Orthopedagogiek
DEEL 1: Probleemgedrag
1 Wat is probleemgedrag?
1.1 Inleiding
Probleemgedrag in de omgeving heersende normen en regels worden overschreden de
jeugdige vind de ouder vaak problematisch probleemgedrag wordt dus door de betrokkenen niet
altijd eenduidig ervaren (subjectief)
Van invloed:
-frequentie vaker is problematischer
-duur langer is problematischer
-omvang één of meerdere situaties waar het gedrag voorkomt?
-gevolgen consequenties voor de omgeving en degene zelf
Gedragsproblemen verwijzen (bijna altijd) naar onderliggende disfunctionerende psychische
processen en problematische (gezins)omgeving
1.2 Normaal – abnormaal
Normaal gedrag gedrag dat door de meeste mensen wordt vertoond
afwijkend/abnormaal gedrag dat door een klein deel van de mensen wordt geuit
1.3 Aangepast – onaangepast
Onaangepast gedrag altijd probleemgedrag (gaat men vanuit)
Nuancering:
-Niet ieder conflict met de omgeving of de samenleving wordt als probleem beschouwd
Menselijke behoeften:
-Erbij horen
-Creativiteit
-Identiteit
-Eigen referentiekader
Ongezonde samenleving wanneer deze behoeften worden geblokkeerd (autoritaire of repressieve
samenlevingen)
1.4 Gezond – ziek
Wie geen last heeft van ziekten, is gezond. (psychisch en lichamelijk)
Belangrijke kenmerken van geestelijke gezondheid:
-positieve houding tegenover jezelf
-ontwikkeling en zelfactualisering
-harmonieuze integratie in de samenleving
-zelfstandig, onafhankelijk en autonoom optreden
-accurate perceptie van de externe omgeving
-adequate omgang met de directe omgeving
,1.5 Nogmaals: probleemgedrag
Probleemgedrag als ouders, leerkrachten en andere personen dit gedrag beschouwen als strijdig
met de door hen en de samenleving gehanteerde normen en regels (normen en waarden) en/of
wanneer deskundigen dit gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide kenmerken inzake
psychische (on)gezondheid (feitelijke en inhoudelijke kennis m.b.t. probleemgedrag)
1.8 Comorbiditeit
Comorbiditeit problematische jeugdigen hebben vaak meerdere problemen tegelijkertijd. het
naast elkaar bestaan van twee of meer afzonderlijke stoornissen of syndromen binnen hetzelfde
individu
2 Eerste typeringen uit de psychiatrie
2.1 Inleiding
Drie categorieën in de psychiatrie:
-psychosen
-neurosen
-persoonlijkheidsstoornissen
2.2 Psychose
Psychose ernstige psychische stoornis gekenmerkt door disfunctioneren van de waarneming, het
denken, de emotie en de spraak. gedrag is storend, onvoorspelbaar en bizar voor de omgeving
Meest bekende symptomen hallucinaties en waanvoorstellingen
Drie vormen:
-Schizofrenie
-Paranoia
-Manisch-depressief of bipolaire stoornis
Oorzaak:
-Biologische etiologie 1. Sprake van organisch defect 2. Sprake van verstoorde biochemische
verhouding
-omgevingsinvloeden 1. Stress-inducerende gezinspatronen 2. Double blind situatie (blz 35)
2.3 Kinderpsychose
Veel is hetzelfde als bij een gewone psychose, hier bespreek ik enkele verschillen
In de ontwikkelingsfase kunne verschillende psychose typen zich voordoen:
-Organische psychose gevolg van hersenletsel na ongeluk of ziekte
-Korte reactieve psychose gevolg van extreme stress
-Drug geïndiceerde psychose gevolg van extreem drank- en/of drugsgebruik
-manisch-depressieve stoornis late adolescentie eerst manische periode, dan normaal
functioneren, dan depressieve fase, enzovoort
-Schizofrenie stoornis in interpersoonlijke relaties, motorisch gedrag, cognitieve functies, taal en
(emotionele) gedragingen
-Symbiotische psychose moeder en kind kunnen en willen niet zonder elkaar (niet echt psychose)
,2.4 Neurose
Breed gebied van onaangepast gedrag neurose vooral angst staat centraal
Ieder mens maakt defensiemechanismen eigen, die helpen om met de omgeving om te gaan. Bij een
neurose zijn de defensiemechanismen onvoldoende en eenzijdig ontwikkelt.
Kenmerken: gevoel van zorg, ongelukkig zijn en lichamelijke klachten als slapeloosheid, hoofdpijn en
sterk transpireren
Verschillende typen:
-Hypochondrie overbezorgdheid voor en een overdreven angst om de eigen gezondheid
-Fobie extreme angst
-Dwangneurose gedachten of handelingen die zich steeds herhalen en waar niet tegen te
verzetten valt
-depressie aanhoudende gevoelens van diepongelukkig zijn
-angstreacties plotselinge, regelmatige optredende gevoelens van hevige onverklaarbare angst
-dissociatieve stoornis gedeelte van de persoonlijkheid is in het bewustzijn en bepaalde
herinneringen zijn vergeten; amnesie
-conversie reactie gestoord motorisch en sensorisch functioneren met uitval van lichamelijke
functies (zoals verlamming)
2.5 Persoonlijkheidsstoornissen
diep ingeslepen, gefixeerde rigide vormen van onaangepast gedrag, dan de betrokkene makkelijk
in ernstig conflict met de omgeving brengt
Typerend personen voelen weinig angst, wanhoop en schuld. vaak agressief gedrag en weinig
controle over eigen impulsen (vroeger: psychopaten)
Emotionele onthechting gebrek aan sensitiviteit op zowel het persoonlijke als interpersoonlijke
vlak. Gedragingen worden niet geremd door het geweten. Ze lijken kil, hard en gevoelloos
Sociale onthechting ernstige sociale ontworteling. Ze domineren, manipuleren en intimideren de
omgeving. (thrill-seeking moet compenseren dat ze geen gevoelens hebben)
3 Classificaties van probleemgedrag
3.1 Inleiding
Classificeren het systematisch ordenen en groeperen van probleemgedragingen op basis van
gelijke eigenschappen en onderlinge relaties (er wordt gelet op onderscheiden gedragsbeelden van
jeugdigen, ontstaan van het beeld en implicaties van de interventies (behandeling, prognose))
Voordeel: bevorderen van de onderlinge communicatie tussen collega’s
Bezwaar: mensen worden gelabeld en individuele problematiek wordt uit het oog verloren
Classificeren is te beschouwen als onderdeel van diagnostiek diagnostiek is een bepaald beeld van
de problematiek van de jeugdige verkrijgen, classificeren is veel algemener
3.2 De klinische benadering
een classificatie systeem gebaseerd op identificeren van bepaalde typen stoornissen en hun
symptomen voorvloeiend uit de lange traditie van de klinische praktijk
, 3.2.1 Het GAP-systeem
10 hoofdcategorieën die globaal gestoorde gedragingen onderbrengen:
1. Gezonde reacties om te vermijden dat clinici kleine problemen overdrijven en onderbrengen bij
pathologische problemen. Hier wordt intellectueel, sociaal, emotioneel, persoonlijk, adaptief en
psychosociaal functioneren van het kind gezien in relatie tot eventuele ontwikkelings- en situationele
crises.
2. Reactieve problemen problemen die het resultaat zijn van ongunstige situationele factoren.
3. Fase-typische problemen hangen sterk samen met de ontwikkelingsfase waarin het kind zich
bevindt en stijgen uit boven de normale variatie aan problemen die men mag verwachten
4. Neurotische problemen H2.4
5. Pyschopathiforme problemen H2.5 persoonlijkheidsstoornis
6. Psychotische problemen H2.2 en H2.3
7. Psychofysiologische problemen problemen die voortvloeien uit de interactie tussen somatische
en psychologische factoren. Vaak zichtbaar in het organische deel dat door het autonome
zenuwstelsel wordt gereguleerd. Maagstoornissen, hartklachten, ademhalingsproblemen en
dergelijke
8. Hersenbeschadigingen syndromen kunnen van acute en chronische aard zijn. Problemen
hebben betrekking tot de oriëntatie, beoordeling, geheugen en andere cognitieve functies
9. Geestelijke achterstand problemen die betrekking hebben op een evident laag intellectueel
functioneren gepaard met aanpassingsproblemen
10. Andere problemen
3.2.2 Het DSM-systeem
Diagnostic and Statistical Manual (1952) DSM I
classificatiesysteem van psychische stoornissen gericht uitsluitend op volwassenen
1968 versie voor kinderen en adolescenten
DSM III American Psychiatric Association (1980) herziening van beide eerdere systemen
multi-axiale benadering :
As I: Klinische syndromen die bedoeld zijn om stoornissen vast te leggen, waarvan de symptomen
niet een onderdeel zijn van persoonlijkheidsstoornissen en ontwikkelingsstoornissen
As II: Persoonlijkheidsstoornissen en ontwikkelingsstoornissen
As III: Lichamelijke stoornissen en ziektes
As IV: Ernst en aard van de psychosociale stressfactoren
As V: Niveau van functioneren gedurende het afgelopen jaar
As I en II geven info nodig voor eerste aanzet van diagnose, overige assen geven aanvullende info
voor opstellen van behandelingsplan
3.2.3 Het ICD-systeem
Classificatiesysteem International Classification of Diseases laatste versie: ICD-10
jeugdige stoornissen zijn hierin uitgebreid
5 assen:
-Klinisch psychiatrische syndromen
-Specifieke achterstanden in ontwikkeling
-Intellectuele ontwikkeling
-Medische condities
-Afwijkende psychosociale situaties