Het mediaboek
Hoofdstuk 1, hoe werken de media?
1.1 - de journalist als poortwachter
De journalist vervult de essentiële rol als poortwachter in de media. Of je de media nu in of
uit wil, de journalist is de portier.
De relatie tussen aan de ene kant de actie groep en aan de andere kant de journalist van
diens krant of omroep staat hevig op spanning. Dat is ook wel logisch want de nieuwsmakers
hebben vaak andere belangen dan de actiegroep, de politicus, de schooldirecteur of
welzijnswerker die zo graag zijn eigen verhaal onverkort wil terug lezen in de krant. Nieuws
makers – journalisten voorop, gevolgd door net coördinatoren en bladmanagers – werken in
een lastig krachtenveld waarin beroepseer, codes en tradities een rol spelen.
De positie van de journalist als poortwachter in de media is niet meer zo vanzelfsprekend als
in de twintigste eeuw. Dat komt door twee ontwikkelingen:
Burgerjournalistiek
Sociale media
Burgerjournalistiek.
De techniek heeft er voor gezorgd dat iedereen tegenwoordig een ‘net alsof’ journalistiek
product kan afleveren. Iedereen heeft tegenwoordig een mobiel, fototoestel en internet
waardoor dat heel makkelijk gaat.
Media maken af en toe gebruik van deze burgerjournalistiek. De oplettende burger levert
dan zelf een kant-en-klare nieuws aan, de journalisten hoeven het alleen nog door te
schuiven richting de lezer.
Het is niet altijd waar en niet altijd onwaar wat burgerjournalisten beweren en die
onzekerheid is nu precies het probleem, omdat de kracht van de bestaande media namelijk
de betrouwbaarheid van journalistieke producten is.
Journalisten als poortwachters houden door hun professionaliteit de kwaliteit van de media
op peil. Ze zijn eigenlijk nodig om van ‘de media’ te spreken.
Sociale media.
De naam ‘sociale media’ voor Facebook, Twitter en Hyves en vele weblogs is goed gekozen.
Het zijn geen journalistieke media maar op sociale kringen gerichte vestrooiers van allerlei
soorten informatie.
De berichten in de sociale media zijn wel voor iedereen te volgen maar zonder journalistieke
kop er op en zonder poortwachters. Daarom maken ze ook geen deel uit van de pers.
Sociale media zijn in de praktijk van de journalistiek meer en meer primaire bronnen aan het
worden. Als er geen facebook pagina van de actiegroep is, hoe serieus moet een journalist
van de lokale televisiezender de aanklacht dan de aanklacht nemen?
1.2 het medialandschap in beweging.
De massamedia zorgt ervoor dat een groot publiek snel word bereikt.
, Radio en televisie zenders brengen en maken volgens journalistieke principes het nieuws. De
landgrenzen spelen hierbij steeds minder een rol: internationale zenders als CNN en Al
Jazeera zijn voor een groeiend aantal Nederlanders belangrijke nieuwsbronnen.
Tegenwoordig kunnen verschillende technieken steeds meer verschillende inhouden
overbrengen. Je kunt naar de radio luisteren via je telefoon, de krant ophalen via de kabel,
televisie kijken via internet.
Het medialandschap is in zo’n hoog tempo verandert dat de WRR zelfs voorstelt het
onderscheid tussen krant, radio, televisie en internet tot ouderwets te verklaren.
1.3 functies van de media
informatieve functie
meedoen aan de democratische besluitvorming de publieke discussie Bij welk
standpunt voel je je thuis? Welke mening ontwikkel je?
Debat en meningsvorming
Overheidsinformatie spreekbuis van de overheid ‘het is dankzij de krant dat de burger
weet wat de minister van plan is met de kunstsubsidies, het is dankzij de lokale week bode
dat de burger weet waar de wethouder nieuwe stoplichten wil plaatsen’ politici die via
twitter burgers wil bereiken.
1.4 de journalistieke attitude
De attitude waarmee een journalist op aangeboden nieuws reageert, hangt samen met de
logica waarmee media opereren. Vooral voor informatie en nieuws met een politieke lading
of voor nieuws dat betrekking heeft op een maatschappelijk relevant debat, geldt dat de
journalistiek zich de laatste jaren kritischer en cynischer opstelt dan voorheen.
De Amsterdamse politicologen Brants en Van Praag onderscheiden drie fasen in de opstelling
van de media, waarbij elke een eigen logica volgt:
Tot 1965 was de journalistiek volgzaam, partijgebonden, braaf en niet gericht op
schandalen. Integendeel: het voorkomen en toedekken van schandalen door de
journalistiek was destijds de normaalste zaak van de wereld.
Tussen 1965 en 1990 dienden journalisten de publieke zaak, relatief onafhankelijk,
want nog altijd gekoppeld aan een politieke richting, maar met meer respect voor
anderen dan voorheen. Een schandaal onthullen hoorde er bij, althans: zolang de
publieke zaak er mee gediend was.
Vanaf 1990, zo signaleren Brants en Van Praag, zijn journalisten kritischer, cynischer
zelfs, en ‘verlost’ van de politieke stromingen. Ze dienen niet langer de publieke zaak,
maar het publiek zelf. De agenda van handelen wordt ook niet meer door een partij
aangeleverd, maar door de media. En schandalen zijn prima. Hoe meer hoe beter.
‘medialogica’, zo noemen de onderzoekers het leidende principe.
Het heeft weinig zin om journalisten als doorgeefluik te aan te spreken. Journalisten zullen eerder
tijd maken tijd en ruimte vrijmaken als het :
maatschappelijk en politiek relevant is;
bijdraagt tot openbare meningsvorming
kritisch kan worden beschouwd