Leidinggeven samenvatting
Leerstof:
De leraar in beeld 2.1 Boek
Lessen in orde op de basisschool 4.1-4.6 en 7 Boek
Pedagogische tact 2.4 Boek
Gemotiveerd leren en lesgeven 1.3 Online document
De gemotiveerde leerling 4.5-4.6 Online document
Inleiding Groepsdynamiek 7.6-7.8 Online document
De leraar in beeld // 2.1
2.1 / Interactie: volgen en leiden
- Om goed af te stemmen op de leerlingen, moet de leraar
o De signalen van leerlingen zien en kunnen interpreteren (sensitief zijn)
o Zijn gedrag afstemmen op hun onderwijsbehoeftes (responsief zijn)
- Aspecten leraarcommunicatie:
o Oogcontact, lichaamstaal, mimiek, positie, alertheidssignalen, stemgebruik,
taalgebruik, ontvangstbevestiging, humor, beurtverdeling.
- Oogcontact: in het zicht
o Leerlingen willen gezien worden, dan zullen ze makkelijker een relatie met je
opbouwen.
o Rondkijken: leerlingen aankijken, ook achterin. Gaat er niet om dat je de leerling ziet,
maar dat de leerling zich gezien voelt.
- Lichaamstaal
o Krachtige lichaamstaal: open, groot, breed. Niet-krachtig: gesloten en klein.
o Wat je zegt, moet passen bij je uitstraling.
o Zes rollen van de leraar (Slooter) Gastheer, presentator, didactius, pedagoog,
afsluiter en coach. Bij iedere rol ander gedrag.
- Mimiek
o Open blik straalt vertrouwen uit. Verbetert de sfeer en het onderlinge contact.
- Positie
o Centrale positie: je kunt alle leerlingen zien, maar andersom ook.
o Dichter naar de leerling toe om contact te maken.
o Bij uitleg 1 op 1, op gelijke hoogte van de leerlingen doen.
- Alertheidssignalen
o Verbale alertheidsignalen (mondeling aandacht krijgen)
Welkom heten, openingswoord
Gewenst gedrag benoemen, (we gaan beginnen)
o Non-verbale alertheidsignalen (gebaren, houding – aandacht krijgen) BIJV:
Hand opsteken, handen klappen
Positieve gebaren bij gewenst gedrag (duim, knikje)
Kleine negatieve initiatieven: klein contact, de aandacht weer terug.
, - Stemgebruik
o Attractief stemgebruik = bevat veel nuances, is goed verstaanbaar, afwisseling hoog-
laag, hard-zacht, langzaam-snel ….
o Niet persé boven groep uit willen komen, in de praktijk blijkt dat door zachter te
gaan praten en bewust stiltes laten vallen de groep rustiger wordt.
- Taalgebruik
o Relatie of inhoud
Taal die je gebruikt bij de start van het contact moet gericht zijn op de
verbinding, relatie op de leerlingen. Niet op de inhoud als eerste.
o Verbindend
Zorgt dat je een onderdeel van de groep bent
o Ondersteunend
1. Benoemen van situatie en emotie
a. Ik schrijf even op, ik ga eens kijken, ik vertel zo…. Etc……
2. Ondersteunen (komende) handelingen van leerlingen met taal
a. We gaan eerst…. En daarna …… ik zie dat je …….
3. Ondersteunen van emoties van de leerlingen met taal
a. Empathisch reageren, gevoelens opmerken.
b. Je kijkt niet blij. Wat is er?
4. Gewenst gedrag benoemen
a. Concreet
b. Positief
c. Neutraal geformuleerd
d. Niet vragend
e. Ondersteunend (helpend ipv corrigerend)
f. Aansluiten (ontvangstbevestiging)
- Ontvangstbevestiging
o Verbinding maken met de ander. De leerlingen merken dat je hen volgt.
o Non-verbale ontvangstbevestiging (lichaamstaal)
Gezichtsuitdrukking (knipoog)
Hoofdbewegingen (knikken)
Gebaren (duim)
o Verbale ontvangstbevestiging (woorden)
Herhalen, controleren of samenvatten van de ander
Complimenten
- Humor
o Sfeer van samenhorigheid en ontspanning. Sfeer ontspannen.
- Beurtverdeling
o Basisvorm beurtverdeling, stappenplan
1. Vraag stellen aan de groep
2. Rondkijken en denktijd geven (evt. herhalen vraag in andere woorden)
3. Opening van de beurt
4. Verbreden van de beurt naar de groep
a. Ben jij het er mee eens?
b. Wie heeft er nog een aanvulling?
c. Wie dacht wat anders?
5. Afsluiten van de beurt (samenvatten, vragen of er nog vragen zijn).