Samenvatting van het gehele boek monografieën privaatrecht faillissement, surseance van betaling. Uitgezonderd hoofdstuk 10 en 12, aangezien dit geen stof is voor het tentamen handelsrecht.
§1.1 FAILLISSEMENTSWET EN OVERIGE REGELGEVING....................................................................................4
§1.2 ALGEMEEN....................................................................................................................................4
§1.3 AFSCHERMING VAN DE BOEDEL..........................................................................................................4
§2.1 WIE KAN FAILLIET WORDEN VERKLAARD?............................................................................................4
§2.2 HOE GAAT DE FAILLIETVERKLARING IN ZIJN WERK?.................................................................................5
§2.3 RECHTSMIDDELEN...........................................................................................................................5
§2.4 VERNIETIGING VAN DE FAILLIETVERKLARING.........................................................................................6
§2.5 OPHEFFING VAN HET FAILLISSEMENT...................................................................................................6
§2.6 VEREENVOUDIGDE AFWIKKELING........................................................................................................6
HOOFDSTUK 3 DE OMVANG VAN DE FAILLIETE BOEDEL....................................................................6
§3.1 INLEIDING.....................................................................................................................................6
§3.2 WAT VALT IN DE BOEDEL?................................................................................................................7
HOOFDSTUK 4 INVLOED VAN HET FAILLISSEMENT OP DE RECHTSPOSITIE VAN DE SCHULDENAAR ...7
§4.1 INLEIDING.....................................................................................................................................7
§4.2 INBREUKEN OP DE PERSOONLIJKE VRIJHEID VAN DE GEFAILLEERDE.............................................................7
§4.3 INVLOED VAN HET FAILLISSEMENT OP DE BESCHIKKINGSBEVOEGDHEID VAN DE SCHULDENAAR EN OP DE
MOGELIJKHEID OM DE BOEDEL TE BINDEN ....................................................................................................8
§4.4 DE INVLOED VAN DE FAILLIETVERKLARING OP GERECHTELIJKE PROCEDURES.................................................8
§4.5 DE INVLOED VAN HET FAILLISSEMENT OP BESTAANDE OVEREENKOMSTEN....................................................8
HOOFDSTUK 5 DE ACTIO PAULIANA................................................................................................10
§5.1 INLEIDING...................................................................................................................................10
§5.2 DE WIJZE WAAROP DE CURATOR EEN BEROEP DOET OP DE PAULIANA EN DE VEREISTEN WAARAAN VOLDOEN
MOET ZIJN, WIL HET BEROEP SLAGEN........................................................................................................10
§5.3 OMKERING VAN DE BEWIJSLAST.......................................................................................................10
§5.4 DE RECHTSGEVOLGEN VAN VERNIETIGING...........................................................................................11
§5.5 SAMENLOOP VAN DE ACTIO PAULIANA EN DE VORDERING UIT ONRECHTMATIGE DAAD................................11
HOOFDSTUK 6 POSITIE VAN DE SCHULDEISERS...............................................................................11
,§6.4 BEVOORRECHTE SCHULDEISERS........................................................................................................12
§6.5 DE BIJZONDERE POSITIE VAN DE FISCUS.............................................................................................12
§6.6 FEITELIJK PREFERENTE SCHULDEISERS.................................................................................................13
§6.7 CONCURRENTE SCHULDEISERS..........................................................................................................14
§6.8 DE AFKOELINGSPERIODE.................................................................................................................14
HOOFDSTUK 7 DE ORGANEN DIE EEN ROL KUNNEN SPELEN BIJ HET BESTUUR VAN DE BOEDEL ......14
§7.1 INLEIDING...................................................................................................................................14
§7.2 DE CURATOR...............................................................................................................................15
§7.3 DE RECHTER-COMMISSARIS.............................................................................................................15
§7.4 DE COMMISSIE UIT DE SCHULDEISERS................................................................................................15
HOOFDSTUK 8 DE VERIFICATIE VAN DE VORDERINGSRECHTEN.......................................................15
§8.1 DE GANG VAN ZAKEN VÓÓR DE VERIFICATIEVERGADERING (ART. 108-115 FW).........................................15
§8.2 DE VERIFICATIEVERGADERING (ART. 116-120; ART 127 FW)................................................................16
§8.3 DE ERKENNING, DE VOORWAARDELIJKE TOELATING EN DE BETWISTING VAN VORDERINGEN (ART. 121-126 FW)
........................................................................................................................................................16
§8.4 BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VERIFICATIE VAN SOMMIGE VORDERINGEN (ART. 128-136 FW)..............16
HOOFDSTUK 9 EINDE VAN HET FAILLISSEMENT NA EEN AKKOORD OF NA VEREFFENING ................17
§9.1 HET AKKOORD.............................................................................................................................17
§9.2 VEREFFENING, VERDELING EN RANGORDE..........................................................................................18
HOOFDSTUK 11 SURSEANCE VAN BETALING...................................................................................19
§11.1 INLEIDING.................................................................................................................................19
§11.2 PROCEDUREVOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT HET VERLENEN VAN SURSEANCE VAN BETALING..............19
§11.3 RECHTSGEVOLGEN VAN DE SURSEANCE............................................................................................20
§11.4 HET AKKOORD...........................................................................................................................21
§11.5 ENKELE BIJZONDERE BEPALINGEN...................................................................................................21
§11.6 HET EINDE VAN DE SURSEANCE......................................................................................................21
,Hoofdstuk 1 Inleiding
§1.1 Faillissementswet en overige regelgeving
Sinds 1998 kent de Faillissementswet drie verschillende procedures:
- Het faillissement (art. 1 t/m 213 Fw)
- De surseance van betaling (art. 214 t/m 283 Fw)
- De schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen (art. 284 t/m 361 Fw en Wsnp)
§1.2 Algemeen
Faillissement beslag op nagenoeg het gehele vermogen van de schuldenaar t.b.v. de
gezamenlijke schuldeisers.
Doel: het gehele vermogen van de schuldenaar te gelde maken en de opbrengst onder de
schuldeisers verdelen.
In Rv wordt het beslag geregeld. Dit beslag wordt gelegd op één of meer specifiek
aangewezen goederen van de schuldenaar t.b.v. één schuldeiser.
Met ingang van de dag waarop het faillissement wordt uitgesproken, verliest de schuldenaar
de beschikking over zijn tot het faillissement behorend vermogen (art. 23 Fw). Dit houdt
verband met het feit dat de boedel intact moet blijven. De bevoegdheden gaan over op de
curator (art. 68 Fw).
§1.3 Afscherming van de boedel
Het faillissement heeft tot gevolg dat reeds gelegde beslagen vervallen en dat reeds t.b.v.
individuele schuldeisers aangevangen executies een einde nemen (art. 33 Fw). Art. 33 lid 2
Fw heeft tot gevolg dat een vordering waarvoor beslag is gelegd in het faillissement valt en
daarmee strekt tot verhaal van de gezamenlijke schuldeisers. Als een executie zich op het
moment van faillietverklaring als in een zo ver gevorderd stadium bevindt dat reeds een
datum voor de openbare verkoop is bepaald, kan de curator met machtiging van de RC de
executie overnemen en voortzetten (art. 34 Fw). Ook dan komt de opbrengst ten goede aan de
boedel. Het voor verhaal vatbare deel van het vermogen wordt dus afgeschermd van zowel de
schuldenaar als van de schuldeisers.
In beginsel hebben alle schuldeisers een gelijk recht, ongeacht het moment waarop ieders
vordering is ontstaan; er is sprake van paritas creditorum (art. 3:277 BW). Een uitzondering
op deze regels zijn de pand- en hypotheekhouders. Zij kunnen hun rechten uitoefenen alsof er
geen faillissement was (art. 57 Fw).
Hoofdstuk 2 Faillietverklaring
§2.1 Wie kan failliet worden verklaard?
Iedereen die zijn schulden onbetaald laat kan failliet worden verklaard. Dit geldt voor zowel
natuurlijke personen als rechtspersonen. Art. 2:138/248 BW stelt dat in geval van
faillissement van de vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk
is voor de schulden van de vennootschap, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk
heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De
onbehoorlijke taakvervulling wordt verondersteld als het bestuur geen deugdelijke
administratie heeft gevoerd (art. 2:10 BW) of de jaarrekening niet of niet tijdig is
, gepubliceerd (art. 2:394 BW). Faillissement van een vof is ook mogelijk. Faillissement van
een maatschap daarentegen niet.
§2.2 Hoe gaat de faillietverklaring in zijn werk?
Meestal zal de faillietverklaring worden uitgesproken op verzoek van één of meer
schuldeisers. Daartoe moet de schuldeiser een verzoekschrift indienen bij de rechtbank van de
woonplaats van de schuldenaar (art. 2 lid 1 Fw).
Inhoud verzoekschrift (art. 1 jo. art. 6 lid 3 Fw):
- Schuldeiser moet stellen dat hij een vordering op de schuldenaar heeft en dat
schuldenaar deze vordering onbetaald laat
- Dat de schuldenaar nog meer schuldeisers heeft die hij onbetaald laat
- Dat de schuldenaar mitsdien verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te
betalen
Voorwaarden faillietverklaring
- Pluraliteit van schuldeisers
- Één van de schulden moet opeisbaar zijn.
- De schuldenaar moet hebben opgehouden te betalen
De schuldeiser hoeft het bestaan van zijn vorderingsrecht en de aanwezigheid van meer
schuldeisers slechts summier aan te tonen.
De rechter komt een grote vrijheid toe bij het bepalen of de omstandigheden van het geval de
faillietverklaring rechtvaardigen. Wel moet de rechter zijn beslissing motiveren. Het
faillissement zal worden uitgesproken wanneer de rechter van mening is dat voldaan is aan
het vereiste dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (art.
1 en 6 Fw). De vermogenstoestand van de schuldenaar is op zichzelf niet doorslaggevend. Op
het moment dat vaststaat dat aan alle drie de voorwaarden is voldaan, dient de rechter nog na
te gaan of dat inderdaad de toestand oplevert van te hebben opgehouden te betalen. Doordat
het oordeel over het wel of niet bestaan van de toestand te hebben opgehouden te betalen een
feitelijk karakter heeft, kan dit in cassatie niet worden getoetst.
Naast de schuldeiser kan de schuldenaar ook zelf zijn faillissement aanvragen. Hij kan zich
dan persoonlijk tot de griffie wenden. Indien de schuldenaar in gemeenschap van goederen is
getrouwd, dient hij dit met medewerking van zijn echtgenoot te doen (art. 4 lid 2 Fw).
Ook de fiscus is bevoegd een faillissementsaanvraag te doen. Hiervoor is toestemming van de
Minister van Financiën vereist. Omdat dit geen ontvankelijkheidsvereiste is, kan de rechter
ook bij ontbreken van die toestemming een faillissement uitspreken.
Het OM kan ook om faillietverklaring verzoeken om redenen van openbaar belang. Daarnaast
is het in enkele gevallen mogelijk dat de rechter het faillissement ambtshalve uitspreekt.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad: de staat van faillissement treedt terstond in en duurt
voort, ook al zouden rechtsmiddelen tegen de uitspraak worden aangewend. Dat de staat van
faillissement intreedt, betekent voor de schuldenaar dat hij het beheer en de beschikking over
zijn in het faillissement vallend vermogen verliest.
§2.3 Rechtsmiddelen
Tegen het vonnis van faillietverklaring kunnen de rechtsmiddelen verzet, hoger beroep en
cassatie worden ingezet. Krachtens art. 8-12 Fw gelden hiervoor aanmerkelijk kortere
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper naomibunt. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.