Samenvatting PDL Arbeidsrecht & sociale zekerheid
Hoofdstuk 1 Inleiding tot het Nederlandse recht
1.1 Inleiding
De wet maakt een onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Natuurlijke personen
zijn alle mensen. Rechtspersonen zijn organisaties die als zodanig door de wet aangewezen worden,
met eigen rechten en plichten. Een natuurlijk persoon neemt altijd rechtstreeks deel aan het
economisch verkeer, terwijl een rechtspersoon altijd vertegenwoordigd wordt door een natuurlijk
persoon, bijvoorbeeld een statutair directeur.
Het recht dat in Nederland van kracht is, halen we uit:
• Gewoontes;
Dit zijn dingen die niet zijn vastgelegd (ongeschreven regels), maar die wel door iedereen
worden gedaan en men acht dat je je hieraan houdt.
• Wetten en wetboeken;
Alle vastgelegde wetten/regels. Het vastleggen van wetten noemen we codificatie.
• Jurisprudentie;
Uitspraken van rechters die bijdragen aan de uitleg van een wet/regel. Bijvoorbeeld; wat is
pluimvee? Is dit alle dieren die voor consumptie worden gebruikt, of ook een kanarie?
• Internationale verdragen.
Alle regels die tussen landen zijn vastgelegd. Denk bijvoorbeeld aan de Europese Unie en de
EU-richtlijnen die zijn opgesteld.
1.2 Indeling van het recht
Hierboven is onderscheid gemaakt tussen geschreven en ongeschreven regels. Daarnaast ook
nationaal en internationaal recht. De volgende indelingen komen we ook in het recht tegen.
• Publiekrecht en privaatrecht;
• Dwingend recht en aanvullend recht;
• Materieel recht en formeel recht.
Publiek- en privaatrecht
Het privaatrecht regelt het recht tussen burgers onderling. Als burgers worden beschouwd:
privépersonen, ondernemingen en overheidsinstellingen die niet optreden als overheid. Voorbeelden
van privaatrecht zijn regels over het huwelijk, de koopovereenkomst, de arbeidsovereenkomst en over
de ondernemingsraad.
Het publiekrecht regelt de verhouding tussen de overheid en de burgers en verhoudingen tussen
overheden onderling. Voorbeelden van publiekrecht zijn de belastingwetten, de sociale
verzekeringswetten en het strafrecht.
Dwingend- en aanvullend recht
In het privaatrecht is het onderscheid tussen dwingend en aanvullend recht ontzettend belangrijk.
Onder het dwingend recht verstaan we de regels waarvan niet mag worden afgeweken, ook al zouden
partijen dit willen. De wetgever wil met het dwingend recht de zwakkere in de samenleving
beschermen, denk bijvoorbeeld aan bescherming van de huurder of de consument.
Een afspraak die in strijd is met een dwingende wetsbepaling is nietig. Dat houdt in dat deze afspraak
geacht wordt nooit te hebben bestaan. Een niet-bestaande afspraak hoef je niet na te komen. Een
voorbeeld van een dwingende regeling is dat een werkgever het minimumloon moet betalen. Het is
wel toegestaan om een betere regeling af te spreken.
In het arbeidsrecht kennen we, naast het dwingende recht, ook nog een aantal vormen van
gedeeltelijk dwingend recht:
• Het driekwart-dwingend recht
Bij driekwart-dwingend recht zijn afwijkingen van de wettelijke regels toegestaan per collectie
arbeidsovereenkomst (cao). In de cao kunnen dus andere afspraken zijn gemaakt dan de
Pagina 1 van 55
, driekwarts-dwingende rechtsregels. Voorbeeld: het afspreken van een twee maanden proeftijd, bij
een arbeidsovereenkomst korter dan twee jaar. Wettelijk is bepaald dat dit maar één maand is.
• Het semi-dwingend recht:
Bij semi-dwingend recht mogen werkgever en werknemer alleen afwijken van de wettelijke regels
als dit schriftelijk gebeurt. Voorbeeld: de lengte van de opzegtermijn, werkgever en werknemer
kunnen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst een andere regeling dan de wettelijke afspreken.
• Het vijfachtste-dwingend recht:
Van vijfachtste-dwingend recht kan, net als bij driekwart-dwingend recht, worden afgeweken bij
cao, maar ook, als een cao ontbreekt, door middel van een schriftelijke overeenkomst met de
ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Denk aan de volgende bepalingen: Wet
flexibel werken, Arbeidstijdenwet en Wet arbeid en zorg.
Tot het aanvullend recht verstaan we rechtsregels waarvan partijen mogen afwijken. De regels van
aanvullend recht gelden als de partijen zelf geen afspraken hebben gemaakt. Aanvullend recht komt
in het arbeidsrecht minder voor van bijvoorbeeld bij de koopovereenkomst.
Materieel- en formeel recht
Materieelrecht bevat de rechtsregels waaraan iedereen zich moet houden. Het formeel recht geeft
regels over de manier waarop procedures gevoerd moeten worden, het proces recht.
1.3 Regels in het recht
Functionarissen in de rechterlijke macht
Tot de rechterlijke macht behoren de rechters (de zittende magistratuur*) en de officieren van justitie
(de staande magistratuur). Daarnaast zijn ook nog andere functionarissen bij de rechtspraak
betrokken, zoals griffiers, maar zij behoren niet tot de rechterlijke macht.
*Magistratuur: alle leden van de rechterlijke macht.
Rechters
De rechters spreken recht. Rechters worden door de Kroon voor het leven benoemd. Ze stoppen
meestal op 70-jarige leeftijd.
Officieren van justitie
De officieren van justitie zijn de vertegenwoordigers van het openbaar ministerie (OM). Het OM
vervolgt personen die een strafbaar feit hebben gepleegd.
Ondersteunende functionarissen
De griffiers verzorgen het administratieve werk. Zij notuleren, bereiden de vonnissen voor, verzorgen
de correspondentie e.d.
Het merendeel van de rechtszaken gaat over geschillen tussen burgers onderling. Dit zijn
zogenoemde civiele zaken. Bij civiele zaken heeft het OM over het algemeen een beperkte rol. In het
arbeidsrecht zal men het OM ook niet tegenkomen.
Advocaten
Bij civiele zaken worden beide partijen meestal vertegenwoordigd door advocaten. Bij de
kantonrechter en in bestuursrechtelijke procedures is het mogelijk zonder advocaat te procederen,
Pagina 2 van 55
,maar de complexiteit van het huidige rechtsstelsel zorgt er meestal voor dat een advocaat nodig is om
goed te kunnen procederen.
Plaats van het recht
Bij het besluit om een rechtszaak te beginnen, is het belangrijk te weten bij welk rechtscollege het
proces moet worden gevoerd. Hierbij staan twee vragen centraal:
1. Bij welk soort gerecht wordt het proces gevoegd (de absolute competentie)?
2. In welke plaats wordt het proces gevoerd (de relatieve competentie)?
De absolute competentie
De absolute competentie geeft aan welke rechterlijke instantie de bevoegdheid heeft een uitspraak te
doen in een rechtszaak.
De relatieve competentie
De relatieve competentie geeft aan in werk geografisch gebied de rechter bevoegd is een zaak te
behandelen. Nederland is daarvoor in verschillende rechtsgebieden (arrondissementen) verdeeld.
Binnen een arrondissement zijn een aantal kantons te onderscheiden. Het is in de Wet op de
rechterlijke organisatie vastgelegd tot welk arrondissement of kanton een gemeente behoort.
Een procedure begint voor de rechter met een dagvaarding (onenigheid over regels) of met een
verzoekschrift (verzoek tot ontbinden). In de wet is aangegeven welke procedures beginnen met een
verzoekschrift en welke met een dagvaarding. Bij het arbeidsrecht moet men onder meer een
verzoekschrift indienen bij een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Een verzoekschrift wordt gestart met het verzenden van een verzoekschrift door verzoeker aan de
rechter, de rechter zendt het verzoekschrift vervolgens door aan verweerder voor een reactie.
Bij een procedure die start met een dagvaarding bezorgt de deurwaarder de dagvaarding bij de
gedaagde. We noemen dit het betekenen van de dagvaarding. In de dagvaarding wordt de gedaagde
uitgenodigd op een bepaalde datum bij de rechter te reageren op hetgeen eisen in de dagvaarding
heeft gevorderd. In civiele zaken is de rechter lijdelijk; hij wacht af wat partijen in het geding brengen.
De rechter neemt geen initiatief en gaat niet zelf op onderzoek uit. De civiele rechter zal zijn vonnis
uitspreken op grond van wat partijen stellen en wat zij in het geding willen brengen.
We kennen drie rechtscolleges die oordelen in privaatrechtelijke kwesties;
• De rechtbank;
• Het gerechtshof;
• De Hoge Raad.
De rechtbank
Tot de rechtbank rekenen we ook de sector kanton. De kantonrechter is een alleensprekende rechter.
Hij spreekt recht in de volgende gevallen:
1. Bij strafzaken: kleine overtredingen, bijvoorbeeld overtredingen van de Drank- en Horecawet,
de Jachtwet, en de Wegenverkeerswet.
2. Bij civiele zaken:
a. Alle vorderingen tot €25.000,-
b. Alle geschillen met betrekking tot arbeidszaken, consumenten(koop) en huurzaken.
Bij de kantonrechter kunnen partijen zelf hun zaak verdedigen. Zij zijn niet verplicht een advocaat in te
schakelen. De drempel om bij een kantonrechter te procederen is daardoor lager dan bij de rechtbank,
waar partijen wel vertegenwoordigd moeten worden door een advocaat. Bij arbeidsgeschillen is het
belangrijk dat deze mogelijkheid bestaat.
De uitspraak van de kantonrechter noemen wel een vonnis (bij dagvaardingsprocedures) of een
beschikking (bij verzoekschriftprocedures).
De rechtbank behandelt;
1. Bij stafzaken: grote overtredingen en misdrijven;
2. Bij civiele zaken:
a. Alle vorderingen voor een bedrag van €25.000,- en hoger;
b. Alle geschillen die niet in eerste instantie aan de kantonrechter moeten worden
voorgelegd.
Pagina 3 van 55
, 3. Bij bestuursrechtelijke zaken:
a. Ambtenarenzaken;
b. Sociale zekerheidszaken;
c. Allerlei andere geschillen met bestuursorganen.
De rechtbank kent zowel alleensprekende rechters als een college van drie rechters die gezamenlijk
recht spreken.
Het gerechtshof
Het gerechtshof houdt normaal gesproken ‘’meervoudig’’ zitting. Dat betekend dat drie rechters, de
raadsheren, de procedure behandelen. Het hof behandelt alleen zaken in hoger beroep van de
rechtbank (en dus ook van de kantonrechter). Hoger beroep wil zeggen dat één van de partijen na
een uitspraak van een lagere rechter het geschil opnieuw ter beoordeling voorlegt aan het
gerechtshof. De zaak wordt dan nogmaals geheel behandeld.
Ook bij het gerechtshof is sprake van verplichte vertegenwoordiging door een advocaat. De uitspraak
van het gerechtshof heet een arrest (bij een dagvaardingsprocedure) en een beschikking (bij een
verzoekschriftprocedure).
De Hoge Raad
De Hoge Raad is het hoogste rechtscollege van Nederland. Het rechtscollege dat een zaak behandelt,
bestaat uit drie tot vijf raadsheren (m/v). De Hoge Raad behandelt alleen zaken waarin de rechtsvraag
centraal staat of geschillen met de vraag of de rechtsregels goed zijn toegepast en/of de wet goed is
uitgelegd. De Hoge Raad beslist niet meer over de feiten zelf. De Hoge Raad beslist in principe in
laatste instantie.
De uitspraken van de Hoge Raad zijn erg belangrijk voor de rechtspraktijk. We kunnen gerust stellen
dat de jurisprudentie van de Hoge Rad het denken over bepaalde juridische problemen sterk
beïnvloedt. De uitspraken van de Hoge Raad worden door de lagere rechters regelmatig gebruikt als
maatstaf om de rechtsregels uit te leggen.
We noemen het aanhangig maken van een geschil bij de Hoge Raad ‘in cassatie gaan’. Partijen
moeten zich bij de Hoge Raad laten vertegenwoordigen door advocaten die bij de Hoge Raad zijn
ingeschreven. Deze advocaten zijn gespecialiseerd in cassatiezaken. De uitspraak van de Hoge Raad
heet een arrest of een beschikking.
De voorlopige voorziening, het kort geding
Een gerechtelijke procedure is meestal tijdrovend. Het kan soms maanden duren voordat een rechter
een uitspraak doet. Bij hoger beroep of cassatie komt het zelfs voor dat pas na enkele jaren de
definitieve uitspraak bekend is.
Soms is het echter noodzakelijk dat de rechter op korte termijn recht spreekt. De rechter kan dan een
voorlopige voorziening treffen tijdens een kort geding. De andere procedures worden ook
bodemprocedures genoemd, Een kort geding kan worden begonnen bij de rechtbank sector civiel, de
sector bestuur of bij de kantonrechter.
Om een kort geding te kunnen aanspannen, moet er sprake zijn van een spoedeisend belang, bij
arbeidsgeschillen waarbij de werknemer doorbetaling van het loon vordert, wordt meestal
aangenomen dat er sprake is van zo’n spoedeisend belang.
Een uitspraak in kort geding is uitvoerbaar bij voorraad: het vonnis van de rechter moet worden
uitgevoerd, ook al zou de andere partij hoger beroep aantekenen of in cassatie gaan. De nakoming
van een uitspraak in kort geding kan dus worden afgedwongen ondanks het feit dat de juridische
procedure nog niet is afgerond.
Pagina 4 van 55