1 SPECIFICATIE VAN HET ONDERWERP DE VRAAG NAAR DE MENS IN RELATIE
TOT WETENSCHAP EN TECHNIEK
1.1 INLEIDING
Wat is de vraag naar de mens, waarom is het een filosofische vraag en waarom stellen we die
vraag?
De vraag naar de mens is de vraag naar het wezen van de mens. Dat ‘wezen’ kun je in de eerste
plaats opvatten als essentie: wat is de aard van de mens, welke unieke kenmerken heeft de mens? Dit
levert vervolgens een bepaald mensbeeld op. Deze vraag is in de geschiedenis van de filosofie op
verschillende manieren beantwoord, vaak met als doel de mens van de andere dieren te kunnen
onderscheiden.
Denk aan Aristoteles (384-322 v. Chr.) die de mens een animal rationale (redelijk dier) noemt; of
aan René Descartes (1596-1650) die de mens definieert als res cogitans (denkend ding), waar het
dier slechts bestaat als res extensa (uitgebreid ding, lichaam). Of denk aan hoe de mens binnen het
christendom gezien wordt als de kroon op de schepping, het enige levende wezen dat een
moreel oordeelsvermogen heeft.
1) Bespreek de drie genoemde mensbeelden
In alle drie deze voorbeelden wordt de vraag naar de mens beantwoord vanuit een derde-persoons
perspectief, waarbij de mens van buitenaf objectief beschreven wordt aan de hand van een set
essentiële eigenschappen.
2) Definieer het derde-persoonsperspectief
Zo gesteld is die vraag niet alleen filosofisch, maar ook empirisch: door het gedrag en de
waarneembare kenmerken van de mens te onderzoeken komen we haar1 wezen op het spoor.
In de loop van de tijd hebben diverse empirische wetenschappen de vraag naar de mens dan ook
opgepakt, en hebben zij traditionele filosofische en religieuze mensbeelden geproblematiseerd.
Zo stelt de evolutietheorie dat er geen scherpe grens is tussen mensen en de rest van de dieren
en dat onze morele vermogens zijn geëvolueerd uit eigenschappen die ook andere dieren
bezitten.
Neurowetenschappers proberen mentale fenomenen te lokaliseren in de hersenen, waardoor de
notie van een immateriële ziel of geest buiten beeld raakt.
Dit zijn slechts twee van de talloze voorbeelden van de invloed van wetenschap op mensbeelden.
Vervolgens mengt de filosofie zich weer in deze discussie met kritische vragen aan de empirische
wetenschap: kunnen we gedrag van dieren en mensen wel met elkaar vergelijken en op
dezelfde manier verklaren? Wat is het verband tussen de hersenactiviteit die we van buitenaf
kunnen waarnemen en de fenomenen die we van binnenuit gewaarworden?
3) Welke kritiek is er mogelijk op de traditionele mensbeelden?
Het ‘wezen’ van de mens kun je immers ook op een tweede manier opvatten, namelijk als ‘bestaan’. De
vraag is dan niet zozeer wat mensen kenmerkt, maar hoe ze bestaan. Deze vraag kun je niet
beantwoorden door de mens vanuit een derde-persoonsperspectief te beschrijven.
De vraag is dan eerder: hoe ervaren wij ons bestaan? Het antwoord op deze vraag is niet zozeer een
mensbeeld, maar een bestaanservaring. Een voordehandliggende opvatting binnen de empirische
wetenschappen is dat zij het eerste-persoonsperspectief van de subjectieve ervaring niet kunnen
gebruiken in hun onderzoeken, omdat die niet door derden te verifiëren is. Daarom lijkt de vraag naar de
bestaanservaring bij uitstek een vraag voor filosofen.
,4) Definieer het eerste-persoonsperspectief
Descartes is de eerste filosoof die het belang van introspectie benadrukt bij het onderzoeken van het
menselijke bestaan in een kentheoretische, en dus niet een religieuze of morele context. In zijn
beroemde twijfelexperiment keert hij de blikt naar binnen en onderzoekt hij de innerlijke ervaringen van
het ‘ik’, of het bewustzijn.
Hij thematiseert daarbij het verschil tussen het eerste-persoonsperspectief van de menselijke ervaring
en het derde-persoons perspectief van de wetenschap: onze kwalitatief geladen ervaring van de
werkelijkheid is geheel verschillend van de wetenschappelijke beschrijving ervan.
Aan het einde van de negentiende eeuw pakt de fenomenologie deze draad weer op. Om de kloof te
overbruggen tussen de menselijke ervaring en de wetenschappelijke duiding van de mens willen
fenomenologen de wereld beschrijven vanuit de primaire ervaring.
Terwijl Descartes een strikt onderscheid hanteerde tussen het lichaam en de geest of ziel, en alle
ervaringen uitsluitend toeschreef aan de geest, legt de fenomenologie er juist de nadruk op dat de
subjectieve ervaring die we van de wereld hebben nauw verbonden is aan de manier waarop ons
lichaam in de wereld is ingebed en in de wereld actief is.
Fenomenologen stellen dat het eerste-persoonsperspectief het wetenschappelijke derde-
persoonsperspectief aanvult: we kunnen de mens alleen begrijpen als we haar zelfervaring in een
wetenschappelijke beschrijving van de mens een rol laten spelen.
5) Definieer de fenomenologie als filosofische stroming
6) In welk opzicht verschilt dit van de filosofie van Descartes?
In deze syllabus komt allereerst aan de orde hoe de fenomenologie onze bestaanservaring vanuit het
eerste-persoonsperspectief probeert te beschrijven.
Onze gewaarwordingen van de buitenwereld hebben een bepaalde kwaliteit: de kleur rood zien levert
kwalitatief een andere ervaring op dan een vogel horen fluiten. Zulke verschillen kunnen we alleen ‘van
binnen’ ervaren en moeten we dus ‘van binnenuit’ beschrijven.
Inmiddels heeft een tak binnen de empirische wetenschappen die het menselijk denkvermogen probeert
te onderzoeken de ervaring vanuit het eerste-persoonsperspectief ook een plek gegeven in het
onderzoek. Zulke toenaderingen tussen filosofie en wetenschap bestaan er ook aan de kant van
filosofen die proberen de bestaanservaring te naturaliseren, dat wil zeggen, te beschrijven in
natuurwetenschappelijke termen die in principe empirisch te toetsen zijn.
Als we ons bestaan als mens onderzoeken reflecteren we niet alleen op de manier waarop onze
ervaringen (“binnenwereld”) zich verhouden tot onze fysieke omgeving (“buitenwereld”), maar ook op
wat zich tussen mensen afspeelt.
Het eerste-persoonsperspectief wordt dus niet alleen aan het derde-persoonsperspectief verbonden,
maar ook aan onze ervaring van de aanwezigheid van andere mensen: het tweede-
persoonsperspectief.
In dit perspectief verhouden we ons tot andere mensen in een gedeelde wereld van taal en
cultuur. Deze wereld geven wij als mensen samen vorm, maar heeft vervolgens ook invloed op hoe wij
onszelf zien en ervaren. De blik waarmee we naar elkaar kijken, de uitspraken die we over elkaar doen
en de metaforen die we bedenken om onszelf en de wereld te beschrijven hebben een uitwerking op
onze ervaring en op de wereld zelf.
7) Definieer het tweede-persoonsperspectief
De vraag naar de mens wordt dus beantwoord door een wisselwerking tussen filosofie en
wetenschap en tussen het eerste-, tweede- en derde-persoonsperspectief.
, Die wisselwerking komt in deze syllabus ruim aan de orde. Een belangrijke rol komt daarbij toe aan
technische ontwikkelingen en aan het denken over technologie2. Dit denken brengt een nieuwe
taal voort om de mens mee te beschrijven en het onderzoek naar de mens richting te geven.
Technologie heeft invloed op het wezen van de mens: ze breidt onze ervaringsmogelijkheden
uit en biedt nieuwe instrumenten om onszelf te meten en te observeren. Deze syllabus
onderzoekt welke antwoorden vanuit filosofie en wetenschap zijn gegeven op de vraag naar het wezen
van de mens in relatie tot deze ontwikkelingen: hoe hebben ze elkaar beïnvloed en welke rol
speelt technologie daarbij?
Het antwoord op de vraag naar wat ons mens maakt heeft implicaties voor wat de mens zou
moeten zijn en hoe de mens zich van de dingen onderscheidt die buiten de categorie ‘mens’
vallen. Daardoor is een mensbeeld nooit alleen beschrijvend, maar altijd ook normatief.
Het mensbeeld dat aan de mens een rationele aard toeschrijft, impliceert bijvoorbeeld dat de mens
rationeel zou moeten zijn en geeft legitimatie om mensen die dat niet zijn buiten te sluiten.
Ook de bestaanservaring heeft een ethische dimensie. We ervaren dat wij op een bepaalde manier
bestaan en houden ons bezig met de vraag wat dat bestaan van ons vraagt. De bestaanservaring gaat
gepaard met een existentiële opdracht om je tot dat bestaan te verhouden.
De vraag naar de plaats van de mens in het geheel van de natuur is een steeds belangrijker
onderdeel geworden van de vraag naar de mens op zich. Dat is ook de reden waarom een
wetenschappelijk antwoord op de vraag nooit geheel de lading dekt en de filosofie telkens opnieuw aan
het woord komt als het gaat om de vraag naar de mens.
8) Welk verband bestaat er tussen de vraag naar mens en a) de ethiek b) de technologie?
Algemene eindtermen3
1. De kandidaten kunnen de filosofische vraag naar de mens benaderen vanuit de rol die wetenschap en
techniek daarbij spelen. Daarbij kunnen zij betrekken:
• een uitleg van wat de filosofische vraag naar de mens inhoudt (inleiding);
• een uitleg, vergelijking en evaluatie van verschillende filosofische antwoorden op de vraag
naar de mens (kwestie 1);
• een uitleg dat en op welke manieren techniek en wetenschap mensbeelden veranderen
(kwestie 2);
• een uitleg dat en op welke manieren het wezen van de mens verandert door de
omgang met techniek (kwestie 3);
• een uitleg en evaluatie van verschillende grensvervagingen omtrent de mens en
filosofische implicaties daarvan (kwestie 4);
• een uitleg en evaluatie van het blijvende belang van de filosofische vraag naar de
mens (afsluiting).
2. De kandidaten kunnen een begripsanalyse maken van de begrippen ‘het wezen van de mens,
‘lichaam’ en ‘techniek’. Daartoe kunnen zij:
• verschillende definities opstellen;
• vooronderstellingen bij deze definities aangeven;
• implicaties van deze definities weergeven.
3. De kandidaten kunnen verschillende manieren waarop wetenschap en techniek de
filosofische vraag naar de mens beïnvloeden herkennen, uitleggen, vergelijken, toepassen en
evalueren aan de hand van voorbeelden en casussen
4. De kandidaten kunnen uitleggen en evalueren dat de vraag naar het wezen van de mens op twee
manieren (mensbeeld of bestaanservaring) kan worden opgevat. Daarbij kunnen zij betrekken:
• de begrippen ‘wezen’, ‘essentie’, ‘mensbeeld’, ‘bestaan’, ‘bestaanservaring’;
• een uitleg en vergelijking van het eerste-persoonsperspectief en het derde-persoonsperspectief
op de vraag naar de mens;
• een uitleg en vergelijking van de empirisch wetenschappelijke benadering en de