Verplichte literatuur Psychiatrie voor juristen
Week 1
Geen verplichte literatuur
Week 2
Nijman, H. L. I., van Marle, H. J. C., & Kavelaars, M. (2006). Psychotische patiënten in
de TBS: Achtergronden, delictgedrag en behandeling. Download Psychotische
patiënten in de TBS.
Ongeveer een kwart van de TBS-patiënten lijdt aan ernstige psychotische stoornissen, zoals
schizofrenie. Deze studie onderzoekt de achtergronden en kenmerken van deze
psychotische forensische patiënten, vergelijkt hun levens- en criminele geschiedenissen met
die van andere forensische patiënten, en constateert dat psychotische overtreders vaak een
'normale' jeugd hebben gehad en een hoger opleidingsniveau hebben. De behandeling van
psychotische forensische patiënten omvat het gebruik van antipsychotica, intensieve psycho-
educatie, vaardigheidsverbetering en het herkennen van waarschuwingssignalen voor
verslechtering van hun psychiatrische toestand, met de nadruk op gewelddadige misdrijven
als hoofdreden voor opname.
De tekst bespreekt de toepassing van de maatregel Terbeschikkingstelling (tbs) met
dwangverpleging voor daders die ernstige misdrijven plegen onder invloed van een
"gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens." Het benadrukt dat
deze maatregel alleen wordt opgelegd aan daders waarbij psychiatrische problemen of
verstandelijke beperkingen mede bepalend zijn voor het gepleegde delict. Ondanks
psychiatrische problematiek zijn tbs-patiënten niet verplicht behandelingen in tbs-instellingen
te accepteren, maar zijn ze wel verplicht er te verblijven. Er wordt geadviseerd om
behandelmogelijkheden te verruimen, zelfs als de patiënt zich ertegen verzet. De tekst
benoemt ook dat schizofrenie, een psychotische stoornis, vaak leidt tot volledige
ontoerekeningsvatbaarheid, en dat ongeveer 26% van de tbs-populatie lijdt aan een
psychotische stoornis, terwijl bijna driekwart voldoet aan criteria voor
persoonlijkheidsstoornissen. Ongeveer tien procent van alle levensdelicten in Europa
gepleegd worden door mensen die aan psychotische stoornissen lijden. Naast
ontoerekeningsvatbare personen kunnen ook plegers van delicten die verminderd
toerekeningsvatbaar worden geacht, tbs opgelegd krijgen. In tbs-instellingen verblijven dan
ook zowel patiënten met ernstige psychiatrische stoornissen in engere zin (zoals
schizofrenie) als daders waarbij de psychiatrische problematiek vooral in de persoonlijkheid
zit (persoonlijkheidsstoornissen). Het artikel beoogt de verschillen in voorgeschiedenis, delict
gedrag, en behandeling tussen psychotische en niet-psychotische tbs-patiënten te belichten.
De studie onderzoekt demografische en criminele achtergronden van psychotische
forensische patiënten in Nederland en Duitsland. Gegevens van 308 forensisch-
psychiatrische patiënten, waarvan 111 gediagnosticeerd waren met een psychotische
stoornis, werden geanalyseerd. De meest voorkomende diagnose was schizofrenie (53%),
terwijl Niet Anderszins Omschreven psychotische stoornissen (psychotische stoornis NAO)
(27%) ook frequent voorkwamen. Vergelijkingen tussen psychotische en niet-psychotische
patiënten toonden opvallende verschillen in criminele en psychiatrische achtergronden,
waarbij persoonlijkheidsstoornissen de meest voorkomende diagnose waren in de
controlegroep (87%).
,Opvoeding
De studie onthult opmerkelijke verschillen in de kindertijd en adolescentie van psychotische
delictplegers vergeleken met andere delictplegers, meestal met persoonlijkheidsstoornissen.
In de groep psychotische patiënten groeide 85% op in hun oorspronkelijke biologische
omgeving, terwijl dit bij de niet-psychotische controlegroep 60% was. Daarnaast bleek het
scholingsniveau van psychotische patiënten gemiddeld hoger te zijn, waarbij 77% de
middelbare school succesvol afrondde, vergeleken met 56% in de controlegroep. Deze
verschillen waren significant, ondanks vergelijkbare gemiddelde IQ-totaalscores tussen beide
groepen.
Psychiatrische en criminele voorgeschiedenis
De psychotische delictplegers vertoonden een hogere frequentie van eerdere contacten met
reguliere psychiatrische hulpverlening in vergelijking met niet-psychotische
controlepatiënten. Ongeveer 77% van de psychotische patiënten had eerder psychiatrische
zorg ontvangen, terwijl dit voor 43% van de controlegroep gold. Specifiek voor Nederlandse
psychotische tbs-patiënten was het percentage dat eerder contact had met reguliere
hulpverlening zelfs 84%. In tegenstelling hiermee hadden de voornamelijk
persoonlijkheidsgestoorde controlepatiënten vaker een criminele voorgeschiedenis.
Opvallend was dat bij de psychotische patiënten de huidige tbs-oplegging significant vaker
resulteerde in hun eerste veroordeling met vrijheidsbeneming (37%), terwijl het percentage
'first-offenders' in de controlegroep aanzienlijk lager lag (16%). Deze verschillen werden
waargenomen, ondanks vergelijkbare leeftijden bij opname in de forensisch psychiatrische
klinieken.
Indexdelicten
Wat betreft het specifieke delictgedrag (het 'indexdelict') van de patiënten blijkt dat
psychotische patiënten significant vaker betrokken waren bij ernstige geweldsdelicten, terwijl
niet-psychotische patiënten relatief vaak veroordeeld waren voor seksuele delicten. Van de
111 psychotische patiënten pleegde 66% ernstige fysieke mishandeling of levensdelicten,
zoals (pogingen tot) doodslag. In de controlegroep met voornamelijk
persoonlijkheidsstoornissen lag dit percentage op 37%. Daarentegen was 39% van de
delictplegers in de controlegroep veroordeeld voor seksuele delicten, terwijl dit percentage in
de groep psychotische forensische patiënten slechts 8% was. Wat betreft 'slachtofferkeuze'
bleek dat psychotische patiënten vaak slachtoffers maakten onder personen met wie ze een
nauwe band hadden, zoals eerstegraads familieleden. Niet-psychotische forensische
patiënten daarentegen maakten relatief vaak slachtoffers onder totaal onbekende personen,
een bevinding die wordt bevestigd in de literatuur.
Delicten en fatale gevolgen
Ongeveer een kwart van de indexdelicten (26%) gepleegd door de onderzochte forensische
patiënten had dodelijke consequenties, maar dit percentage verschilde niet significant tussen
psychotische en niet-psychotische groepen. Opmerkelijk was dat psychotische patiënten die
zeer ernstige delicten pleegden met dodelijke afloop gunstiger leken te scoren op bepaalde
voorgeschiedenisvariabelen dan psychotische patiënten wiens delicten niet fataal waren. De
psychotische patiënten met dodelijke delicten hadden bijvoorbeeld relatief weinig eerdere
veroordelingen, pleegden hun eerste delict op latere leeftijd en waren vaak 'first-offenders',
waarbij 67% nooit eerder veroordeeld was. In vergelijking hiermee waren van de
psychotische patiënten zonder dodelijke slachtoffers 24% 'first-offenders' en werden ze
gemiddeld op een jongere leeftijd veroordeeld. Bovendien waren de psychotische patiënten
met dodelijke delicten relatief zelden verslaafd ten tijde van het letale delict (27%), terwijl
63% van de andere psychotische patiënten verslaafd was ten tijde van hun niet-dodelijke
indexdelict. Alle dodelijke delicten gepleegd door psychotische forensische patiënten waren
gericht tegen slachtoffers die ze al kenden; er was geen enkel geval waarin een
psychotische patiënt een totaal onbekend persoon ombracht.
,Tot nu toe heeft de praktijk van TBS met dwangverpleging niet toegestaan dat patiënten,
zelfs bij ernstige psychotische stoornissen zoals schizofrenie, structureel en tegen hun wil
met antipsychotische medicatie behandeld worden, tenzij er gevaar is voor de gezondheid of
veiligheid van henzelf of anderen. In situaties zonder direct gevaar, waarbij patiënten wel
lijden aan psychotische symptomen, hebben zij het recht farmacologische behandeling te
weigeren, wat vaak gebeurt vanwege gebrek aan ziekte-inzicht.
Vanwege het zelfbeschikkingsrecht van psychotische patiënten moet men echter rekening
houden met hun verminderd contact met de realiteit. Het dilemma ontstaat doordat verzet
tegen behandeling en ontkenning van de stoornis vaak inherent zijn aan de stoornis zelf. Dit
maakt het lastig voor patiënten om hun eigen belangen te behartigen.
Niet alle psychotische TBS-patiënten ontvangen momenteel de behandeling die het meest
aangewezen is vanuit behandeloptiek. Er zijn echter plannen om op korte termijn de
mogelijkheden voor medicamenteuze behandeling te vergroten. Er is weinig twijfel dat
antipsychotische medicatie de voorkeursbehandeling is bij psychotische stoornissen, en het
uitblijven van deze behandeling kan op de lange termijn de prognose van de patiënt
verslechteren. Er wordt gepleit voor meer aandacht voor de mogelijke achteruitgang in de
toestand van de patiënt als argument om aan te tonen dat er gevaar is voor de geestelijke
gezondheid indien medicamenteuze behandeling wordt geweigerd.
Het zorgprogramma voor psychotische tbs-patiënten in FPI De Kijvelanden focust op het
vergroten van ziektebesef en ziekte-inzicht. Deelname aan het programma vereist een
relatief goede psychiatrische conditie en het gebruik van antipsychotische medicatie is een
essentiële voorwaarde. De kern van het intramurale zorgprogramma duurt ongeveer een
jaar.
Het programma begint met psycho-educatiesessies die uitleg geven over schizofrenie,
psychoses, stress, en de werking van medicatie. Hierop volgt een module over
toekomstperspectief, waarbij patiënten haalbare doelen leren formuleren, met acceptatie van
wat niet haalbaar is.
In de intramurale fase worden Liberman-modules gebruikt, zoals 'Omgaan met psychose',
die patiënten helpt signalen van naderende psychoses te herkennen. Dagboeken worden
ingezet om symptomen te monitoren en onderscheid te maken tussen blijvende symptomen
en waarschuwingssignalen voor verslechtering. De behandeling richt zich ook op het
verband tussen symptomen en agressief gedrag, en sociale vaardigheidstraining om
zelfstandigheid en levenskwaliteit te verbeteren.
Ondanks deze inspanningen worden psychotische tbs-patiënten na hun tbs-verblijf vaak
overgeplaatst naar andere instellingen vanwege de blijvende behoefte aan intensieve
begeleiding, zorg en structuur. Niet-psychotische forensische patiënten hebben doorgaans
meer kans op het opbouwen van een zelfstandig leven.
Interessant genoeg suggereert het recidivepercentage dat psychotische ex-tbs-patiënten, na
opheffing van de tbs, een lager recidivepercentage hebben dan niet-psychotische ex-tbs-
patiënten. Dit wordt toegeschreven aan de intensievere nazorg die psychotische patiënten
ontvangen na hun tbs-maatregel.
Samenvattend blijkt dat psychotische tbs-patiënten zich zowel qua achtergronden en
criminele voorgeschiedenis als qua behandeling onderscheiden van niet-psychotische tbs-
patiënten. De behandeling van psychotische patiënten legt sterk de nadruk op het gebruik
van antipsychotische medicatie, en er is een specifiek zorg- en leefklimaat nodig op de
afdelingen waar zij verblijven. Deze afdelingen moeten structuur bieden, rustmomenten
inbouwen, overprikkeling vermijden en een vast dagritme hanteren. Na de tbs-maatregel
gaan psychotische tbs-patiënten in veel gevallen naar meer reguliere psychiatrische
, voorzieningen of beschermde woonvormen, tenzij er sprake is van ernstig risico op
gewelddadig gedrag.
De specifieke behoeften van de groep psychotische tbs-patiënten vragen om een aparte
behandelaanpak en gespecialiseerde voorzieningen. Aanbevelingen van de Tijdelijke
Commissie Onderzoek TBS pleiten voor meer specialisatie tussen tbs-klinieken om de
verschillende patiëntengroepen beter te bedienen. De voorgenomen verruiming van de
mogelijkheden voor medicatie, samen met een betere aansluiting met de Geestelijke
Gezondheidszorg (GGz), zou aanzienlijke verbeteringen kunnen opleveren in het bieden van
specifieke zorg voor psychotische tbs-patiënten.
Pagina 1 t/m 26: De psychiatrie in het Nederlands recht (Hoofdstuk 1 en 2)
1.1 Forensische psychiatrie
Forensisch is afgeleid van het Latijnse woord forum. Het was een plein waar het recht werd
gedaan. De forensische psychiatrie is de tak van de psychiatrie die zich bezig houdt met
advies aan de rechter in het kader van de rechtspraak. Hieronder valt ook de psychiatrische
begeleiding en behandeling van een gedetineerde of de patiënt die in het kader van civiel of
strafrechte maatregel in een instelling verblijft of als bijzondere voorwaarde.
1.2 De forensische psychiatrie als afzonderlijk vak
Een deskundige wordt ingeschakeld wanneer de rechte niet of onvoldoende deskundig is op
dat gebied. Wel wordt verwacht dat hij de juiste deskundige kan inschakelen en duidelijke
vraagstelling aan hem kan formuleren. Hij dient ook de rapporten te kunnen lezen en
begrijpen. Wanneer niet alles duidelijk is, kan hij de deskundige ter zitting roepen en onder
ede vragen voor verduidelijking. Het dient te kloppen en de deskundige moet het melden als
er over iets verschillende meningen over zijn. Wanneer het rapport niet een compleet
antwoord geven op de vraag, kan de rechter een tweede deskundige inschakelen.
De psychiatrie is an sich een eigen vakgebied. Er kunnen aan deskundige vragen worden
voorgelegd die buiten hun normale werkzaamheden liggen. Denk hierbij aan een vraag van
de rechter hoe groot de kans is op recidive op hetzelfde delict of een heel ander delict.
Rechter wilt ook graag advies over binnen welk juridisch kader zo’n noodzakelijk geachte
behandeling zou kunnen plaatsvinden. Een gedragsdeskundige heeft als rapporteur geen
geheimhoudingsplicht! Hij moet de vragen van de rechter begrijpen, beantwoorden en
daarbij te waken dat hij niet buiten de grenzen van zijn deskundigheid treed. Hij moet het
antwoord helder kunnen beschrijven en met feiten te onderbouwen en deze indien nodig
mondeling ter zitting te kunnen toelichten. Hij moet zich dus verdiepen in het geldende
juridisch kader, affiniteit hebben met het onderzoek en in staat zijn, zijn bevindingen in
duidelijke taal weer te geven.
1.3 Uitbreiding beschikbare juridische kaders
In sommige gevallen ervaart de gedragsdeskundige juridische beperkingen of
belemmeringen. In de forensische behandeling wordt geklaagd over het vele papierwerk dat
nodig is voor bijvoorbeeld een verlofaanvraag. Alle wetten en regels vormen het forensische
kader van de forensische gedragsdeskundige en geven de essentie ervan weer. Het rapport
moet voor de jurist en een leek goed te volgen zijn. Het moet duidelijk zijn waarop de
deskundige zijn bevindingen baseert wat strikte maar geen overbodige eisen met zich
meeneemt. Het is het juridisch kader dat het werk al forensisch psychiater en psycholoog
mogelijk maakt. Iemand die weigert mee te werken kan zelf lange tijd in het Pieter Baan
centrum gestopt worden ter onderzoek omdat hij weigert zelf mee te werken (art. 196-198
Sv).
Een tbs kan niet worden beëindigt voordat er minimaal een jaar voorwaardelijke beëindiging
is (art. 509t lid 2 Sv). Na 2017 is de voorwaardelijke beëindiging ongelimiteerd. Deze kan dus
telkens weer na 9 jaar verlengt worden door de rechter (art. 38j Sr). Er is een