Samenvatting ontwikkelingspsychopathologie 1
Hoofdstuk 1 Introductie
1.1 Wat is ontwikkelingspsychopathologie?
Psychopathologie is de wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestudeerd.
Deelonderwerpen van deze wetenschap zijn het vóórkomen en de behandeling van stoornissen.
Psychopathologie houdt zich bezig met de theorie over psychische stoornissen en psychiatrie houdt
zich bezig met de hulpverleningspraktijk aan mensen met een psychische stoornis. Men spreekt
zowel van psychiatrische stoornis als van psychische stoornis. Zoals nog volop zal blijken, kunnen
psychische stoornissen bij kinderen voorkomen zonder dat er sprake is van hulpverlening, laat
staan een opname.
In de ontwikkelingspsychopathologie wordt het ontstaan en beloop van psychische stoornissen
onderzocht. Ontwikkeling is daarbij het centrale begrip. Het gaat om het begrijpen van het proces:
hoe is bepaald gedrag bij een kind ontstaan en gegroeid?
De ontwikkelingspsychopathologie is niet zozeer een nieuwe wetenschap, maar een benadering die
meerdere inzichten combineert, ervan uitgaande dat ontwikkeling zo’n complex verschijnsel is dat
integratie van inzichten en ervaringen vanuit verschillende invalshoeken nodig is. Geen enkele
theorie of wetenschap is in staat om een allesomvattende verklaring te geven van de ontwikkeling
van psychische stoornissen. De belangrijkste integratie is die tussen kennis vanuit de oudere
wetenschappelijke disciplines. Ook worden inzichten uit verschillende theorieën binnen een
bepaalde discipline gecombineerd.
1.1.1 Vroeger en nu
In de ontwikkelingspsychopathologie wordt, zoals het woord al zegt, de ontwikkelingsbenadering
toegepast. Dit betekent dat men uitgaat van de veronderstelling dat gedrag in de loop van iemands
leven veranderen, complexer worden. Een zeventienjarige jongere is tot veel meer in staat dan een
vierjarig kind. Als één aspect verandert, veranderen andere mogelijkheden mee en verandert ook
het geheel, de gehele persoon. Bij het veranderen en complexer worden van allerlei mogelijkheden
spelen zowel vroegere ervaringen als de kenmerken en eisen van de huidige situatie een rol.
Wisselwerking
Dat ‘vroeger’ van invloed is op de kenmerken van een persoon, is al een heel oud uitgangspunt uit
de psychologie en is meer dan een eeuw geleden prominent op de kaart gezet door de
psychoanalyse van Freud. Vroegere ervaringen bepalen niet voor de volle honderd procent iemands
functioneren.
De relatie tussen vroegere ervaringen en huidige ervaringen zijn het best vanuit een wisselwerking
te begrijpen. Iemand neemt zijn vroegere ervaringen altijd mee, deze beïnvloeden hoe hij in het
heden staat. De essentie van deze wisselwerking tussen vroeger en nu is dus dat de ervaringen uit
het verleden beïnvloeden hoe iemand zijn huidige ervaringen interpreteert en waardeert, en dat de
ervaringen uit het heden beïnvloeden hoe iemand terugkijkt op zijn verleden. Daarmee krijgt
‘vroeger’ een andere invloed, die bij wijze van spreken de volgende dag werkzaam is en dan weer
bepaalt hoe de ervaringen van die dag worden ervaren en gewaardeerd, wat op zijn beurt weer
invloed heeft op hoe het verleden wordt gewaardeerd: een in principe eindeloze wisselwerking.
Door andere ervaringen aan te bieden wordt geprobeerd het kind te helpen zijn geschiedenis wat
zonniger neer te zetten.
Ontwikkelingsopgave
In dit boek is de theorie van de ontwikkelingsopgaven een van de uitgangspunten om de
ontwikkeling van kinderen en jongeren te beschrijven. Het idee achter deze theorie is dat een kind
in elke leeftijdsfase bepaalde opgaven moet zien te volbrengen, bijvoorbeeld een veilige
gehechtheid. Als dergelijke vaardigheden die bij een bepaalde ontwikkelingsopgave horen niet
goed worden verworven, wordt de kans op latere problemen groter.
Een van de effecten van het benadrukken van de ontwikkeling is dat een psychische stoornis niet
wordt opgevat als ‘iets’ wat een kind of volwassene heeft of kenmerkt, maar als een ontwikkeling
die is vastgelopen of scheefgegroeid. Een psychische stoornis is vrijwel altijd in oorsprong een
normale ontwikkeling die echter door bepaalde oorzaken uit de rails is gelopen.
1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt
Afwijkend gedrag of een psychische stoornis worden niet als statisch gezien, niet iets wat je hebt of
niet hebt, maar als dynamisch: je kunt er soms last van hebben en vaak niet, soms een beetje last
en dan weer juist heel veel. Dit betekent dat men ervan uitgaat dat de verschijningsvorm van
afwijkend gedrag verandert gedurende de levensloop van een persoon. Het dynamische
gezichtspunt uit de ontwikkelingspsychopathologie houdt in dat gedrag dat in de ene levensfase
normaal en wenselijk kan zijn, in een andere levensfase als abnormaal en ongewenst gezien kan
,Samenvatting ontwikkelingspsychopathologie 2
worden. Normaal is een plaats- en tijdsgebonden begrip. Dit wordt duidelijk als we kijken naar hoe
in andere tijdens en andere landen wordt gedacht over normaliteit dan hier en nu in Nederland.
1.1.3 Een uniek individu met unieke ervaringen
Zowel op het ontstaan als op het beloop van gedrag zijn altijd meerdere factoren van invloed. Vaak
zijn de factoren die het ontstaan van gedrag beïnvloeden andere dan die later het gedrag in stand
houden. Een hulpverlener dient de factoren in ogenschouw te nemen tijdens een
ontwikkelingsproces.
De ontwikkeling van het kind wordt beïnvloed door zowel omgevingsfactoren als factoren van of uit
het kind zelf. Het lijkt een open deur dat alles van invloed is, maar zowel in theorie als praktijk
blijkt dat het vaak moeilijk is om steeds rekening te houden met verschillende factoren of
invloeden. Het gevaar van simpel redeneren ligt altijd op de loer.
Eenzijdige redenaties waarin de nadruk wordt gelegd op één oorzakelijke factor, zijn vrijwel altijd
onjuist en schadelijk voor het kind en zetten meestal aan tot een verkeerde vorm van
hulpverlening.
Het uitgangspunt van dit boek is dat kinderen en jongeren unieke individuen zijn die unieke
ervaringen meemaken of hebben meegemaakt. Dit geldt ook voor kinderen die een psychische
stoornis hebben. Een psychische stoornis kan iemands leven enorm tekenen, maar toch is dat nooit
het enige en zijn er altijd ook andere ervaringen die een rol spelen. Daarom spreekt men in dit
boek niet van ADHD’ers of autisten, maar van kinderen met ADHD of kinderen met autisme.
1.2 Opbouw van het boek
In deze paragraaf staat wat in elk hoofdstuk aan de orde komt. Ik denk dat het overbodig is om dit
te noteren. Als je het door wil lezen staat het op pagina 27/28 in het boek.
1.3 Opbouw van de hoofdstukken 5 tot en met 18
In elk hoofdstuk wordt de normale ontwikkeling weergegeven. Ook worden de kenmerken van
stoornissen behandeld aan de hand van DSM-5.
1.3.4 Maatschappelijke en culturele invloeden op een stoornis
Westerse maatschappijen zijn multicultureel geworden. Door emigratie en het opnemen van
vluchtelingen komen professionele opvoeders en hulpverleners steeds meer in aanraking met
andere opvattingen over opvoeding, hulpverlening en psychische stoornissen. In elk hoofdstuk
worden deze invloeden besproken. Cultuur heeft op twee wijzen invloed op de psychopathologie;
- Cultuur kan de kans op bepaald gedrag verkleinen of vergroten;
In een cultuur waarin kinderen leren op jonge leeftijd zelfredzaam te zijn, is de kans op een
depressie groter dan in culturen waarin kinderen dit niet zo vroeg leren. Ook kan een bepaalde
stoornis verschillend tot uiting komen in verschillende culturen. Let op: cultuur is dynamisch en
ontwikkelt zich dus steeds.
- Oordeel van volwassenen over gedrag van kinderen;
Cultuur is medebepalend voor wat je als normaal en wat je als afwijkend beoordeelt. Het oordeel
van een ouder, leerkracht of hulpverlener over bepaald gedrag van een kind zal in verschillende
culturen verschillend zijn.
We illustreren dit aan de hand van Weisz et al. die opvattingen van volwassenen uit de Thaise
cultuur vergeleek met die van volwassenen uit de VS. Het onderzoek beperkte zich tot het
onderscheid tussen internaliserende en externaliserende problematiek. Kinderen met
internaliserende problematiek hebben zichzelf te veel onder controle. Zij uiten hun emoties weinig,
hun problematiek slaat naar binnen. Kenmerken zijn onder andere: verlegenheid, angst en
depressiviteit. Kinderen met externe problematiek hebben zichzelf te weinig onder controle. Hun
problematiek richt zich naar buiten en uit zich in gedragsproblematiek. Kenmerken zijn onder
andere: slechte concentratie, liegen, aandacht opeisen en agressie.
De opvoeding in de VS en die in Thailand zouden uiteenlopen volgens de onderzoekers. In de VS
ligt de nadruk op individualiteit en eigenverantwoordelijkheid. Overleg tussen ouders en kinderen
staan in hoog aanzien. In Thailand heerst boeddhisme. In dit gedachtegoed staat vredelievendheid,
geweldloosheid, beleefdheid en zelfcontrole centraal. In het onderzoek ging men na om welke
redenen kinderen naar hulpverlening werden verwezen. Deze redenen bleken te verschillen. In de
VS sloegen deze redenen vooral op externaliserend gedrag en in Thailand sloegen de redenen
vooral op internaliserend gedrag. Kennelijk kan de drempel om je zorgen te maken over het
gedrag van kinderen verschillen tussen culturen.
,Samenvatting ontwikkelingspsychopathologie 3
1.3.5 Risico- en beschermingsfactoren
In elk hoofdstuk worden deze factoren besproken. Centraal staat daarbij dat deze factoren elkaar
beïnvloeden. Het gedrag van een persoon kan het best begrepen worden vanuit de wisselwerking
tussen deze factoren. Een risicofactor is een factor die een negatieve invloed heeft op de
ontwikkeling van een kind. Een beschermingsfactor is een factor die in een situatie van risico de
negatieve invloed van de risicofactor op de ontwikkeling geheel of gedeeltelijk tenietdoet. De
risico- en beschermingsfactoren zijn in elke fase van het leven van invloed en zijn niet statisch.
Ons gedrag wordt ook beïnvloed door erfelijke factoren en omgevingsfactoren.
1.4 Hoofdstuk 1 in 10 statements
1. Ontwikkelingspsychopathologie is geen nieuwe wetenschap, maar een benadering waarin
inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines en wetenschappelijke theorieën worden
geïntegreerd.
2. Psychopathologie is iets anders dan psychiatrie. Bij psychopathologie wordt kennis verzameld
over algemene kenmerken van psychische stoornissen; bij psychiatrie wordt met name gekeken
naar de hulpverlening aan mensen met psychische stoornissen.
3. De invloed van het ontwikkelingspsychopathologisch denkkader is de laatste jaren enorm
toegenomen.
4. Het actuele gedrag van een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van de eisen die
de huidige situatie aan hem stelt.
5. De oorzaak van psychopathologie bij een kind ligt niet per definitie in zijn verleden.
6. Een psychische stoornis kent nooit maar één oorzaak, en is altijd het resultaat van een
wisselwerking tussen biologische en omgevingsfactoren.
7. Als beoordeeld moet worden of gedrag van een kind adequaat is, moet daarbij de leeftijd van
het kind betrokken worden. Gedrag dat op jonge leeftijd adequaat is, kan op latere leeftijd op een
stoornis wijzen.
8. Elk kind is uniek, en dat geldt ook voor kinderen met psychische stoornissen. Dé ADHD’er
bestaat niet.
9. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale, gemiddelde
ontwikkeling is, en als je rekening houdt met achterliggende culturele opvattingen.
10. Gedrag vindt nooit in een vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en
maatschappelijke omgeving die dat gedrag beïnvloedt en andersom.
Hoofdstuk 7 Gehechtheid en hechtingsstoornissen
7.1 Inleiding
Baby’s en kinderen kunnen niet zelf voor hun veiligheid zorgen, en daarom hebben zij om te
overleven behalve slaap en eten ook bescherming nodig van volwassenen of oudere kinderen. Een
kind krijgt een veiligheidsgevoel als hij beseft dat een ander er voor hem is en dat hij die ander
kan vertrouwen. De woorden veiligheid en vertrouwen verwijzen naar gehechtheid. Het verwerven
van veilige gehechtheid is een ontwikkelingsopgave uit de eerste levensjaren, waarin een kind leert
om zijn eerste relaties te ontwikkelen en anderen te vertrouwen. Maar het gehechtheidsprincipe
beperkt zich niet tot de eerste jaren.
, Samenvatting ontwikkelingspsychopathologie 4
7.2 De normale ontwikkeling van gehechtheid
7.2.1 Kenmerken en functies van gehechtheid
Het ontstaan van de emotionele band tussen een kind en zijn ouders is een belangrijk
onderzoeksgebied binnen de psychologie en pedagogiek. Er is één alom geaccepteerde theorie,
namelijk de gehechtheidstheorie waartoe de kinderpsychiater Bowlby de aanzet gaf.
Gehechtheidsgedrag in de cirkel van veiligheid
Gehechtheid is een affectieve band die een persoon of dier tot stand brengt tussen zichzelf en een
specifieke ander, en die hen over tijd en ruimte met elkaar verbindt. Gehechtheidsgedrag is elke
vorm van gedrag die ertoe bijdraagt dat een persoon in de nabijheid komt of blijft van een bekend
ander individu waarvan wordt gedacht dat die kan omgaan met de eisen die de omstandigheden
stellen. Gehechtheidsgedrag is het duidelijkst als de betreffende persoon bang, moe of ziek is, en
de behoefte van onder andere veiligheid wordt bevredigd door het geven van troost, zorg en
geruststelling. Gehechtheidsgedrag kan dus geactiveerd worden door zowel interne als externe
prikkels.
Ouders en anderen hebben als taak het kind te begeleiden in de groei en ontwikkeling, en daartoe
bieden zij veiligheid. Veiligheid heeft het kind nodig om stressvolle situaties te kunnen reguleren en
kent twee onderscheiden componenten van gehechtheidsgedrag, secure base (functie van veilige
basis: uitvalsbasis) en safe haven (functie van veilige haven: toevluchtsoord). Een kind voelt zich
veilig als er een balans is tussen de veiligebasisfunctie en de veiligehavenfunctie.
Dit werkt als volgt. De functie van een secure base is dat deze ervoor zorgt dat een kind een
nieuwe onbekende en uitdagende situatie durft te gaan verkennen (exploreren). Op jonge leeftijd
is een tijdelijke scheiding van een van de ouders al zeer stressvol. Als het kind ouder wordt zal een
tijdelijke scheiding met een ouder minder stressvol worden ervaren omdat het dan heeft geleerd
dat die voorbijgaat. De functie van een safe haven maakt dat het kind bescherming ervaart in
situaties van gevaar. Bij mensen wordt in dergelijke situaties de vlucht-vechtrespons geactiveerd,
maar omdat kinderen hiertoe nog niet goed in staat zijn, zoeken zij hun toevlucht en veiligheid bij
een sterker, ouder en bekend persoon, meestal een van de ouders. Het vertrouwen te kunnen
terugvallen op een safe haven is nodig om de wereld te ontdekken (exploratie), en dat is nodig om
uiteindelijk onafhankelijkheid te verwerven.
Onderzoeksbevindingen
In de afgelopen jaren heeft onderzoek nieuwe inzichten opgeleverd met betrekking tot gehechtheid
en gehechtheidsgedrag. Enkele belangrijke bevindingen geven we weer:
- Gehechtheidsgedrag is universeel, maar de vorm is specifiek
Bowlby constateerde op grond van overeenkomsten tussen gehechtheidsgedrag tussen mensen en
dieren dat gehechtheidsgedrag evolutionair verklaard wordt door het feit dat het de
overlevingskans bevordert, en dat dus de algemene mogelijkheid om te hechten bij zowel kind als
ouder en andere volwassene biologisch verankerd is. Van IJzendoorn heeft dit genuanceerd en stelt
dat specifieke gehechtheidsvormen, bijvoorbeeld veilige of onveilige gehechtheid of
hechtingsstoornissen, volledig worden bepaald door de kenmerken van de interactie tussen het
kind en de opvoedsituatie zoals die door vooral de ouders wordt vormgegeven. Met andere
woorden: gehechtheid is een universeel verschijnsel (komt over ter wereld voor), maar de vorm
waarin deze tot uiting komt is afhankelijk van zowel cultuur als specifieke eigenschappen van de
twee spelers en de omstandigheden.
- De gehechtheidsrelatie heeft drie niveaus (verdere uitwerking in 7.5)
Kenmerken van de opvoeder
Kenmerken van het kind
Kenmerken van de opvoedingssituatie
- Het interne werkmodel als ‘vervoermiddel’ voor het doorgeven van mentale representaties
Een belangrijk verschil tussen gehechtheidsgedrag bij mensen en dieren is dat mensen met hun
grotere cognitieve mogelijkheden kunnen nadenken over verleden en toekomst, wat hen volgens
Bowlby in staat stelt zich een intern werkmodel over gehechtheid te vormen. In dit model slaan
mensen opgedane ervaringen met gehechtheid en relatie op. Dit noemt men mentale
representaties: innerlijke weergaven van gebeurtenissen en de waarderingen ervan.
Als gehechtheidsgedrag bij oudere kinderen en volwassenen gebaseerd is op hun ervaring en zij
met behulp van die ervaring een nieuwe situatie beoordelen, dan zal een kind dat onveilig gehecht
is een intern werkmodel hebben waarin gehechtheidservaringen negatief gewaardeerd worden.
Bowlby verklaarde slecht gehechtheidsgedrag van ouders vanuit het feit dat ze zelf als kind
onveilig gehecht waren en het interne werkmodel is het ‘vervoermiddel’ waarmee deze ervaringen
van generatie op generatie worden doorgegeven.
- De gehechtheidsvorm heeft als proces geen vaste uitkomst