Van Hilten compleet samengevat door mij als student en herzien door mij terwijl ik nu btw-specialist op de zuid-as ben. Stapsgewijs, overzichtelijk en compleet. Een betere en completere inhoud zal er waarschijnlijk niet zijn. De samenvatting is weliswaar 10 euro, het boek is echter 70 euro en het c...
SAMENVATTING VAN HILTEN; Vijftiende druk (in 2019 nog steeds de meest recente druk)
Voorwoord eventuele kopers van deze samenvatting:
Onderstaande ter indicatie wat je in deze samenvatting qua overzichtelijkheid en
vaktechnische inhoudt kunt verwachten. De samenvatting begint daarna echt. Ik ben zelf
btw-adviseur op de zuid-as en ken mijn vakgebied zeer goed. Ik heb in onderstaande
samenvatting het complete boek van A tot Z samengevat. Dat is stapsgewijs en overzichtelijk
gedaan. Ik heb het geschreven toen ik zelf aan het solliciteren/afstuderen was dus vanuit
jullie perspectief. Daarna heb ik het herzien, aangevuld en verbeterd met mijn huidige kennis
als fulltime btw-specialist. De samenvatting is weliswaar 10 euro, het boek is echter 70 euro
en het collegegeld voor dit vak nog veel meer. Kies verstandig zou ik zeggen ;)
Ps. Ik heb ook de werkgroepopdrachten uit studiejaar 2018/2019 gemaakt en op stuvia
gezet.
Drie vereisten van Fiscale Eenheid (zijn FEO):
1. Eenheid Financieel opzicht
o Indien een persoon (dus hoeft niet een BV te zijn, dus eenrichting houden is
voldoende) voor +50% aandelen houdt middelijk of onmiddelijk in het
kapitaal van de ander.
Twee dochters die +50% worden gehouden door een houdster kunnen
met elkaar, zonder de buitenlandse houdster, ook een FE vormen.
Indien belang wordt gehouden via een STAK kwalificeer je dus niet
meer. Je houdt dan certificaten en geen aandelen.
HR 31 jan 2014: Indien een directeur zowel van Moeder als van
STAK directeur is, is die verwevenheid er wel weer.
o Bij een niet-kapitaal entiteit, zoals bijvoorbeeld een stichting, is de eis anders:
Indien de financiële positie van het ene lichaam
rechtstreeks afhankelijk is/invloed uitoefent op de financiële positie
van het andere lichaam.
Oftewel: verwevenheid door rechtstreekse financiële invloed of
afhankelijkheid. Bij BV’s kan het dus ook nog indirect zijn!
De verwevenheid moet niet onderdoen voor
meerderheidsaandeelhouderschap.
Hof Den Haag 2012 heeft zelfs gezegd dat er sprake van is indien
stichtingen elkaar verbinden tot hoofdelijke aansprakelijkheid.
o Deze financiële verwevenheidseis moet worden uitgelegd in
overeenstemming met de richtlijnbepaling waaraan zij uitvoering geeft,
hetgeen betekent: geen onderscheid moet worden gemaakt naar gelang van
de rechtsvorm waarin de betrokken belastingplichtigen respectievelijk
ondernemers hun activiteiten uitoefenen.
2. Eenheid Organisatorisch opzicht
o De verschillende entiteiten moeten onder één leiding staan.
Bijv: zelfde directie, zelfde RvC of overwegend invloed ene bestuur op
beleid andere entiteit.
Dezelfde persoon of dezelfde directie
, Verschillende juridisch zelfstandige personen moeten onder één
leiding staan
Ook een overwegende invloed van een bestuurder op het beleid van
de andere volstaat
3. Eenheid Economisch opzicht
o Categorie klanten moet voor 90% hetzelfde zijn; of
Oftewel: kledingkopers, horeca-klanten, etc
o Indien een entiteit hoofdzakelijk (+50%) prestaties verricht binnen de FE.
o HR 11 oktober 2013:
Een holding
Die alle aandelen bezit van een of meer vennootschappen
Elk van deze vennootschappen bestuurt tegen vergoeding
De werkmaatschappijen onderling ook niet-verwaarloosbare
betrekkingen hebben
Is er óók sprake van een nauwe verbondenheid.
o Ook lastig is het hoe niet-ondernemers dan überhaupt economisch
verbonden kunnen zijn. Ze presteren immers niet. Dit zal nog wel eens tot
jurisprudentie kunnen gaan leiden.
Hoofdstuk 1
De vragen die je altijd moet stellen bij het beantwoorden van btw-vraagstukken zijn de
volgende:
Wie
Wat
Waar
Vrijstelling
Waarover
Hoeveel
Anders dan bij verkeersbelasting speelt het civiele recht bij gebruiksbelasting geen
overheersende rol. Hieruit kun je dus opmaken dat bij de WBR vaak aansluiting
goederenrecht gezocht moet/kan worden.
Hoofdstuk 2
Cumulatief cascadestelsel:
BTW heffing zonder teruggaaf in elke schakel van het productieproces. Dat leidt ertoe dat er
belasting over belasting wordt geheven. Er zit immers niet aftrekbare belasting in de prijs na
elke schakel.
Ter voorbeeld: A levert aan B voor 10 dus 2.1 btw erbovenop. B levert aan C met 5
winst. C kan die 2.1 niet aftrekken voor het cascadestelsel. C betaalt dan dus 21%
over 17.1 (10+2.1+5) in plaats van 15. Hij betaalt dus 21% over die 2.1 tussen A en B.
Belasting over belasting dus.
BTW mag dáárom in aftrek worden gebracht en ook nog eens direct wanneer het in
rekening wordt gebracht. Sterker nog, het moet zelfs. Zie de bewoordingen van artikel 15 lid
,1. Waarom moét het? Omdat niemand gebaat is bij een ondernemer die laks is en zijn aftrek
niet claimt en dan maar gaat zitten verdisconteren in zijn prijzen. Door het directe
aftrekrecht, hoeft dus niet gewacht te worden tot je betaalt óf doorverkoopt. Het zou ook
onredelijk zijn als je btw moet afdragen over verkopen en nog niet mag vooraftrekken. Dat
levert jou als ondernemer financieringsnadeel op.
Vrijstellingen halverwege de keten verstoren het systeem:
Hogere belastingdruk: Bij een vrijstelling mag je voorbelasting immers niet aftrekken.
Dat resulteert erin dat die vrijgestelde ondernemer de btw waarschijnlijk
doorberekent in zijn prijs. Aftrekgerechtigdheid voor vrijgestelde prestaties bestaat
immers niet. De voorbelasting verdwijnt hier dus in de prijs.
Voorbelasting ziet soms deels op een vrijgestelde prestatie. Hoe moet je dat dan
verdelen?
Inhaaleffect:
Lagere of hogere tarieven hebben alleen zin aan het einde van de schakel. Halverwege
treedt het inhaaleffect op. Belasting kan immers te weinig of juist extra door de volgende
worden afgetrokken. Dat heet het inhaaleffect.
Stel dat een leverancier maar 5% kent i.p.v. 10%. De volgende kan dan maar 5%
aftrekken. Als hij 10% had moeten betalen en 10% had kunnen aftrekken was hij de
facto net zo neutraal geweest.
Stel dat een leverancier 15% kent i.p.v. 10%. De volgende kan dan 5% meer
aftrekken. Uiteindelijk levert het de staat dus niets op.
Hoofdstuk 3:
Mini one stop shop:
Leveranciers van digitale diensten aan consumenten (dus niet aan andere ondernemers!)
kunnen zich in één lidstaat registreren. Vanuit daar kunnen zij de btw-verplichtingen voor
hun afnemers in alle lidstaten regelen. Ze dragen dan bijvoorbeeld alle btw af in Nederland.
De Nederlandse fiscus verdeelt dat dan over de lidstaten die daar recht op hebben.
Verordeningen:
Werken direct door zonder implementatie.
Algemene strekking, verbindend in al haar onderdelen, rechtstreeks toepasselijk.
Ontlenen dus rechten aan onderdanen onderling of tegen staat.
EC kan een zaak bij HvJ starten tegen lidstaten die zich niet aan verordeningen
houden.
Uitvoeringsverordening komt voort uit btw-richtlijn. Belangrijk om te weten indien
onderling conflict optreedt.
Besluiten:
Bindend in al haar onderdelen.
Doorgaans gericht tot individuele lidstaten.
, Meestal om bijzondere van de btw afwijkende maatregelen die een lidstaat wil
nemen waarvoor machtiging van de Raad nodig is.
Richtlijnen:
Moeten duidelijk en zonder voorbehouden geformuleerd zijn.
Nationale wetten moeten geïnterpreteerd worden aan de hand van richtlijnen.
Implementatie benodigd dus (tenzij de regel toevallig al bestond in nationaal recht)
Onderdanen kunnen er rechten aan ontlenen.
Er moet dus geen sprake zijn van een ‘kan-bepaling’. Dan is een lidstaat namelijk vrij
om iets in de wet te verwerken.
Inroepen van strijdigheid kan wel pas indien:
o Uitvoeringstermijn is verlopen
o Niet, niet-tijdig, niet correct in nationaal recht geïmplementeerd.
o Bepaling uit richtlijn voldoende nauwkeurig én onvoorwaardelijk zijn.
Een belastingplichtige kan dus eigenlijk kiezen bij strijdigheid. Niet kan hij cherry-picken.
Oftewel assymetrisch toepassen om dubbel voordeel te behalen. Zowel het HvJ (MDDP
arrest 2013) als de HR (Simons arrest 2000) hebben dit nadrukkelijk verboden.
Het Charles Tijmen arrest is daar toevallig een uitzondering op door bijzonderheid.
Daarin gaf de richtlijn namelijk aftrek, maar was er geen nationale wet die tot heffing
kon leiden.
Het VDP arrest idem. Daarin waren tandprotheses slechts vrijgesteld indien ze door
echte tandartsen werden geleverd. VDP was dat niet. Zij hadden dus aftrek in
Nederland. Hun goederen werden echter geëxporteerd. Daardoor wel aftrek maar in
het buitenland alsnog vrijstelling.
Je ziet in bovenstaande voorbeelden echt een communicatie fout tussen EU en
Nationaal recht.
Kameleoneffect:
Waarbij de HR bepalingen uit de wet richtlijnconform uitlegt en daarmee de wettelijke
bepaling de kleur van de richtlijn geeft.
Uitleg van het Hof:
Ex tunc werking. Dus vanaf begin bepaling/begrip en niet de uitleg zelf.
Prejudiciële vragen:
Indien omtrent de uitlegging van een richtlijnbepaling of communautair begrip twijfel
bestaat die moet worden weggenomen voor een uitspraak in een nationaal geschil.
Indien de BTW verordening bijvoorbeeld niet matcht met de btw richtlijn.
Hoogste rechtsorganen moéten vragen, lagere mogen.
Cilfit arrest geeft hierop twee uitzonderingen:
o Indien al een keer uitspraak is gedaan.
o Indien geen enkele twijfel kan ontstaan.
Hoofdstuk 4
Fiscale neutraliteit:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ffhogervorst. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.