Leerling, onderwijs en begeleiding
samenvatting boek + aantekeningen
hoorcolleges
Deel 2
2023/2024, Sarah Groen
,Inhoudsopgave
Hoofdstukken 3
Hoofdstuk 1 3
Hoofdstuk 2 7
Hoofdstuk 3 10
Hoofdstuk 4 15
Hoofdstuk 5 21
Hoofdstuk 6 24
Hoorcolleges 30
Week 6 30
Week 7 33
Week 8 37
Week 9 40
Week 10 42
Artikel Blakemore opdracht 46
Artikel Koops en Crone samenvatting 47
Terugkomende begrippen
Comorbiditeit: meerdere stoornissen toegeschreven gekregen
Heterogeniteit: stoornis uit zich in verschillende manieren
Ethiologie: leer der oorzaken
1
,2
,Hoofdstukken
Hoofdstuk 1
Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen
1.2 Wat zijn gedrags- en emotionele problemen?
Onderscheid tussen
1) lichte tijdelijke problemen als reactie op nieuwe situaties
2) gedragingen die slechts in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen
3) gedragingen die leeftijds- of fasegebonden zijn
4) ernstige problemen → langdurig of blijvend in combinatie met andere problemen
en/of ernstig lijden tot gevolg hebben
Definiëren gedrags- en emotionele problemen
● Ontwikkelingsperspectief: gedrag past constant aan
● Continuümgedachte: gedrag is vaak niet anders dan andere kinderen, maar het is
wel frequenter, intenser, langduriger en in verschillende situaties aanwezig.
● Context: beoordeling of het in één of meerdere contexten voordoet
● Informant: gedrag van kind moet los gezien worden van beoordelaar. Ouders weten
vaak niet wat op een bepaalde leeftijd normaal is
1.3 Classificatie van gedrags- en emotionele problemen
Classificatie: systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van
gelijke eigenschappen en onderlinge relaties. Niet hetzelfde als diagnose.
Classificeren→ de problemen benoemen, verstaan we hetzelfde onder
aandachtsproblemen
Diagnostiek → hoe zijn de problemen ontstaan, hoe in stand gehouden, hoe behandeld,
wat is de prognose
DSM-systeem en ICD-systeem: uitgebreid overzicht van alle tot dusver in de westerse
wereld erkende klinische geestelijke gezondheidsstoornissen en andere aandoeningen die
een reden voor zorg kunnen zijn
→ problematieken van individuen beschrijven en classificeren in stoorniscategoriën
ICF-systeem: nadruk op functioneren en participeren van personen met stoornis of
aandoening als gevolg van een uitwisseling tussen persoonsgebonden en
omgevingsgebonden kenmerken.
➢ Leeftijdsbereik van bovenstaande systemen onbegrensd, wel zijn sommige
stoornissen leeftijdsgebonden (zindelijkheidsstoornis)
➢ Criteria: kernsymptonen, duur en aanvang symptonen, hoe erg de symptonen het
leven verstoord
➢ Nadeel: alles-of-niets karakter + niet altijd duidelijk of de stoorniscategorieën valide
zijn in andere culturen
ASEBA-systeem: dimensioneel classificatiesysteem dmv vragenlijsten. Individu neemt
relatieve plaats in ten opzichte van andere individuen in gedragsstoornis.
Nadeel: dimensionele karakter en comorbiditeit leidt tot minder scherpe diagnosestelling
3
,1.4 Epidemiologisch onderzoek naar gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en
jongeren
Epidemiologie: systematisceh studie naar de prevelantie en de verspreiding van een ziekte
of toestand in een bepaalde bevolkingsgroep, alsook naar de factoren die het voorkomen en
de verspreiding beïnvloeden.
● 10% van opgroeiende kinderen op enig moment ernstige problemen, waarvoor zorg
● Prevalentie gedrags- en emotionele problemen wereldwijd hoog, cijfers komen met
elkaar overeen
Geslacht
● Prevalentie bij jongens hoger, verhouding 2:1
● Jongens externaliserende problemen, meiden intranaliserend →
biologisch-genetische invloeden, maturatie en socialisatieprocessen
Leeftijd
● Ouder → meer externaliserend en pscyhosomatisch (vb. hoofdpijn)
Sociale milieu
● prevalentie hoger bij zwakkere sociale milieus
→ veel negatieve invloeden
Bij sterkere sociale milieus biedt omgeving compensatie aan genetische factoren
● Meeste gedragsproblemen consistent, kleine toename in frequentie en intensiteit
maar geen afname zonder hulp
● Problemen breiden zich later uit over meer domeine van het leven (gezin, school)
1.5 Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
Problemen waarvoor hulp gezocht wordt, hebben een lange geschiedenis waarbij meerdere
factoren elkaar beïnvloeden.
Factoren gesitueerd binnen modellen, uitgangspunten:
● multicausaliteit van problemen: altijd een gevolg van combinatie van factoren en
niet van alleen de omgeving of alleen het kind
● operationalisering in termen van risicofactoren en protectieve factoren (factoren
kunnen binnen kind, omgeving of gezin)
● cumulatiehypothese: kans op ontwikkeling van gedragsproblemen wordt groter
naarmate minder risico en meer protectieve factoren
Biologische factoren (nature)
→ gedragsproblemen ontstaan door genetica
● Neuroanatomische invalshoek: gedragsproblemen verklaren vanuit disfuncties op
het niveau van de structuur van de hersenen. Welke hersenstructuren
verantwoordelijk voor welk gedrag?
● Neurofunctionele invalshoek: gedragsproblemen verklaren in termen van
niet-optimale activatie van bepaalde hersenregio’s. Hersenpatronen van onder- en
overactivatie gerelateerd aan kwaliteit prestatie
● Neurochemische invalshoek: relatie tussen chemische processen in de hersenen
en gedrag. Verstoringen in de processen leiden tot afwijkend gedrag. Vb. te lange
activitatie van cortisol mechanisme = schadelijk.
→ sterk empiriche significantie
4
, Leerervaringen (nature)
→ al het gedrag, zowel aangepast als gedragsproblemen, betekenisvol en resultaat van
leerproces
1) klassieke conditionering: hoe de omgeving begrijpen + wat van omgeving
verwachten. 2 gebeurtenissen die vaak samen komen worden aan elkaar gekoppeld.
VB. gepest worden (onvoorwaardelijke prikkel) gevolgd door negatieve emoties
(onvoorwaardelijke reacties)
2) operante conditionering: hoe leren reageren op omgeving. Als bepaald gedrag
meer winst oplevert zullen ze dit gedrag vaker uitvoeren (beloning)
Coërcief omgangspatroon: kind leert dat het zijn zin krijgt bij bepaald negatief gedrag, dit
gedrag neemt toe en verplaatst naar andere situaties ← verklaring ongehoorzaamheid
Als kinderen via opvoeding en door de aanwezige gezinsdynamieken leren dat ze niet
kunnen vertrouwen op de ouder als een beschikbare bron van steun en zorg → grotere kasn
gedrags- en emotionele problemen ← Gehechtheidstheorie
Zorg door ouders beïnvleod stressgevoeligheid van kinderen → expressie van genen wordt
beïnvloed door de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan
5% prevalentie ADHD
- Ouders, broers en zussen van kind met ADHD tot 8 keer meer kans om ook aan
criteria ADHD te voldoen
→ hogere nature bij ADHD dan nurture
+ ouders met zelf ook ADHD, minder in staat structuur te geven aan kind dus daarom
misschien ook groot deel nurture
1.6 Diagnostiek van gedrags- en emotionele problemen
1) Onderkennende of classificerende diagnostiek
Vooraf gezegd dat kind een probleem heeft → classificeren in juiste categorie
- verkennend interview
- vragenlijsten
Naam geven aan problemen
+ vermakkelijkt communicatie tussen hulpverleners
+ wegnemen schuldgevoelens ouder en kind
2) Verklarende diagnostiek
Condities opsporen die een probleem hebben doen ontstaan, in stand gehouden of
versterkt.
Biologische verklaringen en verklaringen op leerervaringen
Formeel hoeft verklarende diagnostiek niet tot behandeling te leiden
3) (Be)handelingsgerichte diagnostiek
Inzicht krijgen in de verschillende factoren die samenhangen met de problemen en
acherhalen hoe deze kunnen worden beïnvloed om het probleem te verminderen of
te elimineren.
Meer dan alleen classificeren en verklaren, ook hoe verandering het best kan worden
aangepast
5