Strafrecht B2 SEM2 Hoorcolleges algemene onderwerpen
Inhoud
HC1 Inleiding, legaliteit en causaliteit
HC2 Strafbaar feit en wederrechtelijkheid
HC3 De schuld I: verwijtbaarheid, opzet en culpa
HC4 De schuld II: Voorbedachte raad en roekeloosheid
HC5 Strafuitsluitingsgronden
HC6 Uitbreiding strafbaarheid: voorbereiding en samenspanning
HC7 Uitbreiding strafbaarheid: deelneming (algemeen)
HC8 Uitbreiding strafbaarheid: bijzondere deelneming
HC9 Functioneel daderschap en strafbare rechtspersoon
HC10 Vermogens- en begunstigingsdelicten
HC1 Inleiding, legaliteit en causaliteit
De methode van het materiële strafrecht
Algemene leerstukken niet gedefinieerd in de wet
Criteria uit standaardarresten van de HR
o Altijd afhankelijk van: Feiten en omstandigheden van het geval
Verheldering in ‘variatie’-arresten
Bijv. in het ene geval wel medeplegen en in het andere geval niet.
o Positieve variatiearresten
o Negatieve variatiearresten
Maar let op: beperkte toetsing in cassatie (begrijpelijkheid en motivering)
Maar let op: Sommige leerstukken spelen een beperkte rol in de rechtspraak, maar wel een
belangrijke rol in opsporing en vervolging (bv. excepties).
Inhoud:
1. Strafrecht als dynamisch en problematisch rechtsgebied. Wezen en het doel van straffen
2. Legaliteitsbeginsel
3. Typen delictsomschrijvingen
4. Causaliteit
1. Strafrecht als dynamisch en problematisch rechtsgebied. Wezen en het doel van straffen
Beschaving van maatschappij is af te lezen aan de manier waarop wij met andere mensen omgaan.
Het grootste goed dat wij waarderen is onze vrijheid. De overheid heeft een heftig instrument in
handen - het strafrecht - waarbij iemand van zijn vrijheid beroofd kan worden. Hoe wij over straffen
denken is afhankelijk van de tijd en de plaats. Het is daarom een heel dynamisch rechtsgebied, maar
ook problematisch omdat het gaat om opzettelijk leed toevoegen. Het strafrecht houdt ons een
spiegel voor: Hoe willen wij dat onze maatschappij wordt ingericht? Willen we mensen opsluiten of
geven we mensen een 2e/3e/4e kans?
Doel en wezen van straf: Waarom straffen wij?
Hierover bestaan verschillende theorieën.
Begin 19e eeuw: Absolute vergeldingstheorieën. Je wordt gestraft omdat je dat verdiend
hebt omdat jij iets strafbaars hebt gedaan. Het misdrijf zelf levert de rechtvaardiging voor de
straf, maar geeft ook de beperking: Je wordt niet voor meer gestraft dan dat je hebt
aangericht.
, o Klassieke richting van strafrecht zie je dit terug. Grondlegger Beccaria: Strafrecht
moet georganiseerd worden op grondslag van bepaalde beginselen. Zo moeten we
uitsluitend geschreven wetboeken hebben voor rechtszekerheid en beperking van de
macht van de overheid. Je moet niet te veel onnodige strafbaarstellingen in het leven
roepen: hiermee terughoudend zijn. De formuleringen moeten duidelijk zijn en de
straffen moeten proportioneel zijn. Generale preventie moet niet gevonden worden
in de zwaarte van de straf, maar in de zekerheid dat je daadwerkelijk wordt gestraft.
Alleen retrospectief optreden en openbaarheid. Hierin hoor je alle beginselen waar
ons strafrecht op is gebaseerd.
Kritiek op vergeldingstheoriëen leidde tot relatieve vergeldingstheorieën =
Preventietheorieën: Door te veel nadruk op vergelding vergeet je het werkelijke doel,
voorkomen dat strafbare feiten gebeuren, dus preventie. Ook moet je rekening houden met
het individu en andere factoren die buiten de schuld van de dader liggen zoals psychische
omstandigheden. De dader wordt meer centraal gesteld. O.a. ‘Internationale Kriminalistische
Vereinung’ door Von Liszt, Prins en Van Hamel.
o Klassiek: Ieder mens kan eigen keuzes maken en kan daarvoor daadwerkelijk
verantwoordelijk voor gehouden wordt.
o Modern: Aan sommige keuzes kunnen we niks doen dus we kunnen die mensen niet
op dezelfde manier aansprakelijk stellen.
Naast preventie ook conflictoplossing, genoegdoening slachtoffers en veiligheid
maatschappij. Veel data uit andere wetenschappen (psychologie) wordt betrokken.
Schaduwkant: Risico dat je te veel rekening houdt met de persoon van de dader.
Veronderstelling dat mensen zo gevaarlijk zijn en niet meer behandeld kunnen worden dat je
ze niet meer in de maatschappij wil hebben. Bijv. een wet die ervoor zorgde dat iemand die
zijn straf had uitgezeten maar we vinden hem te gevaarlijk, dat zijn straf nog tien of twintig
jaar verlengd zou kunnen worden. Of denk aan heropvoedingskampen in Rusland.
Verenigingstheorie in NL
Uitgangspunten van de klassieke theorie liggen duidelijk ten grondslag aan ons strafrecht en
ons Wetboek van Strafrecht
Je ziet ook duidelijk invloed van moderne kant: Jeugdstrafrecht, voorwaardelijk veroordeling,
alternatieve straffen naast vrijheidsbeneming en maatregelen.
Pompe (1959) zegt dat het wezen van straf vergelding is van schuld, maar het doel van straf
is de behartiging van het algemeen welzijn en de werking van straf is de speciale en generale
preventie.
Remmelink 1980: Functionalisering van het strafrecht → het is een functie in het sociale
systeem van de staat i.p.v. een op zichzelf staande discipline met eigen doel.
De tijdsgeest: van ultimum remedium naar… optimum remedium?
Door ingrijpende en pijnlijke karakter van het strafrecht willen we het alleen toepassen als
uiterst redmiddel
Maatschappelijke ontwikkelingen: toename zware (georganiseerde) criminaliteit en
terrorisme mede onder invloed van internationalisering en digitalisering → het
‘veiligheidsdenken’ (Boutellier, 2002) komt op
Juridisch ontwikkeling: strafbaarstelling voorbereidingshandelingen (daadstrafrecht
onderuit?), versterking positie slachtoffer, harmonisatie materieel strafrechg via EU
Misdaad is geen uitzondering maar ‘een normaal sociaal probleem dat de overheid behoort
te managen’
Van codificatie naar modifcatie
Strafrecht als optimum remedium: aanpak die het best bijdraagt aan het oplossen van
maatschappelijke problemen
, 2. Legaliteitsbeginsel
Art. 1 lid 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daarnaa voorafgegane wettelijke
strafbepeling (ook in art. 16 GW, art. 7 EVRM, art. 15 IVBPR, art. 49 Handvest grondrechten
EU)
→ Nullum delictum, nulla poena sine praevia lege poenali
Beoogd de waarden van rechtszekerheid en rechtstaatgedachte (rule of law) te beschermen
1. Verbod van terugwerkende kracht
Strafbaarstellingen en strafbedreigingen
2. Lex certa: toegankelijke en scherpe normen in strafbaarstellingen
‘accessibility’ en ‘foreseeability’ (EU): toegankelijk
Werken met vage normen is niet te voorkomen en dat geeft ook niks. De wet
wordt door de rechter uitgelegd dus je moet ook kijken naar jurisprudentie.
De ruimte van de rechter wordt ook bepaald door legaliteitsbeginsel.
3. Interpretatieruimte voor de strafrechter
Verbod op analogie: Geval heeft kenmerken die overeenkomen met het
geval van de wet, dus van toepassing.
Mag wel: extensieve interpretatie
Interpretatiemethoden
EHRM: ‘consistent with the essense of the offence’
3. Typen delictsomschrijvingen
a. Commissie <-> omissie <-> oneigenlijk omissie delicten
Daad
Nalaten
Iets veroorzaken door na te laten: Doden door niet te voeden
b. Materiële <-> formele delicten
Materieel: Veroorzaken van een bepaald gevolg
Formeel: Handeling is strafbaar
c. Gekwalificeerde <-> Geprivilegieerde delicten
Bepaald bijzonder geval strenger straffen
Bepaald bijzonder geval milder straffen
d. Krenkingsdelicten <-> Gevaarzettingsdelicten
Krenking: Je beschadigt een rechtsgoed/maakt invloed
Gevaarzetting: Je veroorzaakt een gevaar met je handelen, bijv. een vuur
stoken dat gevaar veroorzaakt voor mensen of goederen (brandstichting)
4. Causaliteit
Bij materiële en bij door gevolg gekwalificeerde delicten kan causaliteit een rol spelen. Meestal levert
causaliteit geen probleem op: Iemand slaat je en die veroorzaakt je dood. Maar wat als je in het
ziekenhuis belandt en je overlijdt daar door een infectie?
Strafrechtelijk relevant oorzakelijk verband
o Reconstructie feiten: combinatie oorzaken
o Juridisch oordeel (normatief)
Causaliteitsleren in het strafrecht
o Conditio sine qua non (Van Buri) → Niet selectief en grenzeloos. Gedraging vormt
een noodzakelijk schakel die tot een bepaald gevolg heeft geleid. Zonder de schakel/
gebeurtenis zou het gevolg niet ingetreden zijn.
o Causa proxima: Strafrechtelijke relevante oorzaak is de oorzaak die het dichtst bij het
opgetreden gevolg ligt → te selectief
, o Adequate veroorzaking/voorzienbaarheid: Als het gevolg voorzienbaar is, dan kan hij
strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.
o Relevantieleer: Wat was de bedoeling van de wetgever? Probleem is dat je de wil
vaak niet weet. Kofferbakarrest: Iemand is niet doodgegaan aan het ontvoeren, maar
hij werd daarna doodgeschoten. Valt dit binnen de reikwijdte van de
strafbaarstelling?
o Theorie van redelijke toerekening (sinds Letale longembolie arrest), dit is de
heersende leer. Wanneer kun je een gevolg in redelijkheid toerekenen aan een
gedraging? Met de andere theorieën kun je de redelijkheid invullen.
Op zijn minst moet er in beginsel sprake zijn van conditio sine qua non, maar
er kunnen ook meerdere oorzaken zijn die tot een bepaald gevolg hebben
geleid volgens arrest Groninger HIV arrest: er zijn twee alternatieve oorzaken
voor een gevolg en je kunt niet met zekerheid zeggen welke gedraging de
oorzaak was → Alternatieve causaliteit. De gedraging kan een onmisbare
schakel hebben gevormd dat leidde tot het gevolg en daarnaast moet het
gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de handeling zijn
veroorzaakt.
Hypothetische causaliteit, Shaken Baby (zie sheets)
1. Onmisbare schakel kan hebben gevormd
2. Aanzienlijke mate waarschijnlijk
De praktijk:
1. Dood door ibogaïne: Dit stofje zou helpen tegen verslaving, maar dit was niet goedgekeurd
door de autoriteiten als medicijn en het kon leiden tot hartklachten. Een meneer die
behandeld was is overleden ten gevolge van hartstilstand. Hoewel je niet kon vaststellen dat
dit middel ertoe leidde, kan je wel zeggen dat het een onmisbare schakel kan zijn geweest en
dat het in aanzienlijke mate waarschijnlijk is.
2. Mitch Henriquez Uitspraak 21 december 2017: Hebben de politieagenten de dood
veroorzaakt?
HC2 Strafbaar feit en wederrechtelijkheid
Inleiding: structuur en strafbaar feit
1. Menselijke gedraging
2. Vervult wettelijk delictsomschrijving (legaliteit)
3. is wederrechtelijk
4. en verwijtbaar
2 + 3 is de objectieve zijde van strafbaar feit. Subjectieve zijde gaat over verwijtbaarheid,
opzet en schuld.
Voordat je iemand strafrechtelijk aansprakelijk kan stellen moet de gedraging strafbaar zijn
gesteld in een wettelijke delictsomschrijving.
Wederrechtelijke gedraging en strafbaarheid
Een gedeelte van de gedragingen vinden wij niet echt oké. Liegen kan wel, maar op een
gegeven moment bereik je wel een grens. Wanneer is er sprake van pesten en is dat
onacceptabel? Van alle gedragingen die we minder acceptabel vinden en dus
wederrechtelijk (in strijd met het recht), dan is nog maar een heel klein gedeelte daarvan
strafbaar gesteld.
Wanneer moeten wij iets strafbaar stellen?