Handboek Ouderenpsychologie
Hoofdstuk 1 – Ouder worden en ouderenpsychologie
Kernboodschappen
Wat we verstaan onder ouder worden, ouderen en ouderdom is het resultaat van een
maatschappelijk krachtenspel waarin politiek, belangenorganisaties, media, bedrijven en
instellingen, maar ook ouderen zelf een rol spelen.
Ouder worden kenmerkt zich door diversiteit: dé oudere bestaat niet.
Gezondheid is niet enkel de afwezigheid van ziekten, maar wordt ook gezien als de aanwezigheid
van welbevinden, veerkracht en zingeving.
De maatschappelijke relevantie van de ouderenpsychologie in de maatschappij neemt toe.
Ouderenpsychologie biedt wetenschappelijk gefundeerde psychologische kennis en methoden om
ouderen en hun naasten te begrijpen, problemen te voorkomen en te behandelen en veerkracht te
versterken, opdat mensen ook op hoge leeftijd optimaal tot hun recht komen.
Hulpverlening aan ouderen vraagt om specifieke kennis en vaardigheden, evenals om kritische
reflectie op eigen attitude tegenover ouderdom.
Wat is oud?
Er is geen duidelijke grens wat oud is, iedereen wordt ouder. Waar we die grens stellen wordt
maatschappelijk bepaald.
Veranderende levensloopindelingen
Kalenderleeftijd speelt een belangrijke rol on de constructie van ouderdom. Over tijd hebben
veranderingen plaatsgevonden in hoe we de levensloop indelen. De meest bekende indelingen zijn:
Driedeling
o Kinderen en jeugdigen (0 tot begin 20 jaar)
o Volwassenen (begin 20 tot 65 jaar)
o Ouderen (65+ jaar)
Indeling in vijf fasen
o Vroege jeugd (0-15)
o Jongvolwassenheid (15-30)
o Consolidatie en spitsuur (30-60)
o Actieve ouderdom (60-80)
o Intensieve verzorging (80+)
Deze indelingen blijven altijd te bevragen, maar misschien is het ook wel belangrijker om te kijken
naar de betekenis die we aan de levensfasen en levensloop geven. Wat wordt er verstaan onder
ouder worden, ouderdom en ouderen?
Beeldvorming
Ouderen worden vaak op negatieve manier in beeld gebracht, hoge kostenposten door
gezondheidsproblemen en pensioenen, terwijl ze niet meer mee doen in de maatschappij. Ouderen
moeten tegenwoordig dan ook langer doorwerken dan vroeger. De beeldvorming op de zorg voor
ouderen is veranderd van bejaardenhuizen, naar zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Inzicht in
vooroordelen en stereotypen is noodzakelijker geworden in zorgopleidingen, er is ook ruimte
gekomen voor behandeling van ouderen in de geestelijke gezondheidszorg.
, Feit en fictie
Het is van belang hier duidelijk onderscheid in te blijven maken. We denken dat ouderen steeds
gezonder worden, maar ouderen krijgen juist meer gezondheidsklachten dan vroeger. Pensionering
wordt vaak geschetst als terugtrekken uit de maatschappij en genieten van de vrije tijd. Maar steeds
meer ouderen kiezen er voor langer door te werken, vaak in de vorm van vrijwilligerswerk.
Diversiteit in ouder worden
Misschien wel het belangrijkste feit over ouder worden is dat het niet gevangen kan worden in
algemene beelden en gemiddelde cijfers. Er is veel diversiteit en wetenschappers pleiten ervoor hier
meer aandacht aan te besteden. Er is diversiteit in maatschappelijke positie, individuele verschillen
tussen ouderen en verschillen binnen een individu (lichamelijke achteruitgang, maar sociale
continuïteit of groei).
Het is een complex samenspel van biologische, sociale en psychologische factoren dat eraan
bijdraagt dat sommige ouderen vitaler zijn en andere kwetsbaarder.
Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
De visie op gezondheid en zorg is in de loop der jaren veel veranderd. We houden tegenwoordig het
healty-aging model aan dat er vanuit gaat dat gezond ouder worden van belang is voor iedereen om
het functioneren zo veel mogelijk te behouden. En dat geldt niet alleen voor mensen zonder ziekten
en aandoeningen, maar ook mensen met mentale of fysieke beperkingen vallen daaronder, omdat
we tegenwoordig de mogelijk hebben deze mensen ook een ‘gezond’ leven te bieden. Vandaar dat er
ook meer aandacht komt voor de veerkracht van mensen, zodat zij in staat blijven hun eigen
functioneren te behouden.
Onze samenleving is ook veranderd van een verzorgingsstaat – waarin de staat verantwoordelijk was
voor het verlenen van zorg en het bevorderen van welzijn, naar een participatiesamenleving – waarin
burgers zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gezondheid en welzijn. Dit heeft ertoe
geleid dat er meer pluriformiteit en differentiatie is van het zorgaanbod en de zorguitvoering.
Door de grote nadruk op autonomie, participatie en zelfbeschikking kunnen problemen ontstaan
voor ouderen die minder goed in staat zijn om hun belangen in te schatten. Hulpverleners moeten
dus een balans vinden tussen de kracht en de kwetsbaarheid van ouderen, dit verschilt van persoon
tot persoon. Ouderenpsychologie moet zich binnen de kaders van de veranderende gezondheidszorg
zien te bewegen. Dit boek biedt aanknopingspunten om dit op een verantwoorde manier te doen.
Ouderenpsychologie: psychologische hulpverlening aan ouderen
Wat maakt psychologische hulpverlening aan ouderen anders dan aan (jong)volwassenen? De
gebruikelijke basisprincipes en technieken van psychologische diagnostiek en behandeling zijn
grotendeels toepasbaar bij ouderen, zelfs op hoge leeftijd. Tegelijkertijd kunnen leeftijdgerelateerde
factoren grote invloed hebben op de cliënt, de therapeut en de voortgang van het therapeutisch
proces. De factoren zijn verbonden met het ouder worden van de cliënt zelf, met veranderingen in
hun omgeving en met hun levensgeschiedenis.
In hoeverre en op welke wijze is aanpassing nodig van de communicatie, het diagnostische- en
behandelproces, en de methoden die daarbij worden gekozen? Dit is de vraag waar
ouderenpsychologen steeds weer op terug komen en die niet makkelijk te beantwoorden is.
,Het Contextual Lifespan Theroy for Adapting
Psychotherapy Model (CALTAP-model) van Knight en
Pachana helpt om de benodigde aanpassingen te bepalen
vanuit de verschillende relevante perspectieven.
Hiernaast zie je om welke perspectieven het gaat –
cohort, cultuur en context. Binnen de context maken ze
onderscheid tussen positieve en negatieve aspecten van
veroudering, specifieke omstandigheden, presentatie
problemen en therapeutische relatie.
Voor psychologische hulpverlening aan ouderen is
specifieke kennis en sensitiviteit nodig voor de beleving
van ouder worden, met de vele veranderingen die ouder
worden met zich meebrengt, en voor de context waarin
ouderen leven. Daarnaast vraagt adequate hulpverlening om zelfreflectie en om bewustwording van
eigen beelden, vooroordelen, oordelen en gevoelens van de therapeut over ouder worden.
Hoofdstuk 2 – Levenslooptheorieën
Kernboodschappen
Geestelijke gezondheid van ouderen moet in het kader van de complexiteit van
levensloopontwikkeling begrepen worden.
Geestelijke gezondheid omvat meer dan de afwezigheid van psychische problemen: het gaat ook
om emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden.
Beeldvorming over ouder worden bepaald mede de manier waarop de maatschappij, professionals
en ouderen zelf met hun geestelijke gezondheid omgaan.
De manier waarop het persoonlijke levensverhaal zich gedurende de levensloop ontwikkeld, draagt
bij aan de geestelijke gezondheid van ouderen.
Inleiding
Voor de ouderenpsycholoog is een bredere, persoonsgerichte visie op psychische klachten en
stoornissen van belang. Naast de klachten heb je vaak ook te maken met het sociale netwerk, de
bredere zorg die ouderen ontvangen en de manier waarop ze leven.
In dit hoofdstuk worden vier perspectieven uit de levenslooppsychologie besproken die aansluiten
op die bredere, persoonsgerichtere visie. Namelijk: het perspectief van de levensloop, van het
welbevinden, van de betekenis van het ouder worden, en van levensverhalen.
Perspectief 1 – Levenslooppsychologie
Binnen dit perspectief worden ouderen niet gezien als een aparte groep of een aparte levensfase.
Het proces van ouder worden wordt benaderd als een aspect van de ontwikkeling die gedurende de
hele levensloop plaatsvindt.
Ontwikkeling speelt zich af op meerdere dimensies die elkaar beïnvloeden – fysiek, sociaal en
psychologisch functioneren. Normale ontwikkeling van deze vormen van functioneren kan groei
betekenen, maar ook behoud of achteruitgang. Individuele verschillen hierin nemen alleen maar toe
naarmate mensen ouder worden, maar globaal gezien kunnen we zeggen dat we bij ouderen vaker
spreken van behoud of achteruitgang dan van groei. De uitkomst van processen van
levensloopontwikkeling kan geschetst worden als pathologisch, normaal, succesvol of optimaal.
De vraag blijft nog steeds bestaan, wat dan precies succesvol ouder worden is. Zo zegt de
disengagementtheorie dat goed ouder worden het langzaam terugtrekken uit de samenleving is, als
, natuurlijke reactie op verminderende vitaliteit en het naderende levenseinde. Aan de andere kant
zegt de activitytheorie dat goed ouder worden een proces is waarbij mensen willen blijven
deelnemen aan het leven en de samenleving. De laatste jaren wordt dan ook meer waarde gehecht
aan de multidimensionaliteit van levensloopontwikkeling en worden er meer criteria geformuleerd
voor goed ouder worden.
Omgaan met ouder worden vraagt om ontwikkelingsregulatie, dat bestaat uit plasticiteit en
aanpassingsvermogen. In het soc-model worden verschillende vormen van ontwikkelingsregulatie
beschreven. In het model wordt onderscheid gemaakt tussen:
Selectie – proces dat gedurende het hele leven plaatsvindt, selecteren wat belangrijk is in het
leven, de dingen die je selecteert veranderen als je ouder wordt
Optimalisatie – gedrag met als doel om hogere niveaus van functioneren te bewerkstelligen
Compensatie – proces waarbij mensen verlies of achteruitgang in een bepaald domein
opvangen om een bestaand niveau van functioneren zo veel mogelijk te handhaven
De socio-emotionele-selectiviteitstheorie (SEST) is een uitbreiding op het soc-model en stelt dat
levensloopontwikkeling twee motieven kent: motief om dingen te leren en motief tot
emotieregulatie. Wanneer de levenstijd van mensen beperkt raakt, richten ze zich meer op het
tweede motief emotieregulatie. Men gaat voorkeur geven aan zaken uit het leven die hen een
vertrouwd en positief gevoel geven. Dit draagt bij aan een positiviteitseffect, waardoor mensen hun
functioneren en welbevinden in stand kunnen houden.
Het levensloopperspectief is niet direct toepasbaar in de ouderenpsychologie, maar het biedt wel
visie op de betekenis van geestelijke gezondheid binnen de complexiteit van het proces van ouder
worden.
Perspectief 2 – Welbevinden
Een goede geestelijke gezondheid kan worden beschreven als een hoog niveau van welbevinden in
samenhang met een goed individueel en maatschappelijk functioneren. Als standaarden gelden
daarbij respectievelijk geluk, zelfrealisatie en maatschappelijke integratie. We omschrijven dit
tegenwoordig als emotioneel (geluk/welbevinden), psychologisch (zelfrealisatie/individueel
functioneren) en sociaal (maatschappelijke integratie/-functioneren) welbevinden.
Op de volgende pagina staan deze vormen van welbevinden onderverdeeld met bijbehorende
criteria of aan dit onderdeel van welbevinden wordt voldaan.
Emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden
Domein Onderdeel Criteria
Emotioneel Levenstevredenheid Een gevoel van tevredenheid, vrede en voldoening, waarbij je
welbevinden wensen en behoeften weinig verschillen van wat je bereikt en
presteert.
Interesse Een gevoel van interesse en betrokkenheid bij het leven.
Positieve gevoelens Een gevoel van geluk en plezier in het leven.
Psychologisch Zelfacceptatie Een positieve houding ten opzichte van jezelf, waarbij je de
welbevinden verschillende aspecten van jezelf erkent en accepteert.
Persoonlijke groei Het gevoel hebben van continue ontwikkeling en mogelijk-
heden, waarbij je openstaat voor nieuwe ervaringen.
Doel in het leven Doelen en overtuigen hebben die het leven zinvol maken.
Omgevingsbeheersing Je in staat voelen met een complexe omgeving om te gaan en
om je omgeving vorm te geven op de manier die past.