Welke kwalitatieve aansprakelijkheden voor personen zijn er en wat
zijn de eisen?
Kwalitatieve aansprakelijkheid bestaat in gevallen waarin iemand aansprakelijk is op grond van een
bepaalde kwaliteit waarin hij tot een ander of tot een bepaalde zaak staat. Hiervoor is geen
onrechtmatigheid of schuld vereist, het betreft aansprakelijkheid in hoedanigheid: de
aansprakelijkheid is gekoppeld aan het hebben van een bepaalde kwaliteit en berust niet op foutief,
eigen gedrag van degene op wie de aansprakelijkheid rust, er kan daarom ook wel gesproken worden
van risicoaansprakelijkheid.
Voor de artikelen 6:169 lid 2 t/m 6:172 BW is vereist dat door de persoon voor wie een andere
persoon worden aangesproken, zelf onrechtmatig heeft gehandeld. Ook moet die daad die ander
kunnen worden toegerekend, art. 6:162 lid 2 BW. De kwalitatieve aansprakelijkheden spelen geen rol
als de pleger van de daad zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond of
schulduitsluitingsgrond.
Kwalitatieve aansprakelijkheid kan bestaan voor:
Kinderen (art. 6:169 BW);
Ondergeschikten (art. 6:170 BW);
Niet-ondergeschikten (art. 6:171 BW);
Vertegenwoordigers (art. 6:172 BW).
Aansprakelijkheid van de werkgever
Werkgevers hebben een risicoaansprakelijkheid voor schade door hun werknemers aan derden op
grond van art. 6:170 lid 1 BW. Het gaat er hier om dat de werknemer een toerekenbare
onrechtmatige daad heeft gepleegd. In dat geval kan ook de werkgever worden aangesproken.
Het artikel kent vier elementen:
1. Schade aan derden
Schade mag dus niet aan de werkgever zelf zijn.
2. Fout van een ondergeschikte (onrechtmatige daad)
3. Functioneel verband
Een functioneel verband houdt in dat vereist is dat de kans op de fout, door de opdracht tot
het verrichten van de taak, is vergroot. Er moet dus voldoende verband zijn tussen de
opgedragen taak en de schade.
Ondergeschikt en zeggenschap
De functie van de werknemer is niet van belang, maar het is wel vereist dat de werkgever
‘zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen’. Het is niet van belang of ze
waren opgedragen aan de werknemer, beslissend is of de werkgever instructies met betrekking tot
de gedragingen had kunnen geven.
Of sprake is van zeggenschap, hangt af van alle relevante omstandigheden van het geval,
bijvoorbeeld het tijdstip waarop en de plaats waar de gedraging is verricht, de aard van de gedraging
en eventueel een geschapen mogelijkheid de fout te maken of ter beschikking staande middelen.
Functioneel verband: kansvergroting en zeggenschap
Lid 1 vereist dat de kans op de fout is vergroot door de opdracht tot het verrichten van de taak van
de werknemers. Beslissend is of er voldoende verband bestaat tussen de opgedragen taak en de
schade, het gaat hier om een ‘functioneel verband’. Bovendien moet de werkgever zeggenschap
1
, hebben over de gedragingen waarin de fout is gelegen (had de werkgever instructies kunnen
geven?), dit gebeurt al spoedig.
Een natuurlijk persoon als werkgever
Voor ondergeschikten die in dienst zijn bij een natuurlijk persoon, geldt een milder regime, art. 6:170
lid 2 BW. Beslissend is of de ondergeschikte bij het begaan van de fout handelde ter vervulling van de
hem opgedragen taak.
Onderlinge draagplicht van werkgever/werknemer
De werknemer en werkgever zijn beiden aansprakelijk ten opzichte van de benadeelde. In hun
onderlinge verhouding moet de schade door de werkgever worden gedragen. Tenzij: dit is anders in
het geval van opzet of bewuste roekeloosheid. In dat geval moet de schade worden gedragen door
de ondergeschikte, art. 6:170 lid 3 BW. Er is tenminste een ernstig verwijt van de werknemer vereist.
GROOT KIEVITSDAL
Tijdens een bedrijfsfeest wordt er in een van de zalen van partycentrum Groot Kievitsdal
gebarbecued. In de zaal stonden vijf tafels met op elke tafel een olielamp gevuld met lampolie. Nadat
de barbecue geëindigd was, gooiden twee werknemers lampolie op de nog hete barbecue, waardoor
er vlammen werden veroorzaakt en er een grote brand ontstond. Door de brand is het
restaurantgedeelte van het partycentrum volledig afgebrand. De verzekeraars van Groot Kievitsdal
hebben in totaal een bedrag van bijna 6 miljoen euro uitgekeerd. Dit bedrag dekte echter niet de
gehele schade, waardoor Groot Kievitsdal het bedrijf van de werknemers heeft aangesproken voor
vergoeding van de rest van de schade.
Het hof overwoog dat het feest door het bedrijf voor de werknemers was georganiseerd. Het feest
was een jaarlijks bedrijfsuitje waar alle werknemers voor uitgenodigd waren, zij waren echter niet
verplicht om hier aanwezig te zijn. Gezien het feit dat enkel de werknemers, niet hun partners,
aanwezig waren en het vooral om de onderlinge gezelligheid ging, kan er worden gezegd dat het
feest is georganiseerd met het oog op de saamhorigheid in het bedrijf en op de motivatie van de
werknemers. Bovendien trad het bedrijf naar buiten als een eenheid op tijdens de bedrijfsdag en
spraken de verantwoordelijke werknemers tegen de politie over ‘hun baas’. Het hof acht derhalve
aannemelijk dat er een voldoende nauwe band tussen de gebeurtenis en het werknemerschap is
geweest. Aangezien de werkgever niets gedaan heeft om het ongeval te voorkomen acht het hof de
werknemer aansprakelijk voor de schade uit hoofde van art. 6:170 BW, mits kan worden vastgesteld
dat de schade het gevolg is van een fout van een of meerdere werknemers.
Hoge Raad
Aanwezigheid bij het feest had niets te maken met een opgedragen taak. De werknemers waren niet
verplicht om te komen en hadden ook geen morele plicht om daar te zijn.
Maar, gelet op de omstandigheden is de werkgever toch aansprakelijk:
Voldoende nauwe band met taak: condicio sine qua non-verband, aangenomen tussen de
arbeidsverhouding en de schade.
Directeur werd tijdens het feest ook gezien als baas: zeggenschap.
Voor de exploiteerder van het restaurant traden de werknemers en werkgevers als eenheid
naar buiten. Zij straalden dus uit het bedrijf te zijn.
Directeur heeft niet geprobeerd het ongeval te verhinderen. Integendeel: hij moedigde het
aan waardoor het hem verweten kan worden.
De Hoge Raad gaat dus mee in de redenering van het hof en stelt dat voor toepassing van art. 6:170
BW niet van belang is dat de fout buiten werktijd gemaakt is, dat de fout geen verband hield met de
2