Lora Salmans
MENS &
GEZONDHEID
Samenvatting
,Gezondheid
De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van de dimensies van
Blaxter en de lekentheorie.
Gezondheid wordt beschouwd als een toestand van evenwicht tussen lichamelijk,
psychologisch, emotioneel en sociaal welbevinden.
Lekentheoriën:
Sociale representatie van gezondheid (Barbara Bauman, 1961): datgene wat bepaalde
groepen mensen onder gezondheid verstaan.
Gezondheid betekent ‘een overwegend gevoel van welzijn’
Gezondheid heeft te maken met ‘de afwezigheid van symptomen van ziekte’
Gezondheid is zichtbaar in ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in
staat is’
Gezondheidsgedrag: gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt,
dat is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden.
Blaxter:
Gezondheid als niet ziek: geen symptomen, geen bezoek aan artsen, daarom ben ik
gezond.
Gezondheid als bezit: uit een sterke familie komen, snel herstellen na operaties.
Gezondheid als gedrag: ‘zij zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen, sporten
enzovoort (meestal van toepassing op anderen)’.
Gezondheid als lichamelijk fitheid en vitaliteit: mannen zien dit als ‘zich fit voelen’ en
vrouwen zien dit als ‘zich energiek voelen’. Vrouwen zien gezondheid ook meer in
sociaal perspectief, in de vorm van levendig en goede relaties met anderen hebben.
Gezondheid als psychosociaal welzijn: gezondheid in mentaal opzicht
Gezondheid als functie: het vermogen om taken te verrichten, om te doen wat je wilt
wanneer je dat wilt, zonder belemmeringen van een slechte gezondheid of lichamelijke
beperkingen.
De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van het model van Huber.
Volgens het model van gezondheid van Machteld Huber wordt gezondheid niet alleen gezien als
de afwezigheid van ziekte, maar als het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen
regie te voeren in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Dit
model wordt vaak aangeduid als "positieve gezondheid" en benadrukt zes dimensies:
Lichaamsfuncties: Hoe goed functioneert het lichaam fysiek? Dit omvat aspecten zoals
vitaliteit, conditie, en het hebben van energie.
Mentale functies en beleving: Hoe voelt iemand zich mentaal en
emotioneel? Dit betreft onder andere veerkracht, zelfvertrouwen,
en emotioneel welzijn.
Zingeving: Wat is de betekenis van het leven voor iemand?
Dit kan betrekking hebben op zingeving, levensdoelen, en
spirituele overtuigingen.
Kwaliteit van leven: Hoe ervaart iemand zijn of haar leven
in het algemeen? Dit omvat tevredenheid met het leven, geluk,
en plezier in dagelijkse activiteiten.
Sociaal-maatschappelijke participatie: Hoe is de sociale interactie
en deelname aan de maatschappij? Dit betreft relaties met anderen,
sociale steun, en betrokkenheid in de gemeenschap.
Dagelijks functioneren: Hoe goed kan iemand de dagelijkse taken
uitvoeren? Dit heeft betrekking op het uitvoeren van werk, studie,
huishoudelijke taken, en het kunnen omgaan met dagelijkse uitdagingen.
,De student kan de verschillende factoren van het biopsychosociale model ontdekken in
een casus.
Biopsychosociale ziektemodel: het standpunt dat ziekten en symptomen door een
combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden
verklaard.
Lichamelijke factoren: de fysieke en biologische aspecten van de gezondheid.
Sociale factoren: de sociale context en relaties die de gezondheid beïnvloeden.
Culturele factoren: de culturele achtergrond en normen die gedrag en
gezondheidsopvattingen beïnvloeden.
Psychologische factoren: de mentale en emotionele aspecten van de gezondheid.
De student kan aangeven wat het onderscheid is tussen het biomedische en
biopsychosociale model.
Biomedische model: de opvattingen dat ziekten en symptomen een achterliggende
fysiologische verklaring hebben en dat daarmee ook genezing mechanistisch en rechtlijnig
werkt.
Verschillen:
Biopsychosociaal Model: Holistisch, multidimensionaal, erkent de invloed van
psychologische en sociale factoren naast biologische factoren, en heeft een breed scala aan
interventies.
Biomedisch Model: Reductionistisch, focust op biologische oorzaken en mechanismen, ziet
ziekten als universeel, en behandelt voornamelijk met medische ingrepen.
, Gezondheidsvaardigheden en gezondheidsgedrag
De student kan verschillende niveaus van gezondheidsvaardigheden ontdekken in een
casus
Functioneel: basiscompetenties die nodig zijn om dagelijkse taken uit te voeren en
informatie te verwerken, zoals lezen en schrijven, rekenen, zoeken op internet
Interactief of communicatief: het effectief begrijpen en uitwisselen van informatie met
anderen, zoals begrijpend lezen, abstract denken, hoofd- van bijzaken scheiden, reflecteren.
Maar ook: vragen durven en kunnen stellen.
Kritisch: betrekking op het analyseren, evalueren en toepassen van informatie om
weloverwogen beslissingen te nemen, zoals toepassen van informatie, ordenen,
vooruitdenken, prioriteiten stellen
De student kan de invloed van Sociaal Economische Status op gezondheidsverschillen
benoemen
SES bestaat uit een status en klassencomponent.
Status: leefstijl, aanzien, betere baan, hogere opleiding, meer aanzien.
Klassencomponent: materiële hulpbronnen, bijv. salaris.
Gezondsheidsverschillen: de verschillen in de gezondheid en levensverwachting tussen
verschillende groepen aanduidt.
Causale relatie, sociaaleconomische status en social drift: Sociale causaliteitsmodel stelt
dat een lagere sociaaleconomische status gezondheidsproblemen veroorzaakt. Social
drift veronderstelt dat mensen die gezondheidsklachten krijgen soms niet in staat zijn
hun baan te behouden of niet genoeg kunnen werken om hun levensstandaard te
handhaven.
Verschillen in gezondheidsgedrag: veronderstelt dat er in lagere sociaaleconomische
groepen meer gedrag wortd vertoond dat schadelijk is voor hun gezonheid, zoals
ongezonde eetgewoonten of roken.
Toegang tot de gezondheiszorg: de mate waarin mensen toegang hebben tot de
gezondheiszorg verschilt, afhankelijk van persoonlijke eigenschappen en het systeem
van persoonlijke eigenschappen en het systeem van gezondheidszorg in het land waar
iemand woont.
Omgevingsfactoren: veronderstelt dat mensen met een lagere sociaaleconomische
status vaker blotostaan aan een gevaarlijke omgeving die schadelijk is voor hun
lichamelijke gezondheid, zoals slechte woonomstandigheden.
Stress: stress kan leiden tot achteruitgang van de gezondheid. Mensen met een lagere
sociaaleconomische status ervaren meer stress dan mensen met een hogere
economsiche status en minder persoonlijke hulpmiddelen hebben om hiermee om te
gaan.
Sociaal kapitaal: de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de scoiale
organisatie vorm te geven. Deze hulpmiddelen vinden hun voedingsbodem in acties,
zoals gemeenschapactiviteiten, sociale steun, solidariteit en participatie.
Werk en stress: mensen uit een lagere economsiche status ervaren een hogere
mortaliteit als gevolg van factoren in de werkomgeving.
1. De eisen van werk