Nederlandse politiek en kwalitatieve methoden
Governance and Politics of the Netherlands - Andeweg & Irwin
L1: H1 – The country, the nation and the state
The Netherlands is referred to as a small country, but it’s one of the most dense countries in the world.
‘God made the world but the Dutch made Holland’.
Big emphasises on the struggle against water, has been a problem for many century’s. Dikes were
built; required efforts from whole population.
Three boundaries: language, religious and political divides between people of the lowlands.
The boundaries of language and religion: Vrankrijker distinguishes structural borders; which he
defines as natural borders or those resulting from geographical position, and historical borders which
gain permanence and acceptance through their long existence. Rivers and The Roman Highway are
examples of these boundaries that divided the differences in language/religion.
The political boundary: Erasmus exposed faults of the church, conflict between Lowlands Calvisnism
and Spanish Catholicism, opposition led by Willem Van Oranje provided inspirational leadership for
calvists > revolution and Van Oranje was named Stadtholder and formed a union. Alva attacked union
but only conquered the south > Napoleon came and left important imprint in political institutions. In
1830, after Napoleon period, Belgium and NL were separated again. Political boundary divided the
two.
National identity and political culture
Calvinism & Tolerance: Calvin (revolt against ungodly government) & Van Oranje. Union of Utrecht
can be taken as the founding of modern NL (sovereignty). VOC was founded and this resulted in
Golden Age (stood for openness and tolerance). The Dutch reformed church was de facto but never de
jure, a state church. Daalder argued that the WOII produced greater support for parliamentary
democracy. 1960: ‘change’ from boring petty bourgeoisie ruled by religion to progressive, Kennedy:
desire to reshape society after war.
A nation of joiners: unpaid membership, first in subcultures, then in general voluntary actions. ‘silent
revolution’ helped change NL into post materialist society (Inglehart).
L2: H2 – A country of minorities
3 dreigingen voor de stabiele overhead
- Het structurele tekort aan een partij met een meerderheid.
1) Vanaf de invoering van het algemeen kiesrecht heeft geen enkele politieke partij een electorale of
parlementaire minderheid behaald. Liberalen hadden ooit voor de invoering van het algemeen
kiesrecht een meerderheid, maar dit was omdat de mensen die mochten stemmen vaak liberaal waren.
Met de uitbreiding van het algemeen kiesrecht stopte dit.
2) Groepen in de samenleving: Liberalen, socialisten, katholieken, gereformeerden en protestanten.
- Het bestaan van twee ideologische dimensies in de politiek. 1) Religie en sociale klasse speelden
allebei een belangrijke rol in de politiek. In de eerste helft van de 20e eeuw was religie wel
belangrijker. Links/recht betekende eerst ook wat anders. Kamerleden zaten links van de voorzitter als
ze seculier waren, rechts als ze religieus waren.
2) In een land van minderheden is coalition government moeilijk, aangezien er 2 cleavages zijn die de
partijen en de mogelijke coalities verdelen.
- De segmentatie van de Nederlandse samenleving. 1) De minderheden in de samenleving waren
georganiseerd in zuilen.
2) Lijphart heeft 5 criteria om de mate van verzuiling te meten:
De rol van ideologie of religie binnen de zuil
Grootte & dichtheid van de zuilen organisatorische netwerk
De samenhang van het organisatorische netwerk
De mate van sociale apartheid, of de afwezigheid van interactie buiten de zuil
1
, De mate waarin verzuild gedrag en loyaliteit werd aangemoedigd door de zuils elite
3) Katholieke zuil scoorde erg hoog op deze criteria, Liberale en socialistische zuilen het minst omdat
zij bepaalde organisaties deelden.
4) De protestanten verschilden erg van de katholieken
Onduidelijk of je over 1 of 2 protestantse zuilen moet spreken. Komt door verschillende
definities van een zuil. Kruyt noemt het de organisatorische structuur gebaseerd op een
bepaalde levensfilosofie. Liberalen waren volgens hem nooit een zuil, en de socialisten na
WOII ook niet meer. Lijphart verwerpt dit en ziet een zuil voornamelijk als eens subcultuur.
De Protestantse kerk speelde niet dezelfde leidende rol in de zuil als de katholieke kerk deed.
Dit kwam door de rivaliteit tussen de protestanten.
De mate van sociale apartheid was lager onder protestanten.
5)Er waren altijd aspecten van het leven die niet verzuild waren, zoals technische universiteiten of
grote bedrijven.
6) De verzuiling had grote politieke consequenties.
Partijen waren ambassades in Den Haag van de zuilen.
De zuilen waren een dreiging voor een stabiele regering. Minderheden leiden tot chaos en
instabiliteit. Theoretically your country cannot exist, Dahl.
Dahl duidde op het feit dat een land vol met minderheden vaak leidt tot chaos en instabiliteit.
Stabiliteit gaat vaak hand in hand met homogeniteit. Toch was Nederland een politiek stabiel land.
Hoe kwam dit? - IN het begrip democratie moet je enigszins uitgaan van verschillende meningen.
Maar toch wil je ook weer niet te veel verschillende meningen. De pluralistische theorie heeft hier een
antwoord op:
o Social cleavages worden ongevaarlijk gemaakt door een cross-cutting cleavage. Sociale groepen zijn
heterogeen in een cleavage, maar homogeen in een andere. Een individu is cross-pressured, met cross-
pressured loyaliteiten, wat een modererend effect heeft op de politiek. De verzuiling maakt dit
onmogelijk op een grote schaal. Lijphart toonde echter aan dat homogeniteit en heterogeniteit op een
grote schaal niet nodig is om een stabiele democratie te hebben. Het hoeft alleen op het elite niveau
van de zuilen voor te komen.
Lijphart toonde aan dat door samenwerking op het niveau van de elites we een consociational
democracy hebben. Dit komt door ‘politics of accomodation’ op het niveau van de elites. Dit begon bij
de pacificatie van 1917. Elites weten dat als ze niet samenwerken, het leidt tot chaos en instabiliteit.
Hierdoor gaan zij samenwerken om dit te verkomen. Er is sprake van een Self-denying prophecy.
De elites gedragen zich volgens 4 spelregels: - Zakelijke politiek: het is geen spel, het is serieuze shit.
- Verdraagzaamheid (agree to disagree) - Topoverleg - Evenredigheid - Depolitisering -
Geheimhouding - Regering regeer! De regering behoudt het recht om te regeren zonder bemoeienis.
Dit kan samengevat worden in 4 regels:
- Executive power-sharing or grand coalition
- A high degree of autonomy for the zuilen
- Proportionaliteit = Decentralisatie naar kleine commissies waar interesse groepen van zuilen zwaar
gerepresenteerd worden om te voorkomen dat de centrale politieke organen te zwaar belast worden.
Lastig met kwesties die over meerdere beleidsterreinen gaan.
- Minderheidsveto
Dit komt er neer dat clear cut, zero-sum game en ja/nee beslissingen vermijden worden. Dat creëert
verliezers en negatieve gevoelens tegenover andere zuilen.
Kritiek op Lijphart
x Verzuiling was niet noodzakelijk de afwezigheid van cross-cutting cleavages. Klasse sneed in feite
de religieuze cleavage doormidden. Hierom heeft Lijphart een oplossing voor een nonexistent
probleem. o Samenwerking tussen elites kwam alleen voor omdat ze elkaar hielpen met het versterken
van hun eigen positie. De Verzuiling was een vorm van sociale controle, omdat bijvoorbeeld
confessionele zuilen niet wilden dat zij mensen zouden verliezen aan het socialisme bijvoorbeeld.
Door het ontstaan van een zuil houd je dat beperkt. Marxisten zagen de verzuiling dan ook als een
vorm van de reactie
2