Samenvatting Materieel Strafrecht
Contents
Verplichte jurisprudentie .............................................................................................................................. 2
Leereenheid 1 – Strafrechtelijke aansprakelijkheid...................................................................................... 3
Arresten en leerdoelen ............................................................................................................................. 6
Leereenheid 2 – De objectieve zijde van een strafbaar feit ......................................................................... 7
Arresten en leerdoelen ........................................................................................................................... 11
Leereenheid 3 – De subjectieve zijde van een strafbaar feit ...................................................................... 14
Arresten en leerdoelen ........................................................................................................................... 17
Leereenheid 4 – Strafuitsluitingsgronden................................................................................................... 20
Arresten en leerdoelen ........................................................................................................................... 22
Leereenheid 5 – De strafbare poging en voorbereiding ............................................................................. 26
Arresten en leerdoelen ........................................................................................................................... 27
Leereenheid 6 – Deelneming aan strafbare feiten ..................................................................................... 29
Arresten en leerdoelen ........................................................................................................................... 31
D. Uhlenkamp
,Verplichte jurisprudentie
• HR 27 juni 1898, W 7146 (Pastoor)
• HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)
• HR 15 oktober 1923, NJ 1923, 1329 (Opticiën);
• HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Veearts);
• Hof Amsterdam, 21 december 1945, NJ 1946, 254 (Diefstal in noodtoestand)
• HR 24 januari 1950, NJ 1950, 287, m.nt. Röling (Examen)
• HR 13 december 1960, NJ 1961, 416 (SER-advies);
• HR 26 juni 1962, NJ 1963, 12/44 (Kousen en sokken)
• HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512 (Verpleegster)
• HR 2 februari 1965, NJ 1965, 262 (Asbak)
• HR 24 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6373, NJ 1979, 52, m.nt. Th. W. van Veen
(Uitzendbureau Cito)
• HR 23 december 1980, NJ 1981, 534 (Aortaperforatie);
• HR 17 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC7387, NJ 1983, 84, m.nt. Van Veen
(Containerdiefstal)
• HR 9 juni 1981, NJ 1983, 412 (Culpa in causa);
• HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56 (Bijlmer noodweer)
• HR 7 mei 1985, NJ 1985, 821 (Haarlemse doodslag),
• HR 12 november 1985, NJ 1986, 782 (arrest-Hevige emoties).
• HR 8 september 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC0501, NJ 1988, 612, m.nt. A.C. ’t Hart
(Grenswisselkantoor)
• HR 13 juni 1989, NJ 1990, 48 (In de steek gelaten vrouw)
• HR 25 juni 1996, NJ 1997, 563 (Niet-behandelde longinfectie)
• HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139 (Porsche)
• HR 14 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8301 (Apothekersstagiaire)
• HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 (HIV I)
• HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8058 (HIV II)
• HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3637 (N.B. u hoeft alleen paragraaf 3, r.o. 3.1. t/m
3.3.2. te bestuderen)- HR 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1769. (Dit arrest is op meerdere
plaatsen gepubliceerd en geannoteerd. De versie die u dient te bestuderen is verschenen in
Nieuwsbrief Strafrecht: - NBSTRAF 2015, 214, m.nt. J.S. Nan)
• HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:109, m.nt. N. Keijzer (N.B. U hoeft alleen de annotatie van
Keijzer te bestuderen)
2
,Leereenheid 1 – Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Strafbaar feit
Artikel 1 (1) Sr ; Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.
De ‘’wettelijke’’ bepaling slaat op alle legislatieve producten, waarbij op legitieme wijze straffen zijn
vastgesteld (wetten in formele zin, AMvB’s, ministeriële, provinciale en gemeentelijke verordeningen).
Het doel van dit beginsel is de burger rechtszekerheid te bieden en te beschermen tegen een straffende
overheid.
Misdrijven – Boek 2 – zijn de ernstiger strafbare feiten (vrijheidsstraf). Overtredingen – Boek 3 – zijn de
minder ernstige straffen (een geringe vermogensstraf).
Dit verschil is belangrijk vanwege de juridische consequenties (strafprocessuele gevolgen).
Legaliteitsbeginsel
Legaliteitsbeginsel (nulla poena): Overheidshandelen moet gebaseerd zijn op een vooraf aanwezige
wettelijke bepaling. Dit beginsel voorkomt dat de wetgever met terugwerkende kracht regels kan
opleggen.
Lex certa-beginsel (Bestimmtheitsgebot): De plicht van de wetgever om strafbaarstellingen zo helder en
nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Het moet voor elke burger duidelijk zijn welke gedragingen
strafbaar zijn – vloeit voort uit het legaliteitsbeginsel.
Verbod van terugwerkende kracht is alleen beperkt tot de strafbaarstelling van gedrag en tot de
strafbedreiging. Het gaat om de beoordeling dat bepaalde gedragingen binnen de maatschappij als
strafbaar worden geacht.
Delictsomschrijving
De delictsomschrijving die opgevat kan worden als de neerslag van de materiële norm heeft een
belangrijke functie binnen het strafrecht. De delictsomschrijving is namelijk de ingang tot het
strafrechtelijk handhavingssysteem. Belangrijke bestanddelen van het strafrechtelijke
handhavingssysteem zijn de doelbewuste (opzettelijke) én niet gerechtigde (wederrechtelijke) actie.
In de delictsomschrijving wordt beschreven welk gedrag onder welke subjectieve (opzet, schuld) en
objectieve (wederrechtelijkheid, causaliteit) omstandigheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid kan
leiden. Deze vereisten uit de delictsomschrijving zijn de bestanddelen.
Voorwaarde voor aansprakelijkstelling is naar gangbare opvatting dat naast alle bestanddelen van een
delictsomschrijving ook de elementen ‘wederrechtelijkheid’ en ‘schuld’ moeten zijn vervuld.
Bij een actie die ‘per ongeluk’ gebeurd, kan er in principe niet strafrechtelijk worden opgetreden, maar
alleen civielrechtelijk (via 6:162). Strafrechtelijk gezien is schade geen vereiste, civielrechtelijk (6:162) is
dat wel het geval.
Gelede normstelling: De wetgever volgt in de bijzondere wetten het systeem van de gelede
normstelling, hierbij worden concrete gedragingen verboden gesteld.
Bestanddelen en elementen
Om strafrechtelijk te kunnen optreden tegen een menselijke gedraging moeten alle
strafbaarheidvoorwaarden (bestanddelen) van de delictsomschrijving vervuld zijn. Ongeschreven
3
, strafbaarheidsvoorwaarden (als de wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid niet zijn opgenomen maar
wel gelden) worden elementen genoemd. Zowel aan de bestanddelen als aan de elementen dient
voldaan te zijn wil een gedraging als strafbaar kunnen worden aangemerkt.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel
Gedragingen kunnen alleen strafbaar zijn als ze onrechtmatig/wederrechtelijk (in strijd met het recht)
zijn. Een rechtvaardigingsgrond ontneemt het wederrechtelijke karakter van de gedraging.
Typen delicten waarbij wederrechtelijkheid als bestanddeel wenselijk is:
- Art. 138 lid 1 Sr (huisvredebreuk)
- Art. 350 Sr (beschadiging goederen)
- Art. 282 lid 1 Sr (opzettelijke vrijheidsberoving)
- Art. 284 Sr (dwang)
Dit zijn o.a. strafbaarstellingen die zonder dat bestanddeel een te ruim bereik zouden hebben, omdat de
overige delictsbestanddelen regelmatig op een niet-wederrechtelijke en niet strafbaar te achten wijze
worden vervuld.
Culpa als bestanddeel
Een culpoze gedraging kan worden omschreven als een 1) zeer onzorgvuldige gedraging die 2)
verwijtbaar en 3) wederrechtelijk is. Merk dus op dat in geval een culpoos delict ten laste is gelegd
zowel een rechtvaardigingsgrond als een schulduitsluitingsgrond tot vrijspraak zal leiden. Een
schulduitsluitingsgrond ontneemt het verwijtbare karakter van de gedraging.
Een gedraging is slechts strafbaar indien die gedraging wederrechtelijk is en aan de dader te verwijten.
Indien een gedraging past onder een delictsomschrijving is het voldoen aan de algemene
strafbaarheidsvoorwaarden een rechtsvermoeden. Als dit rechtsvermoeden niet terecht is, spreken we
van een weerlegbaar rechtsvermoeden.
De aanwezigheid van een strafuitsluitingsgrond heeft tot gevolg dat de gedraging niet wederrechtelijk
(rechtvaardigingsgrond) is of verwijtbaar (schulduitsluitingsgrond) is. De rechter past ook wel eens de
ongeschreven schulduitsluitingsgrond (AVAS) ‘Afwezigheid van alle schuld’ toe.
Putatief noodweer valt ook onder de ongeschreven schulduitsluitingsgronden.
Typen delicten
Bij krenkingsdelicten wordt er strafrechtelijk gereageerd op de daadwerkelijke schending of krenking
van een rechtsgoed (het kwaad is al geschied).
Bij gevaarzettingsdelicten wordt de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking
strafbaar gesteld (preventie staat op de voorgrond).
• Abstract gevaarzettingsdelict; een gedraging wordt strafbaar gesteld die in algemene, niet nader
gespecificeerde zin gevaar kan opleveren.
• Concreet gevaarzettingsdelict; in de delictsomschrijving wordt vereist dat daadwerkelijk gevaar
is ontstaan.
4