Wetenschapsfilosofie
Week 1
Hoe komen we aan kennis? Het basisidee van de wetenschap en kennis is
ontstaan ten tijde van de wetenschappelijke revolutie.
Heel lang was in Europa het idee dat als je kennis wilt dat je via introspectie kan
begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Dat is een van de manieren waarop
de katholieke kerk probeerde de werkelijkheid te begrijpen. De wereld moet
logisch zijn, dus we kunnen die logica achterhalen en zo de wereld begrijpen.
Daar hoef je niks voor te meten, je moet gewoon goed nadenken.
Ten tijde van de wetenschappelijke revolutie gingen mensen op een
andere manier kennis verzamelen. Die mensen maakten grote vooruitgangen in
de wereld.
Empirisme = het idee dat je kennis krijgt door te observeren.
Mensen hebben geen aangeboren kennis. We hebben de mogelijkheid om te
leren, door systematisch ervaringen opdoen en observeren.
(basaal) empirisme (Chalmers)
Wetenschap = observeren feiten kennis
Drie componenten:
1. Observatie van feiten via zintuigen
2. Feiten gaan vooraf aan theorie
3. Feiten bieden een basis voor kennis
Er zijn echter een paar problemen met dit idee van hoe wetenschap zou moeten
werken.
Het eerste probleem is het idee dat wij de werkelijkheid kunnen
observeren en daardoor iets weten van de werkelijkheid. Probleem is dat wij
mensen zijn en de mens is niet goed in staat om de wereld om zich heen te
observeren. Dit wordt het probleem van homo mensura genoemd. het
probleem van de mens als maatstaf. Dat we niet buiten ons eigen denken
kunnen stappen. Het menselijk denken heeft een aantal beperkingen.
- Waarneming varieert, waarneming is feilbaar en waarneming is privé
o Waarneming varieert: welke kleur jurk (blauw of wit?)
o Waarneming is feilbaar: als je snel kijkt lijken alle lijnen schots en
scheef, maar als je er een liniaal langs legt, blijken alle lijnen
tamelijk recht te zijn
o Waarneming is privé: wat iemand ziet, ervaart, kan je nooit testen.
Het enige wat je kan doen is beschrijven wat je ziet, maar de
woorden voor wat we zien zijn niet gelijk aan wat we werkelijk
ervaren.
Ervaringen zijn niet overdraagbaar
Geen controle of we hetzelfde zien
Wetenschap publieke onderneming
Gevoelens, gedachtes en ervaringen zijn niet (direct)
meetbaar
De tweede aanname was dat het goed is om eerst feiten te verzamelen en dan
pas een theorie te ontwikkelen. Een probleem hierbij is dat je kennis nodig hebt
voor een juiste observatie. Een ander probleem is dat er kennis nodig is voor
gerichte observatie.
, Het is juist ook een theorie die het mogelijk maakt om goed te observeren.
Je moet niet objectief gaan observeren, maar juist heel gericht, systematisch en
doordacht. Zodat er al heel veel kennis is om onze observaties te sturen. Het
probleem daarvan zou kunnen zijn dat er dus geen neutrale observatie uitkomt.
Empirische cyclus
Deductie: hierbij wordt vaak gezegd van
het algemeen naar het specifieke. Dit is
echter niet compleet.
Wat dan wel: ‘als de premissen
waar zijn, kan de conclusie niet onwaar
zijn’.
Premisse: mensen zijn sterfelijk
Premisse: ik ben een mens
Conclusie: ik ben sterfelijk
Voordeel van deductie is dat als je zeker bent over je premissen, je ook zeker
bent van je conclusie. Maar het feit dat iets deductief is, betekent nog niet dat de
conclusie klopt. Daarvoor ben je altijd afhankelijk van de waarde van de
premissen. Een ander nadeel is dat deductie geen nieuwe kennis geeft.
Inductie: hierbij wordt vaak gezegd van het specifieke naar algemeen. Dit is ook
niet compleet.
Wat dan wel: ‘als een groot aantal Y’s zijn geobserveerd onder een groot
aantal condities en al deze Y’s bezitten zonder uitzondering eigenschap X, dan
hebben alle Y’s kenmerk X’.
Bijvoorbeeld je gaat criminologen observeren, onder een groot aantal
omstandigheden (Leiden, Rotterdam, Amsterdam en Duitsland) en al die
criminologen zijn vrouwelijk, dan kan je de conclusie trekken dat alle
criminologen vrouwelijk zijn. Zodra je een mannelijke criminoloog tegenkomt is
dat niet meer het geval.
Het probleem van inductie is hoeveel observaties moet je doen voordat je klaar
bent. je hebt niet alles gezien, dus er kan altijd nog een uitzondering zijn
waardoor je regel niet meer geld.
‘Jan is crimineel en dom
Robin is crimineel en dom
René is crimineel en dom
Koen is crimineel en dom
Conclusie: alle criminelen zijn dom’
Deze redenering blijft staan totdat je een crimineel tegenkomt die niet
dom is. Probleem is dus dat de volgende crimineel altijd slim kan zijn.
Abductie: aantal dingen bekijken en een logische sprong maken naar de meest
logische verklaring.
Minst krachtige/betrouwbare vorm van redeneren.
‘veel criminelen zijn arm
Armoede is niet leuk
Conclusie: armoede veroorzaakt criminaliteit’
, Het is geen deductie, want het is niet noodzakelijk waar. Ook is het geen
inductie. We hebben niet 100 keer gezien dat armoede een oorzaak is voor
criminaliteit. dus we maken een logische gedachtesprong naar de beste
verklaring.
Empiristen wilden observeren. Deductie werkt niet. dit valt, dit valt en dat valt
dus alles zal wel vallen. Nee, dat hoeft niet. het kan ook zijn dat sommige dingen
vallen. Het is geen noodzakelijk ware conclusie. Abductie, tot nu toe valt alles,
dus alles zal wel vallen. Dit is niet zo betrouwbaar, het is maar een goede gok.
Inductie is dan de meest logische oplossing. Dan zeg je dit valt, dat valt en dat
valt onder een groot aantal condities, dus alle Y’s zullen naar beneden vallen als
algemene regel.
Hume: inductie – een groot probleem
We hebben geen goede reden om aan te nemen dat de wereld van
vandaag lijkt op de wereld van gisteren. Morgen kan de volgende pen ineens
naar boven vallen, hoe weten we dat dat niet zo is. dat noemt hij de uniformity
of nature, inductie werkt alleen als je kan aannemen dat de wereld ongeveer
gelijk blijft.
Wat we moeten doen om inductie te bewijzen is dat we moeten bewijzen dat de
wereld ongeveer gelijk blijft. De natuur blijft gelijk. Je gebruikt hetgeen dat je wilt
bewijzen, ook in je argument. Dan krijg je een cirkelredenering. Als de uniformity
of nature klopt dan klopt de redenering, als de uniformity of nature niet klopt,
dan klopt de hele redenering niet.
Een cirkelredenering bewijst niks. Inductieprobleem: de enige manier om
inductie te bewijzen is via de uniformity of nature, de enige manier om de
uniformity of nature te bewijzen is via inductie.
‘gisteren viel een pen naar beneden (natuur blijft gelijk)
Eergisteren viel een pen naar beneden (natuur blijft gelijk)
Conclusie: pennen vallen altijd naar beneden’.
Dus kunnen we van feiten tot kennis komen?
Feiten kennis universeel
Deductie: betrouwbaar, geen nieuwe kennis.
Inductie: nieuwe kennis, onbetrouwbaar (Hume).
Abductie: makkelijk, onbetrouwbaar.
Conclusie: we kunnen niet met 100% zekerheid van bestaande kennis tot
nieuwe kennis komen.
Waarneming varieert
Feit via zintuig homo mensura Waarneming
feilbaar
Waarneming privé
Empirisme feit voor theorie kennis nodig voor juiste observatie
Kennis nodig voor gerichte observatie
Feit als basis van kennis specifiek universeel deductie
onbruikbaar
Inductie imperfect
Abductie imperfect
Week 2
Normen voor onderzoek