Leerdoelen milieu
Week 1
De student kan aangeven wat belangrijke begrippen, regels en beginselen van het
omgevingsrecht inhouden en de betekenis hiervan uitleggen.
Begrippen:
o Omgevingsrecht: Het recht dat betrekking heeft op de ordening en bescherming
van de fysieke leefomgeving.
o Fysieke leefomgeving: de leefomgeving van de mens.
o Ordening: door afstand te creëren tussen bestemmingen zoals wonen en agrarisch,
zorg je ervoor dat deze niet botsen.
o Bescherming: het milieu wordt beschermd door milieukwaliteitseisen. Zoals grens
aan fijnstof in de lucht.
o Lex silencio positivo: alleen bij reguliere procedure, als het bestuursorgaan buiten
de 8 weken reageert dan komt er van rechtswege een vergunning. De vergunning
moet dan alleen nog bekend gemaakt worden.
o Gelede normstelling: kijken in verschillende wetten om tot een antwoord te komen.
Beginselen:
o Vervuiler betaalt.
o Beginsel van preventie (maatregel is er om vervuiling te voorkomen).
o Voorzorgsbeginsel (beslissing over het moment waarop een maatregel genomen
moet worden, nog voordat je zeker weet dat er schade veroorzaakt wordt), art. 195
VwEU.
o Bestrijding aan de bron (vb: fabriek dumpt in riool, mensen kunnen een filter voor
hun huis plaatsen. Dit is geen bestrijding aan de bron, want dat zou je de fabriek
aanpakken).
o Stand still-beginsel (huidige milieu norm, neem je als regel. Er mag niet worden
gedaan aan norm aanvulling. Vb: de voorgeschreven norm is 10, jouw bedrijf stoot 5
uit, mag je dan nog 5 extra uitstoten volgens stand still-beginsel? Nee, voor dit
bedrijf wordt 5 dan de norm).
o ALARA-beginsel (zo laag als haalbaar is op een redelijke manier. Vb: je hebt een
boerderij, dit is onvermijdelijke milieuvervuiling. Dit beginsel zegt we kunnen de
schade niet wegnemen, maar we kunnen er wel voor zorgen dat het zo laag
mogelijk blijft).
Wetten:
Algemeen bestuursrecht: Awb
Bijzonder bestuursrecht: Wabo (wet in formele zin),
Bor (algemene maatregel van bestuur)
Mor (ministeriële regeling)
Wro (wet in formele zin),
Bro
Wm
Wnb = wet natuurbescherming
Waterwet
Waterschapswet
Woningwet
Onlosmakelijkheid:
Hoofdregel: in principe bepaald de aanvrager wat hij aanvraagt. Als je zeven losse
vergunningen wilt aanvragen i.p.v. een geïntegreerde, dan kan dat. Dit zijn dan
deelvergunningen. Er zijn een aantal activiteiten die je samen moét aanvragen. Dit heet de
kapstok van de Wabo. Dit zorgt ervoor dat het integraal is. Artikel 2.7 Wabo regelt dit. Dit
heet onlosmakelijkheid.
, Speelt als je voor één feitelijke handeling voor meerdere activiteiten een vergunning nodig
hebt. Dus twee activiteiten die je niet los kunt zien van elkaar (deelvergunningen dus niet
mogelijk).
Voorbeeld: een kasteel is een monument. Je wilt een serre bijbouwen. Er is een
bouwvergunning nodig, en het wijzigen van een monumentenvergunning. Je hebt
dus 2 vergunningen nodig voor een feitelijke handeling. Dit is dus onlosmakelijk met
elkaar verbonden.
Voorbeeld: bij het kasteel staan bomen. Je kapt deze bomen en je wilt hier een oprit
aanleggen. Je hebt voor 2 activiteiten een vergunning nodig. Het bomen kappen en
een oprit aanleggen. Er zijn 2 feitelijke handelingen, deze activiteiten zijn dus niet
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Voorbeeld: je bouwt een stal met 500 koeien. Je hebt hiervoor een bouwvergunning
nodig, en een vergunning om dieren te houden. Er zijn 2 feitelijke handelingen, je
bouwt een stal en er komt een vrachtwagen met koeien. Dit is dus niet onlosmakelijk
met elkaar verbonden. Dit is een uitzondering! In theorie zijn ze niet onlosmakelijk,
maar de rechter heeft gezegd dat het wel onlosmakelijk met elkaar verbonden is. In
dit geval zijn die activiteiten zo nauw met elkaar verweven zodat ze toch samen
aangevraagd moeten worden. Dit is ter bescherming van de boer. Je bouwt een stal
en dan mag je opeens de dieren er niet in houden. Dit zou vervelend zijn.
Voorbeeld: je wilt een huis bouwen waar dat niet mag volgens het bestemmingsplan.
Door te bouwen heb je voor 2 activiteiten een vergunning nodig. Namelijk bouwen en
het bestemmingsplan wijzigen. Dit is niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het
heeft geen zin om te gaan bouwen als je niet mag afwijken van het
bestemmingsplan.
Artikel 2.7 lid 1 eerste volzin Wabo.
Belangrijk:
o Art. 2.1 lid 1 sub a en art. 2.1 lid 1 sub e zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
o Art. 2.1 lid 1 sub a en art. 2.1 lid 1 sub f zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De student kan in een bestuursrechtelijke casus beoordelen voor welke activiteiten een
omgevingsvergunning op grond van de Wabo aangevraagd dient te worden.
De activiteiten die in art. 1.2 Wabo staan, zijn altijd vergunningplichtig, ook al bepaald een
gemeentelijke- of provinciale verordening iets anders. De activiteiten uit art. 2.2 Wabo
hebben een vergunning nodig als dit geregeld is in een gemeentelijke- of provinciale
verordening (het moet dan gaan om een activiteit die van invloed is op de fysieke
leefomgeving).
Er zijn ook categorieën in de Wabo waarvoor geen omgevingsvergunning geldt. § 2.2 Bor
vormt de basis voor het vergunningvrij bouwen, art. 2.3 Bor en het vergunning vrij
veranderen van een inrichting, art. 2.4 Bor.
De student kan in eigen woorden het begrip ‘gefaseerde vergunningverlening’ uitleggen
aan de hand van een voorbeeld.
De gefaseerde vergunning, art. 2.5 Wabo, is een manier om onder onlosmakelijkheid uit te
komen. De vergunning wordt dan in twee fasen verleend (er zijn dan ook twee appellabele
besluiten). Dit is handig als je bijvoorbeeld eerst een kapvergunning wilt hebben, voordat je
een bouwvergunning aanvraagt. Deze vergunningverlening kan alleen op verzoek van de
vergunningaanvrager. Het bevoegd gezag moet hieraan mee werken. Het bevoegde gezag
, is het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn als de faseregeling niet zou zijn toegepast (lid
2).
De student kan aangeven wat belangrijke procedures in het omgevingsrecht inhouden.
Hoofdregel is art. 3.7 Wabo, voor een omgevingsvergunning geldt de reguliere procedure.
Art. 3.10 Wabo zegt wanneer het uitgebreid is. De belangrijkste zijn omgevingsvergunning
milieu en het wijzigen van een bestemmingsplan.
Reguliere procedure (acht weken)
o Ontvangst aanvraag bij B&W, art. 3.1 Wabo (als B&W niet bevoegd is, zenden zij het
door, art. 2:3 Awb)
o Kennisgeving van aanvraag, art. 3.8 Wabo
o Horen belanghebbende & adviezen
o Bekendmaking & inwerkingtreding, binnen acht weken art. 3.9 lid 1 Wabo, kan met
maximaal zes weken worden verlengt op grond van lid 2. Besluit treedt in op de dag
na de bekendmaking, art. 6.1 lid 1 Wabo. De bekendmaking vindt plaats door het
toezenden van het besluit aan de aanvrager (en alle betrokkenen), art. 3:41 Awb.
Een omgevingsvergunning treedt pas in werking als de bezwaartermijn is verstreken,
art. 6.1 lid 2 onder a Wabo.
Regulier is voor de simpele zaken, artikel 3.7 Wabo
Lex silencio positivo: als het bestuursorgaan buiten de 8 weken reageert dan komt er
van rechtswege een vergunning, art. 3.9 lid 3 Wabo. De vergunning moet dan alleen
nog bekend gemaakt worden binnen twee weken, art. 4:20c Awb.
Uitgebreide procedure (zes maanden)
o Ontvangst aanvraag bij B&W, art. 3.1 Wabo (als B&W niet bevoegd is, zenden zij het
door, art. 2:3 Awb)
o Terinzagelegging ontwerpbesluit en kennisgeving, art. 3:11 Awb. Terinzagelegging
duurt zes weken, art. 3:11 lid 4 jo. 3:16 lid 1 Awb in de plaats waarin het project zal
plaatsvinden, art. 3.12 lid 3 Wabo. Kennisgeven moet via bladen of andere wijze, art.
3:132 Awb. Het ontwerpbesluit moet aan aanvrager worden gezonden art. 3:13 Awb,
aan orgaan dat bevoegd is vvgb af te geven art. 3.12 lid 4 Wabo en aan de
adviseurs.
o Zienswijzen, zes weken, art. 3.12 lid 5 Wabo. Als advies niet binnen zes weken
wordt gegeven, dan kan er alsnog een besluit worden genomen, art. 3:6 lid 2 Awb.
o Besluit; beslistermijn 26 weken, kan verlengd worden met zes weken, art. 3:18 Awb,
kan ook op verzoek van orgaan dat vvgb moet afgeven, art. 3.11 lid 4 Wabo.
o Bekendmaking en inwerkingtreding, sturen van besluit aan aanvrager en mededeling
in bladen of andere wijze (soms ook Staatscourant). Treden in werking op de dag na
de bekendmaking, art. 6.1 lid 1 Wabo. Omgevingsvergunning treedt pas in werking
als beroepstermijn van zes weken voorbij is, art. 6.1 lid 2 onder b Wabo.
Uitgebreid is voor de grotere zaken, artikel 3.10 Wabo
Lex silencio positivo niet van toepassing.