mondt de ductus choledochus (galbuis) uit. De
pancreas is zowel een exocriene (spijsverteringssappen) als een endocriene klier (eilandjes
van Langerhans).
• Je kent de ligging van de buikorganen ten opzichte van het buikvlies
De volgende organen liggen intraperitoneaal (deels of binnen het buikvlies):
- Maag
- Lever
- Galblaas