Samenvatting gedrag in organisaties
Hoofdstuk 1 individu en organisatie
Motivatie: drie stromingen
1. Interne krachten (behoeften, een duwende kracht)
2. Externe krachten (situatie, een trekkende kracht)
3. Betekenis geven aan situatie en behoeften
Behoeften: theorie van Maslow
Fysiologische behoeften:
behoeften die te maken hebben
met leven, en in leven blijven,
zoals voedsel, water en slaap.
Veiligheidsbehoeften: behoefte
aan veiligheid, zekerheid en
bescherming
Sociale behoeften: behoefte aan
sociaal contact, vriendschap,
liefde en ergens bij horen
Erkenningsbehoeften: behoefte
aan waardering en respect door
anderen, achting en status
Zelfactualiseringsbehoeften: behoefte aan kennis, waarheid en wijsheid om
tot zelfontplooiing of persoonlijke groei te komen
Deprivatie van behoeften leidt tot activatie.
wanneer er sprake is van tekort (deprivatie), een onbevredigde behoefte, zal
iemand in beweging komen (activatie). Is de behoefte eenmaal bevredigd dan
wordt de activatie minder.
Behoeften zijn hiërarchisch geordend. Eerst komen de meest fundamentele
behoeften aan de orde. Wanneer deze behoeften zijn bevredigd worden de
veiligheidsbehoeften dominant etc.
Behoeften: Theorie van Alderfer (ERG)
Existentiële behoeften: dit is de behoefte aan materiele zekerheid. De
behoefte aan goede werkomstandigheden en een vast salaris. Zijn
vergelijkbaar met maslows fysiologische behoeften/veiligheidsbehoeften.
Rationele behoeften: dit is de behoefte aan goede relaties met andere
mensen, liefde en vriendschap. Zijn vergelijkbaar met Maslows
erkenningsbehoeften en sociale behoeften.
Groeibehoeften: dit is de behoefte aan persoonlijke groei, aan
mogelijkheden om zichzelf te ontplooien. Vergelijkbaar met Maslows
zelfactualiseringsbehoeften
Laat hierarchie los: behoeften kunnen tegelijkertijd aanwezig zijn
, Theorie van McClelland
Prestatiebehoeften: als deze behoefte dominant is, zullen mensen vooral
gericht zijn op het leveren van goede prestaties. Ze zoeken situaties op die
uitdagend zijn en waarin ze hun capaciteiten kunnen laten zien.
Machtsbehoeften: mensen bij wie deze behoefte dominant is, streven naar
invloed en controle over anderen. Ze proberen posities te bereiken waarin
dat mogelijk is.
Affiliatiebehoeften: als deze behoefte dominant is, zijn mensen gericht op
het scheppen van goede relaties met anderen.
Situatie
Mensen worden gemotiveerd door externe krachten
Conditioneren
Positieve bekrachtiging: gevolgen zijn aantrekkelijk
Negatieve bekrachtiging: gevolgen zijn niet aantrekkelijk
Attributietheorie van Vroom en Kelley
De attributie theorie verklaart waarom mensen zich willen inspannen
Als ze het idee hebben dat ze met hun inspanning iets bereiken doen ze het ook
Attribueren is het proces waarin mensen proberen te achterhalen wat
de oorzaken zijn van hun eigen gedrag en het gedrag van anderen
Interne attributie: hierbij komt iemand tot de conclusie dat hij de enige
is die het fout of juist goed doet, en dat dit dikwijls het geval is, dan zal
hij de oorzaak bij zichzelf zoeken
Externe attributie: als andere ook regelmatig en in vergelijkbare
omstandigheden falen, dan zal iemand de oorzaak sneller buiten
zichzelf zoeken.
Zelfdienende vertekening: mensen hebben de neiging om selectief te
werk te gaan en positieve zaken eerder aan zichzelf toe te schrijven, en
negatieve zaken eerder aan omgevingsfactoren
Fundamentele attributiefout: deze fout ontstaat omdat mensen de
neiging hebben de oorzaken van gedrag bij andere personen eerder toe
te schrijven aan de eigenschappen van die persoon, dan aan de
omstandigheden
Attitudes
Een attitude is een redelijk
stabiele houding die iemand