Inleiding in de filosofie
What is this thing called knowledge? – Duncan Pritchard
Part 1 What is knowledge?
Chapter 1 Some preliminaries
Types of knowledge
Epistemologie: theorie van kennis.
o Propositionele kennis: er is sprake van gedachte die zegt dat iets zo is (bv. ‘de aarde is
plat’ of ‘twee plus twee is vier’) voornamelijk de focus van het boek.
o Procedurele kennis (‘ability knowledge’): weten hoe je iets moet doen zonder dat je dit in
taal kunt uitleggen (bv. zwemmen).
Two basic requirements of knowledge: truth and belief
Epistemologen zijn het eens over twee dingen: om te spreken van kennis moet je een belief
hebben, en moet deze belief ook waar zijn.
o Waarheid: je kan niet iets weten wat niet waar is (bv. weten dat de maan uit kaas bestaat,
terwijl dat niet waar is).
o Belief: kennis heeft een overtuiging nodig (je kan niet weten dat iets zo is en er niet in
geloven).
Knowing versus merely ‘getting it right’
Alleen maar een overtuiging hebben en ‘het goed hebben’ (dus het is waar) is niet genoeg om van
kennis te spreken.
Epistemologen moeten daarom zoeken naar een criterium dat toegevoegd moet worden, zodat er
niet van kennis gesproken wordt wanneer je overtuiging door geluk blijkt te kloppen.
Epistemologie is niet alleen de zoektocht naar het definiëren van kennis, maar ook de manieren
waarop kennis wordt verworven en behouden, welke soorten kennis er zijn, hoe de theorie van
kennis van toepassing is op specifieke praktische domeinen en sceptische uitdagingen.
A brief remark on truth
‘Waarheid’ wordt in het boek beschouwd als iets wat zo is, ongeacht of je er in gelooft of niet
(zoals dat de aarde rond is). Het is dus objectief.
Chapter 2 The value of knowledge
Why care about knowledge?
Epistemologen stellen nooit de vraag wat de waarde van kennis is.
De waarde van kennis is helemaal niet overduidelijk.
The instrumental value of true belief
De waarheid is waardevol. Kennis vereist waarheid, waardoor we al halverwege zijn met de vraag
of kennis waardevol is.
De waarheid is waardevol, want ware overtuigingen zijn (wanneer alle andere dingen gelijk zijn)
meer waard dan valse overtuigingen omdat ze ervoor zorgen dat we doelen kunnen bereiken.
Instrumentele waarde: iets is waardevol omdat het waardevolle doelen dient (bv. een werkende
thermometer is van waarde omdat het de temperatuur toont (doel), een kapotte thermometer is
niet waardevol want het dient niet het doel van temperatuur)
Niet-instrumentele waarde: iets is waardevol om zichzelf (bv. vriendschap dient niet per se een
doel maar is waardevol vanwege wat/hoe het is)
‘Wanneer alle andere dingen gelijk zijn’: soms kan een ware overtuiging niet goed zijn (bv.
wanneer je leven er van afhangt en je over een ravijn moet springen, is de onware overtuiging dat
je de overkant haalt beter dan de ware overtuiging dat je de overkant waarschijnlijk niet haalt).
Een ware overtuiging is meestal instrumenteel waardevol, maar niet altijd.
Niet alle ware overtuigingen hebben instrumentele waarde (bv. het telefoonboek uit je hoofd
kennen terwijl je niet kan bellen). Het is daarom misschien beter om minder ware overtuigingen
Pagina 1 van 25
, te hebben en meer valse overtuigingen, wanneer dat betekent dat de ware overtuigingen meer
waarde hebben.
Hoewel kennis waarheid nodig heeft, is waarheid niet altijd gelijk aan kennis (het kan ook geluk
zijn). Waarheid heeft ook niet altijd instrumentele waarde. Misschien moet er gesteld worden dat
alleen waarheid met instrumentele waarde een uiting van kennis is.
The value of knowledge
Hoewel niet alle kennis instrumenteel waardevol is, is de meeste kennis dat wel. Kennis heeft ook
meer instrumentele waarde dan slechts ware overtuigingen.
Ware overtuigingen zijn instabiel. Ze kunnen namelijk waar zijn door geluk, zonder dat je kennis
hebt. Kennis is daarom waardevoller dan ware overtuigingen, omdat kennis de kans vergroot om
je doelen te bereiken.
The statues of Daedalus
Plato: leerling van Socrates, leraar van Aristoteles.
Beelden van Daedalus: waren zo realistisch dat je ze moest vastmaken aan de grond, want anders
renden ze weg.
Plato vergeleek ware overtuigingen met beelden die niet vastgemaakt waren: je kan het makkelijk
verliezen. Kennis is als een vastgemaakt beeld: dit raak je niet makkelijk kwijt.
Kennis is stabieler dan ware overtuigingen. Kennis zal waarschijnlijk overeind blijven wanneer de
omstandigheden veranderen, ware overtuigingen niet per se.
Kennis is niet volledig stabiel: je kan valse maar geloofwaardige informatie krijgen die je eerdere
informatie in twijfel trekt.
Conclusies:
o De meeste kennis heeft instrumentele waarde, net als de meeste ware overtuigingen.
o Kennis heeft een grotere instrumentele waarde dan slechts ware overtuigingen.
Is some knowledge non-instrumentally valuable?
Niet alle kennis heeft instrumentele waarde, zoals wijsheid. Wanneer je enorm veel pech en
ongeluk hebt in je leven helpt de wijsheid je niet om je doelen te bereiken (want dat lukt niet door
alle pech), maar toch heb je in die situatie liever wel dan geen wijsheid. De wijsheid heeft dan
geen instrumentele waarde, maar is waardevol voor wat het is.
Chapter 3 Defining knowledge
The problem of the criterion
Als je een definitie wil geven voor kennis, waar moet je dan beginnen?
Je kan situaties bedenken waarin er sprake is van kennis en vaststellen wat al die situaties met
elkaar gemeen hebben.
Maar je moet weten wat kennis is, om vast te kunnen stellen wanneer er sprake is van kennis.
Deze moeilijkheid rondom het definiëren van kennis heet het probleem van het criterium.
o Je kan alleen gevallen van kennis identificeren wanneer je weet wat de criteria voor
kennis zijn.
o Je kan alleen weten wat de criteria voor kennis zijn wanneer je in staat bent gevallen van
kennis de identificeren.
Methodism and particularism
Roderick Chisholm: meest invloedrijke epistemoloog uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
Methodisme: filosofen gaan er vanuit dat ze de criteria voor kennis weten (of kunnen vaststellen
door filosofische reflectie) en kunnen op basis daarvan vaststellen of we kennis hebben.
o Voordeel: ontkent het scepticisme niet meteen omdat het zich afvraagt of er iets is dat
aan de criteria voldoet.
o Nadeel: mysterieus hoe we aan de criteria komen zonder gevallen van kennis te
gebruiken.
Particularisme: je moet er vanuit gaan dat je gevallen van kennis kan identificeren, en op basis
daarvan de criteria voor kennis vaststellen.
Pagina 2 van 25
, o Voordeel: je kan makkelijker kennis vaststellen zonder criteria dan criteria vaststellen
zonder kennis.
Als kennis alleen een ware overtuiging nodig zou hebben, zou je de criteria makkelijk vast kunnen
stellen zonder gevallen van kennis. Er is alleen veel meer nodig dan ware overtuiging.
Knowledge as justified true belief
Een ware overtuiging is niet genoeg om te spreken van kennis, omdat je op allerlei willekeurige
manieren aan een ware overtuiging kan komen.
Om wel van kennis te spreken heb je een goede reden voor je overtuiging nodig (Plato).
o Deze eis staat bekend als classical account of knowledge, ook wel ‘tripartite’ account of
knowledge.
Kennis bestaat dus uit een ware overtuiging met een goede reden, oftewel justified true belief.
Gettier cases
Gettier case: je hebt een justified true belief maar het is geen kennis, omdat je de true belief door
toeval hebt gekregen.
Kennis is dus niet alleen maar een justified true belief.
Responding to the Gettier cases
Om om te kunnen gaan met Gettier cases moet je een justified true belief hebben waarbij de reden
niet gebaseerd mag zijn op een veronderstelling (bv. dat de klok het doet).
o Het is moeilijk het idee van vooronderstelling zo te formuleren dat het streng genoeg is
om met Gettier cases om te gaan, maar niet zo streng dat we bijna alle kennis die we
denken te hebben, niet meer hebben.
o Probleem: er is niet altijd sprake van een vooronderstelling.
Het dilemma is dus dat er het begrip vooronderstelling zo moet worden begrepen dat het breed
genoeg is om toegepast te kunnen worden op Gettier cases, maar niet zo breed dat het ook geldt
voor situaties waarin we intuïtief vinden dat we kennis hebben.
Drie criteria van kennis:
o Je hebt één ding van de wereld nodig: dat de overtuiging waar is. De andere criteria, de
overtuiging en de reden ervoor, hebben niks van de wereld nodig.
o Moraal van Gettier cases: je moet meer van de wereld vragen dan slechts dat een justified
belief ook waar is om kennis te hebben.
Back to the problem of the criterion
De criteria voor kennis zijn niet duidelijk.
De vraag rijst of we de criteria kunnen opstellen zonder gevallen van kennis.
Vervolgens rijst de vraag hoe we gevallen van kennis kunnen identificeren zonder de criteria te
kennen.
Chapter 4 The structure of knowledge
Knowledge and justification
Het is moeilijk te bepalen wat justification precies inhoudt en wat een goede rechtvaardiging voor
een overtuiging is.
The enigmatic nature of justification
Een overtuiging zonder rechtvaardiging houdt geen stand.
Een overtuiging kan gerechtvaardigd zijn zonder waar te zijn.
De rechtvaardiging voor een overtuiging kan een andere overtuiging zijn (bv. de overtuiging dat
de aarde om de zon draait wordt gerechtvaardigd met een andere overtuiging dat je deze
bewering kan vinden in een boek).
o Probleem: deze rechtvaardigende overtuigingen moeten ook gerechtvaardigd worden.
o Als je de rechtvaardigende overtuiging niet kan rechtvaardigen, zijn zowel deze
overtuiging als de eerste overtuiging niet gerechtvaardigd.
o Iedere rechtvaardiging moet weer gerechtvaardigd worden en dit gaat eindeloos door.
Pagina 3 van 25