Prestatiepsychologie 1 Hoofdstuk 4 Sportpsychologie (Bakker en Oudejans)
Emotie
-> Gevoel, stemming en emotie hangen met elkaar samen, maar zijn te onderscheiden
Stemming
-> Wat voor bui iemand heeft. Gematigder dan emotie. Gaat geleidelijk en ontwikkeld zich.
Gematigde gevoelstoestand/affectieve toestand.
-> Je kijkt hierdoor ergens op een bepaalde manier naar.
Emotie
-> Reactie op iets of iemand, een gebeurtenis of een situatie. Is altijd gekoppeld aan een
actie.
Gevoel
-> Subjectieve ervaringen. Aanhoudende emotie, op basis van eigen ervaringen. Is subjectief.
Kunnen op twee dimensies variëren.
1. Hedonistische toon van de ervaring, uiteenlopend van prettig (heeft aantrekkingskracht)
tot onprettig (is te vermijden).
2. Activatie, variërend van kalm tot opgewonden.
-> Dimensies zijn onafhankelijk van elkaar (Buckworth & Dishman, 2002)
Opgewonden Kalm
Prettig Blij Tevreden
Onprettig Boos Verdrietig
Gewenning of niet
Wet van Gewenning (Frijda, 1987) -> Positieve emoties went. (Het ebt weer weg en duurt
niet eeuwig). Negatieve emoties niet altijd (boosheid ebt weer weg, maar verdriet kan heel
groot zijn en lang duren of nooit meer weggaan)
Drie categorieën van sterke fysiologische reacties bij emotie (Frijda, 1986)
1. Autonome reacties: Hartslag en bloeddruk stijgt, ademhaling verhoogt,
zweetafscheiding, enzovoort.
2. Hormonale reacties: Adrenaline komt vrij.
3. Neurale reacties: Breinactiviteit verandert.
Theorie van Frijda (1986)
Emoties worden opgewekt door gebeurtenissen. Ook de intentie van een gebeurtenis kan al
genoeg zijn om een emotionele reactie te veroorzaken (bijvoorbeeld een scheidsrechter die
naar zijn borstzak grijpt terwijl hij de kaart nog niet eens gegeven heeft). Het appèl van een
situatie is dus sterk (Wet van Appèl).
, Iedereen maakt een inschatting van een emotie. Die wordt beïnvloed door eerdere
gebeurtenissen, stemming en inschattingsgeneigdheden, maar ook de gebeurtenis zelf, de
interpretatie en de belangen en waarden van de persoon beïnvloeden dat.
Emotieregulering: Beïnvloeding emoties (Frijda)
Emoties worden beïnvloed doordat de interpretatie van de gebeurtenis veranderd (de
inschatting is goed of verkeerd, kijk objectief).
Daardoor wijzigt het belang (wordt minder zwaar, stel andere doelen)…
…en worden gevoelsreacties en fysiologische reacties beïnvloed (probeer gevoel te
relativeren).
Vervolgens worden de actietendensen gemodificeerd, wat het uiteindelijke gedrag bepaald
(verander je gedrag).
G-model RET
Gebeurtenis -> Interpretatie -> Gevoel -> Reactie -> Consequentie
Emotie Actietendens
Vreugde Dansen, springen, omhelzen
Verliefdheid Nabijheid geliefde zoeken, aanraken
Kwaadheid Slaan, schoppen
Droefheid Neiging niets te doen
Angst/vrees Vluchten, onzichtbaar worden
Wet van Geslotenheid (Frijda, 1987) -> Heeft geen zin om gerust te stellen, als iemand heel
erg gestrest is: iemand zit in emotie dus werkt niet. Zit in dierlijke brein
-> Slecht nieuws gesprek bij de dokter, ernstige blessure op cruciaal moment.
Triune brain
Stress heeft een trechter-effect
-> Het directe appèl, de opgeroepen emotie en de actietendens zorgen ervoor dat iemand
rationeel minder goed dingen kan overwegen. De stress zorgt ervoor dat de gedachten van
de neocortex (waar rationeel denken plaatsvindt), via het dierlijke brein naar het
reptielenbrein gaat, waardoor mensen niet in staat zijn om logischer na te denken. Dit zorgt
ervoor dat er soms andere keuzes worden gemaakt door de persoon die in de emotie schiet.
Emotieregulering: IZOF (Hanin, 1997)
Drie belangrijke uitbreidingen van idee zone van optimale spanning
1. Emoties kunnen worden onderscheiden op de dimensie plezierig/onplezierig hebben
positieve of negatieve gevoelswaarde